Onmacht

Politici en hun militaire adviseurs liepen in 1993 de polonaise: Berlijnse Muur gevallen, Sovjet-Unie geimplodeerd, Warschau Pakt opgeheven; geen dreiging meer uit Oost-Europa en het kapitalisme had gewonnen.

Het geopolitieke carnaval was begonnen en zou in hun ogen niet meer eindigen. Met verbazing keken miliaire werkbijen tot kolonelsniveau verzameld in de Juliana -, Frederikkazerne en de Binckhorst elkaar aan. Waarom die blijheid? Waarom dat enthousiasme? Waarom die politieke en militaire leeghoofdigheid? Het was toch heel duidelijk dat de Krijgsmacht de dupe van die onbegrijpelijke blijheid zou worden?

De militaire toekomst

Dad’s Army. Afb: screenshot BBC-website

De nieuwe veiligheidssituatie vroeg volgens politiek en militair Den Haag om een Krijgsmacht die aansloot op een verschuiving van de taakstelling van het Grootschalige Conflict (GC) naar Crisisbeheersingsoperaties (CBO). De Krijgsmacht diende vanaf 1993 een kwalitatief en kwantitatief uitgebalanceerde bijdrage te leveren aan – altijd in internationaal verband uitgevoerde – operaties en missies ter voorkoming, beëindiging dan wel beheersing van gewapende conflicten en aan humanitaire hulpverlening.

De Defensienota-1991 en de daarop gebaseerde Prioriteiten Nota 93 “Een andere wereld, een andere krijgsmacht” leidde tot ingrijpende gevolgen voor de KL en resulteerde in een grootscheepse herstructurering om diens flexibiliteit en mobiliteit te vergroten. Op papier. In de praktijk was er geen geld voor de implementatie van die papieren gedachten. Toen ik die in de Prioriteiten Nota 93 veranderde kompasrichting in 1993 in mijn krappe werkkamer op de Juliana kazerne onder ogen kreeg en die voor de KL analyseerde, had ik nog niet echt nagedacht over de uitvoerbaarheid of de gevolgen van de in de Nota geformuleerde kerntaken (CBO, Grondwettelijke taken en Bondgenootschappelijke verantwoordelijkheden). Wel maakte ik mij zorgen over de gevolgen voor de KL van het “definitief” wegschrappen van een GC en de specifieke gevolgen voor hoofduitrustingstukken en daarmee verbonden personeel, materieel, infrastructuur en logistieke voorraden.

De start van het krimpproces van de daarop volgende 30 jaar, vindt zijn oorsprong in een onevenwichtige politieke interpretatie van de veranderde veiligheidsomgeving en werd herkenbaar in een kleiner en kwalitatief armer Defensiebudget, een ongewenste en vermijdbare uitholling van de gevechtskracht en een kleiner wordend personeelsvolume. Het werd in de periode dat de KL bezig was om zich te transformeren van een dienstplicht- naar een beroepsstrijdmacht, op de werkvloer steeds duidelijker dat de KL niet zou kunnen voldoen aan de door de politiek gestelde doelen. Zorgen van werkbijen daarover waren absoluut niet relevant. Zo bleek tijdens “ronde tafel discussies” met hogeren in rang.

Opsouperen van het vredesdividend        

Op blz. 44 van de Prioriteiten Nota 1993 staat duidelijk dat tijdens de verbouwing de militaire winkel opengehouden moest worden, de aantrekkelijkste uitrustingstukken moesten worden verkocht[1] en geld vrijgemaakt moest worden voor politieke hobby’s. Het was in 1993 al duidelijk dat de betrokken ministers van Defensie in de daarop volgende 30 jaar de politieke richtlijn kregen om stevig op Defensie te bezuinigen!

