Het nieuwe feodalisme

Het feodalisme is een gelaagd machts-, bestuurs- en samenlevingssysteem, gebaseerd op een leenstelsel dat zich in grote delen van Europa ontwikkelde na de Val van het West-Romeinse Rijk (circa 500).

Het belangrijkste kenmerk van feodalisme is dat grondgebied door de eigenaar (destijds veelal de adel en de geestelijkheid) in gebruik wordt gegeven aan anderen waarbij bindende afspraken worden gemaakt over de wederzijdse rechten en verplichtingen. Het WEF lijkt dat een heel mooi systeem te vinden (“u zult niets bezitten en gelukkig zijn”) maar veel mensen associëren dat toch meer met het communisme.

Afb: Jean-Pol GRANDMONT / wikimedia

Volgens Marx (1818 – 1883) zou het kapitalisme “zijn eigen doodgraver” zijn, doordat het – vanwege de tendens tot vorming van supergrote ondernemingen en monopolies – in snel tempo de middenklasse van kleine ambachtslieden en winkeliers zou vernietigen. Deze middenklasse vormde een belangrijke steunpilaar voor de toenmalige – feodale én kapitalistische – heersende klasse, omdat zij net als die boven haar gestelde klassen, beducht was voor het ‘proletariaat’.

De steeds toenemende industrialisatie en vooral grootschaligheid zouden volgens Marx leiden tot overproductie. Dat zou dan weer leiden tot een toename van de werkloosheid waardoor de koopkracht afneemt en er nog meer productoverschot ontstaat. Zo zou een spiraal worden opgewekt waarbij overproductie en werkloosheid steeds verder toenemen.

Uiteindelijk blijft er dan, althans volgens deze opvatting(en), onvermijdelijk een klasse van super-kapitalisten over die alle productiemiddelen (en dus ook de producten) in bezit hebben. Het door hen verafschuwde ‘proletariaat’ echter, is in die situatie goed in staat om “te stemmen met de voeten” en de (over) geproduceerde goederen niet meer te kopen, waardoor de superkapitalisten geen of weinig afzet meer hebben en uiteindelijk dus ook weinig of geen inkomsten. Kortom: wat Marx voorspelde kon nooit uitkomen, omdat degenen die het kapitaal voor de superkapitalisten moeten opbrengen dat bij gebrek aan middelen simpelweg niet kunnen. Wie niet meer werkt (overbodig voor productie is) kan onmogelijk voldoende inkomsten hebben om te voldoen aan de kapitaalsvraag (omzet) van de superkapitalisten. Een gebrek aan betaalbare brandstof bijvoorbeeld, kan eenvoudig worden gecompenseerd door hout te stoken zoals ook in deze tijd al gebeurt.

Evenals de Pruisische (feodale) regering in de jaren rond 1850 deed (een verbod op het sprokkelen van hout in ’s Rijks bossen) proberen ook in onze tijd regeringen de consumentenmarkt te componeren. De verplichte ‘rookmelders’ in woningen zijn, zo durf ik wel te voorspellen, een aanloop naar uiteindelijk een verbod om thuis met open vuur (fossiel) te stoken en de burger te dwingen tot afname van voorgeschreven energie. Het componeren van de afzetmarkt gebeurt echter het meest door middel van subsidies en belastingen; subsidies op producten of productiemiddelen om de consumentenprijs te verlagen (en daarmee het afzetvolume te verhogen) of belastingen op minder welgevallige producten en productiemiddelen.

Dictatoriale overheid

De in Nederland verplichte verzekering tegen ziektekosten schetst de dictatoriale overheid nog het beste en vormt tevens een aanwijzing dat politici van de heersende politiek voortdurend onder invloed van grote conglomeraten staan. In termen van het denken door Marx: superkapitalisten. Het merkwaardige verschijnsel doet zich voor dat wanneer de (particuliere) verzekeraar te maken heeft met onvermogende clientèle (in Nederland zijn dat momenteel ca. 1 miljoen mensen) de overheid zich garant stelt voor betaling van verzekeringspremies en de desbetreffende (onvermogende) burgers nog eens opzadelt met 25% extra kosten: boete. Kortom: wie de van overheidswege opgelegde kosten niet kan betalen, moet vervolgens nog méér betalen.

