De vrijheid van geloof en gedrag

Het meest opvallende nut van religie voor een mens is dat godsdienstig gedrag bij medegelovigen aanzien en prestige oplevert. Het maakt voor carrièrebeslissingen dus nogal wat uit of een religie onvoorwaardelijke naastenliefde of juist strijd voorschrijft. In het eerste geval ligt een carrière als pleegzuster Bloedwijn in het verschiet en in het andere geval een loopbaan bij de grondtroepen van de Heere. Of Allah; wie weet.

Islam
Afb: wikipedia.

Daadwerkelijk de opdrachten uitvoeren die een religie als ideaal oplegt, schept ontzag voor degenen die daadwerkelijk die moeite nemen. In het dagelijks leven wordt dat ontzag in de eigen – religieuze – kring als een prestatie beschouwd. Prestige, respect en waardering: er zijn maar weinig mensen die menen dat ze daar teveel van krijgen. Je kunt prestige en respect verwerven door een Nobelprijs te winnen, of professioneel gitaar te spelen, maar dat is veel moeilijker te realiseren dan een dag vasten of een baard laten staan. Religie brengt eigenlijk prestige en respect binnen het bereik van de mens die verder niet zo veel mogelijkheden of talenten bezit.

Of ethiek het ook zonder religie kan stellen, is wellicht best mogelijk. Maar misschien zouden veel mensen zonder het godsdienstig gezag van het jodendom of het christendom, de ethiek van wederkerigheid afwijzen. Die kenmerkende ethiek is samen te vatten met ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. De maatschappij in de westerse, joods-christelijke wereld is er diepgaand door beïnvloed. Brede acceptatie van die regel heeft geleid tot een even brede stijging van de welvaart. Die ‘gouden regel’ van de wederkerigheid wordt in oorlogstijd als vanzelfsprekend geschonden. In de ontwikkelingslanden gebeurt dat ook in vredestijd, en dat leidt via corruptie en roverij onvermijdelijk tot armoede en dood.

Deze wederkerigheidsethiek is nagenoeg het monopolie van de joods-christelijke cultuur. Veel grote en belangrijke godsdiensten en culturen kennen deze wederkerigheidsregel niet. Vaak bevelen zij zelfs nadrukkelijk aan om een streng onderscheid te maken tussen de ene groep en de andere, bijvoorbeeld geloofsgenoten en ongelovigen, of mannen en vrouwen, zoals in bijvoorbeeld de islam nadrukkelijk wordt bevolen.

De vraag dient zich geleidelijk aan op, of in de vrije, Westerse wereld waarin democratie de spil van de samenleving vormt, vrijheid van religie tot het uiterste verdedigd moet worden zoals daar veelal in wetten is vastgelegd. Dit geldt in het bijzonder wanneer een religie regels voorschrijft die indruisen tegen wat in die democratieën betamelijk wordt gevonden en wat daar in – door mensen gemaakte – wetten is voorgeschreven. Omdat een religie ook een gedragsleer omvat – en het is maar al te goed denkbaar dat een religie gedragingen voorschrijft die in strijd zijn met de plaatselijke strafwet – moeten we dat wellicht toch eens nader bekijken.

Bij het onderdeel ‘geloofsleer’ van een religie ligt het namelijk anders. Geloof in een bepaalde godheid is niet te controleren, het is zelfs niet te controleren óf iemand iets gelooft, en over de geloofsleer zal daarom altijd enige twijfel blijven bestaan. Daarom zijn in beschaafde landen de ketterprocessen afgeschaft: bij twijfel gaat in beschaafde rechtssystemen de beklaagde vrijuit, en van iemand die een ‘verboden’ geloofsleer aanhangt, kan dan ook niet met de vereiste absolute zekerheid gesteld worden dat hij er naast zit. ‘Bij twijfel ten gunste van de verdachte’, is de regel die de rechter (althans in beschaafde landen) dan heeft toe te passen.

Maar toch: in ons land zijn we het bijvoorbeeld langs democratische weg eens geworden over de behandeling van dieren. Allen hebben hun inbreng gehad; socialisten en liberalen, christenen, joden en moslims. De uitkomst van het proces was, dat wij weliswaar nog geen genderneutrale toiletten in de stallen bouwen, maar toch hebben varkensstallen speelgoed beschikbaar voor de dieren die even een balletje willen trappen, terwijl de andere dieren zich wellicht overgeven aan hun muzikale talenten of een potje ‘boter, kaas en eieren’. Evenals in de mensenwereld wordt het uitgangspunt van die goede zorg lang niet overal gehaald en evenals de hulpbehoevenden in bejaarden- en verzorgingshuizen, staan de dieren dan ook nogal eens in hun eigen ontlasting.

Een zeker moment is er, net als bij mensen, bij dieren ook sprake van ‘voltooid leven’. Bij mensen wordt dat oordeel geveld door artsen, die er overigens allemaal uitzien als Alexander Pechtold of Pia Dijkstra en voor de dieren is het equivalent van de dokter gewoon de boer zelf die beslist. Wanneer dat besluit is genomen worden de dieren, zo sprak de democratie met ons af, bedwelmd en volgt een toch wel lugubere methode van euthanasie. Dan volgt nog de kwestie, ook weer net als bij mensen, wat er met de bruikbare overblijfselen moet worden gedaan. Ook hier wordt nauwkeurig het principe gevolgd dat de democratie heeft geveld over mensen en dus is ieder dier ‘donor’ die zijn/haar weefsel en organen ter beschikking stelt.

Tot zover geen probleem, maar wat als een religie aan mensen voorschrijft dat zij de dieren die zij  voor consumptie slachten op een weerzinwekkende en ongetwijfeld pijnlijke wijze om het leven moeten brengen? Een uitzondering maken voor mensen die furore willen maken binnen een religieuze gemeenschap is lastig. Er zijn immers ook religies die voorschrijven dat degenen die niet geloven, of zij die ‘het geloof’ beledigen, om het leven moeten worden gebracht. Maken we voor hen ook een uitzondering?

De vrijheid van geloof is een groot goed; maar de vrijheid van gedrag, heeft die niet wat beperkingen in een moderne maatschappij?


.

0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

1 Reactie
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Benedict Broere
5 jaren geleden

Het probleem is dat “Er zijn immers ook religies die voorschrijven dat degenen die niet geloven, of zij die ‘het geloof’ beledigen, om het leven moeten worden gebracht.” structureel en hardnekkig en volhardend en methodisch en systematisch ontkend wordt en dat informatie erover wordt weggerelativeerd en dat mensen die erover beginnen worden weggedemoniseerd. De islam wordt gezien als culturele verrijking en islamkritiek wordt gezien als nazi. De islamcriticus verstoort de rozige droom van het warme, multiculturele en zo rijk diverse samenleven. Zelfs als de islam fijn cultureel verrijkend aan het onthoofden slaat, dan nog is de multiculti-gehypnotiseerde niet in staat daar enig gevaar in te ontdekken. Men stuurt de verrijker naar een team van begripvolle psychologen om in begripvolle therapie bekeerd te worden tot het warme multiculturalisme.