Meepapegaaiend met politiek Den Haag, erkenden militaire beleidsbepalers en uitvoerders dat er geen sprake meer zou zijn van grootschalige operaties. Daarom konden zware gemechaniseerde en gemotoriseerde hoofduitrustingstukken, het daaraan verbonden personeelsvolume, reservedelen, directe-ruilcomponenten, munitiesoorten, onderhoud- en opslagcapaciteiten worden afgestoten, Kennis, kunde en middelen voor het grootschalig optreden (hoogste geweldniveau) werden afgedankt.  De KL hield een ondoordachte uitverkoop:

De nieuwe veiligheidssituatie leidde tot een verdere verkleining van Vredes en Oorlogsorganisatie van de KL, die gepaard moest gaan met een verdergaande integratie in multinationale structuren. Door die verkleining was het niet meer noodzakelijk om het oproepen van dienstplichtigen te handhaven.

  • Het aantal zware eenheden (gemechaniseerde en gemotoriseerde infanterie -, tank -, (luchtdoel)artillerie – en genie-eenheden) moest worden verminderd, de verdeelsleutel van paraat en mobilisabel moest in het voordeel van mobilisabel aangepast worden en de diensttijd moest van 14 via 12 naar 9 maanden worden teruggebracht.
  • Het aantal divisies van het Legerkorps moest worden verminderd van drie naar twee en het aantal brigades van tien naar zeven. Een van die brigades moest worden gereorganiseerd tot een luchtmobiele brigade voor de gewenste snelle inzet in crisissituaties.
  • De nieuwe veiligheidssituatie leidde tot een verdere verkleining van Vredes en Oorlogsorganisatie van de KL, die gepaard moest gaan met een verdergaande integratie in multinationale structuren. Door die verkleining was het niet meer noodzakelijk om het oproepen van dienstplichtigen te handhaven. De vredesomvang van de KL werd teruggebracht naar 36.000 militaire en civiele functies; 10.700 daarvan zouden worden gevuld door burgerambtenaren. [2] Dus bijna 30% van de personeelssterkte zou worden gevuld door burgers die van nul en generlei waarde zouden zijn voor de slagkracht als kern van de gevechtskracht van de Krijgsmacht.

    De oorlogssterkte – in de Defensie-Nota nog voorzien op ruim 140.000 voornamelijk dienstplichtige militairen – moest geleidelijk afnemen tot 60.000 in 2000 en zou geheel uit beroeps – en reserveplichtig personeel bestaan. De jaarlijkse werving moest daarom ongeveer 6000[3] vrijwillig-dienende personeelsleden bedragen, waarvan het merendeel met een contractduur van twee jaar.

Op de korte termijn lag de nadruk op het verbeteren van de inzetbaarheid van eenheden voor CBO. Dat vereiste de omvorming naar volledig parate eenheden gevuld met beroepspersoneel, waarbij het tempo afhankelijk was van wervingsomvang, – snelheid en mogelijkheden op de arbeidsmarkt en opleiding van nieuw vrijwillig-dienend personeel. Het aantal reorganisatieprojecten groeide in de loop van 1993 van 100 naar 500.  De omschakeling van een kadermilitieleger naar een kadervrijwilligerleger betekende niet alleen projecten toegesneden op de opheffing van twee brigades, overgang naar een multinationaal (Duits-Nederlands) Legerkorps, nieuwe structuur van de Nationale Sector, vorming van nieuwe luchtmobiele eenheden, mobilisabel stellen en opheffen van bestaande eenheden, maar ook reorganisatie van alle opleidingen, bijstellen van voorraadniveaus en aanpassing van de logistieke en wervingsfunctie.

In de decennia die volgden zou echter blijken dat de aantrekkelijkheid van Defensie/Krijgsmacht door een aantal imagobeschadigende gebeurtenissen en ontwikkelingen[4] zodanig zou dalen, dat de werving nooit meer het in de Prioriteiten-Nota vastgelegde streefniveau zou bereiken. Door dat dalende imago en groeiende geldgebrek (in de wervingsspotjes beloofde secundaire arbeidsvoorwaarden konden niet grealiseerd worden) daalde de bezettingsgraad van vooral militaire functies naar 85% (status:2020). De operationele doelen die gerealiseerd moesten worden, dreigden uit het zicht te raken.

Wanneer niet-deskundige populair optredende  bewindslieden als Hoekstra voor een komende verkiezing hard roepen dat de oproepplicht weer ingesteld moet worden, moet hij de bovenstaande tekst in zijn hersens laten indalen en de financiele, infrastructurele, materiele en personele consequenties van die holle uitspraak laten doorrekenen.

Het gebrek aan inzicht, visie en vooral morele moed

De politiek had zogenaamd een helder toekomstbeeld van de Krijgsmacht geschilderd in het Parlement: Krijgsmacht en vooral de KL zou gaan bijdragen aan stabiliteitsopdrachten. Bij voorkeur binnen het raamwerk van moderne VN-vredes-missies. Humanitaire missies en steun aan de heropbouw van ontwrichte samenlevingen zou het toekomstige credo zijn. Opmerkelijk dat ondanks die volgens politici heldere schildering van de toekomstige KL, op alle niveaus binnen de KL in de periode 1993-1995 weinig inzicht was in de ins en outs, do’s en don’ts van die nieuwe politieke kompasrichting.

De visionairs aan het Plein hadden toen nog niet bedacht dat er geen vredesituatie in die missiegebieden zou heersen, doch meestal een (burger)oorlog zou woeden; sprake zou zijn van open eind-missies door het ontbreken van een exit-strategie; van een voorafgaande toetsing conform het Toetsingkader geen sprake zou zijn. Het was blijkbaar bij de Plein-denkers nog niet duidelijk dat die missies zakken vol geld zouden kosten, omdat personeel en materieel met bijzondere transportmiddelen vervoerd moesten worden; in specifieke behoeften moest worden voorzien[5] waarvoor de VN-compensatie niet toereikend was; ook humanitaire taken moesten (kunnen) vervullen; sterk gesleten zouden terugkeren en er vaak intensieve nazorg nodig zou zijn. Gevolgen die bij Libanon-gangers uit de periode 1979-1985 allang bekend waren.

Daarom viel begin 1993 een aantal reacties van de werkvloer op tijdens de video-boodschap van de Bevelhebber waarin hij de gevolgen voor de KL uitlegde: politieke graaizucht, ontbreken van harde uitspraken over de gewenste relatie Defensie–politiek (het sociale ‘contract’); dreigende uitstroom door onzekerheid over de toekomst (resulterend in een ongecontroleerde uitstroom van het betere segment van het perso-neelsvolume en een sterke onderbezetting van militaire functies); geen oog voor de consequenties die politieke en militaire beslissingen hebben voor de achterban. De werkvloer was ervan overtuigd dat fouten uit het verleden opnieuw gemaakt zouden worden en  die heeft gelijk gekregen.

Desondanks gingen kortzichtige bewindslieden en militaire adviseurs tevreden achterover leunend, zich rijk rekenen. De gelden die in hun ogen niet meer naar de Krijgsmacht hoefden toe te vloeien, konden gebruikt worden om bestaande en toekomstige binnen – en buitenlandse hobby’s te financieren. Het gevolg was dat in de drie decennia na de Prioriteiten-Nota ruim €18 miljard werd bezuinigd op de Krijgsmacht. Als de extrakosten van VN-missies worden meegewogen is die bezuiniging nog hoger. Ten koste van de gevechtskracht en de uitvoering van Grondwettelijke taken en bondgenootschappelijke verplichtingen. Voor militaire autoriteiten, de gepolitiseerde opper- en vlagofficieren, was decennia lang het faciliteren van Haagse politieke wensen belangrijker dan het beschermen van de belangen van de samenleving, militairen en hun thuisfront.

De rekening aan het einde van de dag

Dertig jaar later stellen AIV en drie MinDefs vast dat de Krijgsmacht niet aan zijn Grondwettelijke taken en Bondgenootschappelijk opdrachten kan voldoen. In hun slipstream wordt in een groot aantal bespiegelingen uitgelegd hoe het zover heeft kunnen komen. Die kenners zijn blijkbaar niet of kunnen niet op de hoogte zijn van het feit dat militaire werkbijen in 1993 in de gangen van diverse krijgsmachtdeel hoofdkwartieren op een fluisterende toon voor die ongewenste veiligheidstoestand hadden gewaarschuwd. Fluisterend ja, want het was fnuikend voor je loopbaan of carriere als die zorg te hard werd uitgesproken en de betrokken officier en onderofficier verweten werd een azijnpisser te zijn. De Rus was toch KO geslagen?

De consequentie is dat vanaf 2010 Mission Creep voor de Krijgsmacht in toenemende mate core business werd. Militaire autoriteiten hebben 15 tot 20 jaar later hun eigen geborneerdheid en gebrek aan inzicht, herhaaldelijk bekritiseerd door tranen-trekkende artikelen te schrijven over het onrecht dat de Krijgsmacht in de achterliggende decennia is aangedaan. Een onrecht dat het gros van de gebrevetteerde militaire samenleving zelf heeft gefaciliteerd.

Het trieste is dat de uitholling van de gevechtskracht door de bedriegende uitspraak van de MP en zijn Min Def “de oorlog in de Oekraiene is ook onze oorlog, laat daar geen misverstand over bestaan” nu in de hoogste versnelling is geraakt en een Defensiebudget van €17 miljard per jaar veel te laag is om de bewust aangebrachte tekorten te kunnen compenseren. De Krijgsmacht zal in het komende decennium nog steeds niet kunnen beantwoorden aan de roep van Grondwet en NAVO-handvest. Laat dat duidelijk zijn.


[1] Gepantserde infanterievoertuigen, tanks, panterrups tegen luchtdoelen, (gepantserde) vuurmonden, raketlanceer installaties en veldhouwitsers, brugslag- en genietanks etc.

[2] Begin 2000 bijgesteld naar ca. 5-6000.Uiteindelijk wordt de Krijgsmacht in 2016 met nog eens ruim 15.000 functies afgeslankt

[3] Teruggebracht naar 4000; in 2008 liep het vacaturebestand bij Defensie op naar 7000 functies en in 2020 bedroeg die zelfs 9000 functies

[4] Srebrenica, Afghanistan, Mali, uitzendfrequentie; justitiele, psychische en fysieke nasleep van uitzendingen onder moeilijke omstandigheden.

[5] Witte VN-uitrusting/voertuigen, was-/leef- en transportcontainers, aggregaten, tolken, airconditioning, radars, drones, munitieverbruik, EOD-uitrusting, SAT-verbindingsmiddelen, genie-, juridi-sche en logistieke/medische ondersteuning.


0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

2 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Tijl Uilenspiegel
1 jaar geleden

Las dit berichtje van een Duitse ingenieur:
Wie lange dauert es, einen Leopard 2 Panzer zu bauen?

  1. Die verfügbare Produktionskapazität der Industrie ist auf Jahre ausgebucht.
  2. Nur schon die Aufarbeitung der 22 Leopard 2A4 und 88 Leopard 1A5 im Depot von Rheinmetall benötigen 8 bis 12 Monate bis sie einsatzbereit sind.
  3. Die Produktionskapazität von neuen Leopard 2 Panzer wurden bei der aktuelle Kapazität auf 3 (!) Panzer pro Monat geschätzt. Baubeginn wäre erst im Jahr 2024 möglich.
mgjb
1 jaar geleden

Ik heb altijd geweten dat het slecht ging maar dit artikel maakt duidelijk dat het nog veel erger is dan ik me had kunnen voorstellen.
Helaas mogen militairen zich niet verweren en opkomen voor hun bestaansrecht/plicht zoals de boeren nu doen. Toch jammer.