Vandaag kreeg ik de nieuwe Carré #5 in de bus waarin een artikel over Mali is gepubliceerd onder de titel “Mission Accomplished?” en het vraagteken achteraan doet vermoeden dat het antwoord nee is. De inhoud is gebaseerd op observaties van een in Mali levende Nederlandse staatsburger die de merites van het Nederlands militair contingent aan de MINUSMA missie van dichtbij gevolgd heeft. Het artikel is de 28ste en laatste bijdrage van deze Nederlander en kan worden beschouwd als een eindevaluatie van een militaire deelname aan een missie in Afrika onder Afrikaanse leiding.
In 2014, toen Mali als een potentieel missiegebied voor de Nederlandse krijgsmacht op tafel werd geworpen, heb ik mijn twijfels over het nut van een uitzending naar Afrika op papier gezet. Ik vroeg me af of de uitzending wishful thinking was of het resultaat van een nauwkeurig doordachte evaluatie. Het werd een nogal lang en taai artikel met de titel “Reisbureau Den Haag Vandaag” en daarom was het niet verrassend dat het artikel niet geplaatst werd. In 2018 verbaasde ik me over de vaststellingen over de uitzending naar Mali in het rapport “Goed Improviseren vergt goede voorbereiding” van de Algemene Rekenkamer en besloot me opnieuw te verdiepen in de veiligheidssituatie binnen en buiten Mali.[1]
Malinese uitdagingen in 2014
Mali presenteerde in 2014 een aantal uitdagingen dat snel kon omslaan in vrijwel onpasseerbare hindernisgebieden. De uitgebreide multikleuring[2] van MINUSMA[3] en de daling van diens gevechtskracht door de terugtrekking van 2200 Franse geharde militairen en aanpassing van de Tsjaadse nationale richtlijn om diens militairen (die beschouwd worden als de beste Afrikaanse militair) niet meer bij gevechtshandelingen in te zetten, waren een paar van die uitdagingen. Een andere uitdaging was de logistiek. Door de invloed van weer en terrein, lange bevoorradingslijnen, schaarste aan luchtplatformen, humanitaire en milieu situatie, gebrek aan beveiligingspotentieel en ongewenste lage voorraadniveaus reservedelen en directe ruil componenten, zou een enorme wissel getrokken worden op de logistieke inspanningen. Wanneer logistieke problemen niet direct en afdoende opgelost konden worden, zou dat resulteren in een verminderde inzetbaarheid en dientengevolge uitholling van slagkracht van MINUSMA. Het was ook de vraag in hoeverre een oorlogseconomie invloed zou hebben op het gedrag en functioneren van MINUSMA militairen. Zij zouden ongetwijfeld geconfronteerd worden met back stage aspecten uitgedrukt in omkoperij, afpersing, diefstal, moord, zwarte markt activiteiten. In Tuzla heb ik kunnen zien waartoe dat leidt. Daar vormden back stage activiteiten de randvoorwaarde voor een doeltreffende uitvoering van front stage activiteiten als humanitaire hulp verlening en bevoorrading van nationale contingenten.
Vooraf kon ook aan de effectiviteit van het All Sources Information Fusion Unit (AFIFU) getwijfeld worden. Kon die naast het in kaart brengen van de bewegingen van islamitisch extremistische en Toeareg structuren en netwerken, ook verschuivingen in het krachtenveld helder maken opdat de verantwoordelijke Force Commander tijdig de juiste richtlijnen kon formuleren en verstrekken? Door de open grenzen konden islamitisch extremistische en rebellerende structuren immers ongestoord terugvallen op veilige havens in Algerije, Libië, Nigeria, Niger, Senegal, Tsjaad, Kameroen en Mauritanië om daar hun wonden te likken en personeelsaanvullingen te rekruteren. De onduidelijkheid over het extremistische krachtenveld en de relaties daarin tussen extremistische groeperingen in Noord Mali, Libië, Niger, Nigeria en Zuid Soedan[4] maakte een duidelijke schets van extremistische intenties problematisch. Vormden ze een front tegen MINUSMA of streefde ieder zijn eigen doelen na? Een andere zorg was de groeiende populariteit van het West-Afrikaanse slagveld bij jonge en ervaren Jihadisten. MINUSMA zou geconfronteerd kunnen worden met structuren die voor het merendeel waren gevuld met Jihad veteranen. Het bijkomende ongewenste effect was dat een radicalisering spill over vanuit Mali/Maghreb naar westerse vooral Europese landen niet zou kunnen uitblijven. Als de AFIFU niet in staat was om zijn opdracht uit te voeren, zou dat een showstopper zijn.
