Nieuws zou de weergave van de realiteit moeten zijn. De journalistieke objectiviteit zou synoniem moeten zijn met neutraliteit of onpartijdigheid en een onderscheid moeten maken tussen feit en opinie, waardeoordeel, anekdotische ervaring en propaganda.
Door vrije nieuwsgaring zouden lezer, luisteraar en kijker de mogelijkheden aangereikt moeten worden om een eigen mening over ontwikkelingen in de wereld te kunnen vormen. Dat blijkt sinds de propagandistische berichtgeving over de Balkanoorlog voorgoed tot het verleden te horen. Een groot deel van de traditionele mediabronnen en mediavertegenwoordigers is sinds de Balkanoorlogen veranderd van een informatiedragend en informatieverstrekkend instrument in een propagandamiddel met censuurachtige karakteristieken.
Geen checks en balances
In Westerse landen zijn regering, parlement, politieke partijen en ambtenarenapparaat één geheel geworden en van het oorspronkelijke systeem van checks en balances – zoals dat door de ontwerpers van de moderne regeringssystemen rond 1800 was bedacht – is weinig over gebleven. Het systeem heeft eens monolithische oriëntatie gekregen. Regeringen voeren partij- en coalitiebeleid; parlement is een verlengstuk van de regering; leden van het parlement vertegenwoordigen politieke partijen en hun zelf gekozen idealen in plaats van de burgers in de samenleving. Ambtenaren hebben een politieke achtergrond en politici een ambtelijke. Het hele politiek-ambtelijke complex is los komen te staan van de rest van de samenleving. Dat is het hoofdkenmerk van de politocratie.
Binnen dat raamwerk zou het enige nog enigszins werkzame controleorgaan dat de samenleving over heeft gehouden, de media, de pers moeten zijn. Via de pers kan kritiek op de bestaande orde worden uitgeoefend, maar dat instrument is de samenleving door de ontwikkelingen sinds de Balkan oorlogen uit de handen geslagen.
Van Informatiedrager naar propaganda instrument
In zijn boek “Media Cleansing, Dirty Reporting: Journalism and Tragedy in Yugoslavia” (2005) ontmaskerde PeterBrock gevestigde media-organen en -vertegenwoordigers (reporters en journalisten) als zijnde lui, incompetent, vooringenomen, corrupt en manipulatief. In zijn boek legt hij uit waarom hij die instelling resp. opstelling kwalificeert als pack journalism, advocacy journalism en journalism of attachement.[1] Hij constateerde dat mediavertegenwoordigers door de kracht van first impressions er snel van overtuigd waren dat de strijd in Bosnië, een strijd was tussen goed en kwaad, tussen zwart en wit (“Manicheistische Media”[2]) en journalisten en reporters zich verplicht voelden dan wel het minder risicovol vonden, om dat als een vast gegeven te beschouwen.
Journalisten en reporters, deze stelling steunend, vormden een groep gelijkgezinden (pack) en beschermden inspanningen van de – in hun ogen – “goede” partij. Vaak tegen beter weten in. Die mediavertegenwoordigers zagen zichzelf als heroïsche voorvechters van de onderdrukten en niet meer als de onpartijdige intermediair tussen gebeurtenis en lees-, luister- of kijkpubliek.[3] Mediavertegenwoordigers die zich niet conformeerden met deze ‘media-party-line’ en wel aan serieuze nieuwsgaring wilden doen, werden gemarginaliseerd en zelfs uitgekotst.
Die Manicheistische instelling is sinds 1995 verhard en vooral de berichtgeving over de ontwikkelingen rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 en 2020 bevestigde dat die polariserende invloed is overgeslagen op de Amerikaanse samenleving. Dat heeft de verhoudingen tussen links en rechts enorm verhard.
Bewuste marginalisering
In deze deugtijd wordt informatie beperkt of verwrongen verstrekt uit politieke, religieuze, gewelddadige, seksuele en ‘goede smaak’ motieven, en altijd hebben motiveringen om dat te doen een vervelende bittere subjectieve bijsmaak. Dat is tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen helder bevestigd. Niet eerder spanden journalisten, redacties, politici en overheidsdiensten wereldwijd zo massaal samen om de gewenste uitkomst van de presidentsverkiezingen in de VS te forceren en zeker te stellen. De presidentskandidaat, die duidelijk niet de voorkeur had van grote media bedrijven en sociale podia als Amazon, Twitter etc. werd gemuilkorfd ten gunste van een dementerende schuifelende en mompelende grijsaard en een zich van domme uitspraken bedienende politica. Dat werd zonder dat er een democratisch proces achter zat door een paar grote (internet) bedrijven bepaald.