In die systematiek is de prijs niet langer het resultaat van vraag en aanbod, maar is de samengestelde consumentenprijs (b.v. verzekeringspremie incl. boete) afhankelijk van de politieke samenstelling van – bijvoorbeeld – de Tweede Kamer. De prijs van energie bijvoorbeeld, is volledig afhankelijk van de politieke besluitvorming die een omvangrijk net van regelgeving, belastingen en subsidies heeft geweven rond de producerende en verwerkende industrieën. Zo is de huidige energiemarkt bij uitstek een markt waar het evenwicht tussen vraag en aanbod niet tot uitdrukking komt in de prijs, maar productie en vraag gestuurd worden door belastingen en subsidies. Zo heeft de overheid de burgers bijna dwingend aanbevolen de verwarming niet hoger te zetten dan 19 graden Celsius; wie het toch warmer stookt is een ‘ontkenner’ van de klimaatproblematiek. Niettemin zijn overheidskantoren gestookt tot ruim 21 graden of meer.

Losbandig

Met name dat laatste roept bij burgers (in de termen van Marx: het proletariaat) de vraag op of de politiek het klimaat eigenlijk zelf wel serieus neemt. Deze vraag wordt, mede met het oog op de nogal losbandige manier waarop hogere overheidsdienaren en de grootkapitalistische ‘fine fleur’ zelf met het klimaat omgaan (b.v. de vele vliegreizen van niets naar nergens), overwegend negatief beantwoord. Dat de argumentatie vanuit de politiek inmiddels van ‘opwarming van de Aarde’ is verschoven naar het argument van ‘klimaatverandering’ valt het grote publiek nog niet op. Sceptici van het alarmistische standpunt wijzen erop dat een geringe opwarming van de Aarde niet bijzonder is en ook geen desastreuze gevolgen hoeft te hebben. Dat komt namelijk al voor zolang de Aarde bestaat en maakt onderdeel uit van het aardse klimaat. Wanneer het klimaat een onveranderlijke, jaarlijkse cyclus zou zijn, dan is een bui regen uiteraard tot op de seconde nauwkeurig te voorspellen en daar slaagde men uiteraard nog nooit in.

Sceptici van het milieu-alarmisme pleiten voor het nemen van maatregelen die een aanpassing aan dat continue veranderende klimaat bevorderen en vooral geen maatregelen om het klimaat te beïnvloeden. Dat laatste levert waarschijnlijk uitsluitend kosten op en totaal geen resultaten. Die door de sceptici reeds voorspelde en gerealiseerde kosten voor de samenleving overigens, zouden veelal  verdwijnen via het systeem van belastingen en subsidies in de zakken van de grote conglomeraten en NGO’s. Het lijkt er sterk op dat die sceptici daarin gelijk hebben, omdat de subsidies categorisch terecht komen bij de alarmisten en hun sponsoren uit de (klimaat-) industrie, terwijl de kosten veelal voor rekening komen van de sceptici. De vergelijking tussen ‘electrarijders’ en automobilisten in dieselauto’s dringt zich daarbij op. De eerste ontvangt vooral en de tweede doneert vooral aan de uitbetalende schatkist.

In de meer feodale visie van Schwab’s WEF zullen de burgers niets bezitten, maar heel erg gelukkig zijn. Maar als de burgers niets meer bezitten, aan wie – en op welke wijze – is hun bezit dan overgegaan? Wie is straks de eigenaar van het woonhuis wat nu nog in bezit is van de burger?

Die vragen alleen al maken duidelijk dat de geproclameerde ‘afgestemde beleidsadviezen’ van het WEF niet het belang van de bevolkingen dienen, maar meer die van de deelnemers aan die WEF-conferenties.

Dat is niet communistisch, maar feodaal en uiteindelijk fascistisch.


Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties