Het was op een mooie en aangenaam warme dag in juni dat drie agenten wat ongemakkelijk wacht hielden bij het bedekte stoffelijk overschot van een iets eerder geborgen man. Het wachten was op het hoofd van de recherche, die deze zaak – waarschijnlijk een moord volgens de agenten – zelf zou onderzoeken. Hij was gelukkig al onderweg, dus lang kon dat niet meer duren.
Een half uurtje later diende het hoofd van de recherche zich al aan; Robert A.A. Jetten. Een mooie naam, zo vond hij zelf. Vooral de dubbele A achter zijn voornaam sprak hem aan en hij was er zijn ouders dan ook dankbaar voor. Het had wat koninklijks, maar het precieze waarom ontging hem eigenlijk. Dat onwetende was eigenlijk niet zo best voor een rechercheur, maar ook dat ontging hem. “Is dat het slachtoffer?” vroeg Jetten op gewichtige toon, intussen wijzend naar het bedekte lichaam. De agenten keken elkaar verbaasd aan. Hij zou toch niet werkelijk denken dat de lokale dorpsgek zich onder het laken had verstopt en voor ‘slachtoffer’ speelde op deze mooie, zonnige dag in juni? “Ja meneer, dat is de doodvermoorde man”, waarbij de agent niet naliet enige nadruk op ‘dood’ te leggen. Peinzend keek Jetten de agenten aan en hij realiseerde zich plotseling dat zijn vraag niet minder dan een getuigenis van zijn intense domheid was. Naarstig vroeg hij zich af hoe hij het beeld kon vestigen dat hij niet voor niets het waterhoofd van de recherche was geworden. Of zoiets.
Hij keek snel onder het laken dat het lichaam bedekte en sloeg het daarna weer even snel terug. Hij had een hekel aan lijken en vooral de ranzige geur van tenenkaas en ontstekingspus, die in dit geval bijkans een gat in de CO2 laag rond de Aarde sloeg en ongetwijfeld een vernietigend effect op de ozonlaag zou hebben. “Deze man is niet vermoord en afgelopen winter verdronken” merkte Jetten plotseling op. Er had zich in zijn hoofd als bij donderslag een soort van, hoe heette dat ook alweer, ‘breinwijf’ voorgedaan, waarvan hij wist dat zijn statuur van ‘hoofd’ nog meer glans zou krijgen bij in ieder geval de drie dienders. Misschien wel opper-hoofd!
“Maar meneer Jetten; hoe wéét u dat?” De vertwijfeling was in de ogen van de drie dienders te lezen. Hoe kon iemand als de ultiem domme Jetten, die nota bene het laken aan de verkeerde kant van het lichaam open had geslagen, nu direct al weten dat de man niet vermoord was, maar door verdrinking om het leven was gekomen? Jetten genoot nog even van het moment van zijn ultieme triomf en sprak enkel de legendarische woorden: “Hij heeft zijn schaatsen nog onder”.
*****
DISCLAIMER: Iedere overeenkomst tussen dit door gebrek aan inspiratie tot stand gekomen opstel met onze nieuwe minister van Klimaat en Stikstof, (of het klimaat zelf) berust op louter toeval.
Heerlijk, 😂😂😂😂
😂😂😂😂
Ik zie het helemaal voor me!