Hongaarse wet

De Hongaarse burgers kunnen binnenkort in een referendum oordelen over de invoering van een wet waarin het verboden wordt om aan jonge kinderen tot 16 jaar – zonder toestemming van hun ouders – les te geven over de gendertheorie en aan te moedigen om zelfstandig hun seksuele identiteit en oriëntering te veranderen.

Het referendum werd door Viktor Orbán aangekondigd, nadat Brussel luidkeels krijste dat de kinderbeschermingwet de hele godganselijke LGTB-gemeenschap zou discrimineren. In werkelijkheid verbiedt de verordening  het onderwerp seksuele opvoeding wanneer het kinderen betreft tot 16 jaar, omdat de Hongaarse regering van mening is dat de seksuele opvoeding van kinderen een taak is van de ouders. Het referendum is ook tegen het zere been van de Brusselse technocraten, die al die invloeden van de burgers als lastig ervaren.

Dat geldt niet alleen voor de Hongaren: alle EU-landen mogen zich volgens Brussel absoluut niet verzetten tegen de wensen van de EU. De Hongaarse conservatieven wagen het nu om een deel van de soevereiniteit te behouden dat nooit aan Brusselse elites heeft toebehoord. Daarom worden zij nu ook meteen beschuldigd van het aanvallen van vermeende minderheden die in Hongarije amper als zodanig voorkomen. De oprichtingsakten van de EU maken echter duidelijk dat de Europese cultuur op christelijke fundamenten is gebouwd, die in Hongarije nog hoog op de lijst staat en daar ook strikt wordt gehandhaafd. Het is alsof de Hongaren wordt verboden in hun eigen land nog Hongaars met elkaar te spreken.

De nieuwe landen zoals Polen en Hongarije, zijn hoofdzakelijk om economische redenen tot de EU toegetreden. Wat men tegenwoordig in de Brusselse EU doet, is een wederrechtelijke poging tot overname van democratische macht en daarmee een groot onrecht aan het ‘Europa van de vaderlanders’ toebrengen, zoals ze eigenlijk nog niet eerder zijn voorgekomen in de geschiedenis van ons continent.

De Hongaren kortom, hebben groot gelijk dat ze zich geen rare fratsen door Europa laten opleggen.