In Nederland zijn helaas gelijksoortige ontwikkelingen herkenbaar: de NPO is het uithangbord van links denkende deugpolitici en die geselecteerde en frequent uitgenodigde Haagse mannen en vrouwen gedragen zich als activisten die de doorsnee Nederlander ervan moet overtuigen dat de door de regering gekozen politieke denkrichting de juiste is. Tegenhangers krijgen geen schermtijd en hen wordt het recht ontnomen hun visie met argumenten onderbouwd aan de samenleving kenbaar te maken. Het onderzoeksjournalisme is in zijn mogelijkheden financieel gekort en verschijnt mondjesmaat met resultaten in woord en beeld. Liefst op ongunstige tijden en op bladzijde 16 van hardcopy mediabronnen. Commerciële zenders volgen gedwee de NPO op haar route. WOB verzoeken aan de overheid worden stelselmatig gefrustreerd door die stevig te voorzien van zwart gelakte teksten en/of te laat en onvolledig te verstrekken.
Te vaak worden tegenstanders de mogelijkheden ontnomen om hun stem hoorbaar en leesbaar te krijgen en te houden. Te vaak worden tegenhangers en tegenstanders gedemoniseerd, belachelijk gemaakt, de coulissen ingeduwd en gehouden. Zonder enige reden of deugdelijk argument.. Vooral als discussies en debatten migratie, energie transitie en islam als onderwerp hebben Er is tegenwoordig altijd wel een reden om ongewenste berichtgeving te beperken, aan te passen of helemaal niet te plaatsen en doorgaans vormt de reden een “ik vind dat” uitspraak. Framen en doxen is aan de orde van de dag en het gevolg is dat de berichtgeving onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is geworden.
Prima toch?
Dat het publiek daarvan de dupe wordt is voor politici, activisten, mediabronnen en zendgemachtigden geen factor van grote betekenis. De leugen regeert zei onze vorige Majesteit en de coronapandemie heeft onderstreept hoe ver regering en overheid zijn doorgeslagen met het beperken van het vrije woord, met het monddood maken van tegenhangers van het regeringsbeleid. Het gros van het Nederlandse electoraat lijkt het wel prima te vinden en dobbert tevreden en kritiekloos mee op de kompasrichting die het staatsschip naar de wal doet koersen. Wanneer dat gebeurt zal het vingerwijzen weer de populairste bezigheid zijn.
[1] Reporters en journalisten worden actieve deelnemers in het conflict waarover zij schrijven, waardoor zij een actieve, leidende en opinievormende rol gaan spelen in het publieke debat over het conflict.
[2] Het leggen van de nadruk op de specifieke tegenstelling tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad, tussen ziel en stof zonder de bereidheid te hebben om enige nuance toe te passen.
[3] In Nederland maakten zich vooral linksgeoriënteerde kranten als de Volkskrant en – de z.g. intellectuele krant – de NRC zich daaraan schuldig. Zie de studie “Covering the Bosnian War, Journalism of Attachment in Dutch Papers” van Ruigrok, Schoenbach, Scholten en De Ridder, 2006.
Goed verhaal, geheel mee eens!
Daar komt dan ook nog bij dat de politiek verworden is tot (slechte) entertainment. De media hebben teveel macht, even knippen met de vingers en je hebt diezelfde avond weer een of meer ministers aan de praattafel. Naast rappers, voetballers, filmsterren, zielepieten en andere deskundigen zoals die onsmakelijke van Rossum met zijn rotte tanden. Je ruikt hem bijna door het scherm heen. Ik geef hem na dat hij slimmer is dan die rappers en ander woke volk, dikwijls met een lbthx achtergrond.
En dan zit daar een dodelijk vermoeide minister in tijden van oorlog of andere echte crisis te wachten tot hij of zij als laatste even afgezeken mag worden.
Niet dat ik daar medelijden mee heb, ze hoeven alleen maar hun assistent nee te laten zeggen. Maar de communicatie adviseur zal dan uitleggen dat dit slecht voor het imago is.
Waarom worden al die ministers even naast hun dienstauto geinterviewed? Waarom zat al dat volk (een enkele uitzondering daargelaten) meteen overal mee te kakelen? Normaal zou je verwachten dat lui in een nieuwe baan een paar weken veel lezen en praten met hun ambtenaren om een idee te krijgen wat er gaande is. Maar onze Hugo wist binnen een week al alles over de woningbouw en hoe hij het even gaat regelen.
Het volk krijgt de regering die ze gekozen hebben. Dit systeem blijft nog wel even in stand!