Minister De Jonge van Volksgezondheid (VWS) moet voor 30 november een besluit nemen over drie Wob-verzoeken van Nieuwsuur. Doet hij dat niet, dan moet hij een dwangsom betalen. Dat oordeelde de Raad van State eerder vandaag in een hoger beroepzaak die de minister had aangespannen.
De minister kwam in verzet tegen een eerder oordeel van de rechtbank dat de werkwijze, waarbij de minister zelf bepaalt welke informatie hij op welk moment openbaart, niet door de beugel kon. De rechtbank vond dat ieder Wob-verzoek individueel moet worden behandeld. Daarop volgden weliswaar enkele aanpassingen, maar de minister ging in beroep tegen de uitspraak en ook door met zijn praktijken. De RvS oordeelt nu dus dat die aanpassingen voldoende zijn om binnen de wet te blijven. “De Wob laat zo’n gefaseerde besluitvorming” toe, zegt de hoogste bestuursrechter. Wel is de Raad van State kritisch op de handelwijze van de minister omdat hij pas aanpassingen deed na de uitspraak van de rechter in de zaak van Nieuwsuur. “De media moeten hun taak als ‘public watchdog’ goed kunnen vervullen” vindt de RvS. “Daarom is het belangrijk dat de minister snel besluit op de Wob-verzoeken”. Zo niet dan moet hij een dwangsom betalen van 100 euro per dag, met een maximum van 15.000 euro.
Dat is niet minder dan een vrijkaartje om stug door te gaan met het vertragen van antwoorden of weigeren te antwoorden, want voor de overheid zijn dergelijke bedragen een schijntje en bovendien wordt het niet door henzelf betaald maar door de belastingbetaler.
De uitspraak van de RvS deugt niet. Immers: de minister kan nog steeds op eigen houtje bepalen wanneer hij welke informatie prijsgeeft en dat is in strijd met de geest van onze democratische orde. De uitspraak in haar huidige vorm geeft te weinig antwoord op de vraag of de regering zich, afgezien van een rampsituatie of oorlog, te buiten mag gaan aan gedoseerde en afgestemde informatievoorziening, beter bekend als ‘propaganda’. Na de kinderopvang-toeslagenaffaire is de RvS dus nog steeds niet van plan om zich als onafhankelijke rechter op te stellen, maar blijft het gezelschap een stel getrouwe slippendragers, een rechtsstaat onwaardig. Van een afstand is immers al te zien dat een bewindspersoon niet op eigen houtje mag zitten knutselen met de openbaarheid van bestuur.
Aan de Tweede Kamer nu de taak om die zaak zo snel mogelijk recht te zetten. Al was het om te voorkomen dat in het bijzonder deze (CDA) minister met ook maar één van zijn aan misdaad grenzende beleidsdaden wegkomt, zoals het gunnen van een miljoenendeal aan zijn (toen nog) partijgenoot Van Lienden.