Tenslotte de politieke toestand. Mali werd en wordt net als andere Afrikaanse landen, geconfronteerd met een generatie zwakke politici die eigen winstbejag en welzijn van de eigen achterban, belangrijker vinden dan het welzijn van de bevolking. Corruptie en invloed van derden konden het machtsevenwicht op alle politieke niveaus doen verschuiven, waardoor de vriend van vandaag de vijand van morgen zou kunnen zijn.
Omdat in Niger en Noord-Nigeria gelijksoortige problemen speelden als in Mali, twijfelde ik of de toestand in Mali überhaupt gestabiliseerd zou kunnen worden; of MINUSMA er in zou slagen de invloed van rebellen en extremistische structuren in te kapselen. Als dat niet mogelijk zou zijn, wat was dan het nut van een Nederlandse bijdrage aan de Mali missie?
Impressies van een buitenstaander
Of de Malinese samenleving beter is geworden van de aanwezigheid van MINUSMA, van de Nederlandse bijdrage? Volgens de waarnemer ter plaatse: niet in het noorden van Mali noch in Centraal Mali waar de toestand zelfs verslechterd is. Vooral te wijten aan de discrepantie tussen MINUSMA mandaat en de realiteit in Mali. Net als in Bosnië was geen sprake van een vredesbewarende maar van een vredesafdwingende missie en pogingen om stabiliteit te brengen stierven op het bureau van de politieke pennenlikkers. Volgens de auteur van het artikel heeft de aanwezigheid van het Nederlandse contingent voor Gao wel en buiten Gao nauwelijks tot enige stabiliteit geleid. Buiten Gao heeft geen mens in de gaten gehad dat het Nederlandse contingent zijn missie beëindigd heeft.
De doorsnee Malinees wil dat MINUSMA liever gisteren dan morgen zijn missie in Mali beëindigt. Bang dat de aanwezigheid van de UN Vredesmacht (sic) het banditisme, extremisme, Jihadisme, terrorisme zich over het hele land gaat verspreiden. MINUSMA kan dat niet stoppen laat staan elimineren en de doorsnee Malinees heeft er duidelijk geen behoefte aan om naast een potentieel doelwit voor gewelddadigheden te leven.
Mali zal wel of niet met MINUSMA in het land geconfronteerd worden met geweld en zolang de belangen van de in Mali betrokken partijen zwaarder wegen dan het welzijn van de doorsnee Malinees, is het brengen van een orde en rust uitmondend in de gewenste stabiliteit om een politieke oplossing te faciliteren, net zo tastbaar als de vertellingen van duizend en een nacht.
Voorspelbare mislukking
In de periode 1993-1995 heb ik genoeg ervaring opgedaan met Nederlandse missies in Angola, Oeganda, Mozambique en het toenmalige Zaïre[5], om me af te vragen wat Nederland in Mali te zoeken had. Rob de Wijk vond het een goede zaak dat Nederland een bijdrage ging leveren aan de evolutie van UN stabilisatie missies omdat volgens hem “troepen uit de regio deze VN operatie vullen……westerse landen capaciteiten leveren waarover de regio niet beschikt……met deze capaciteiten worden de gevechtsoperaties gefaciliteerd die vooral door troepen uit de regio worden uitgevoerd:”… Gezien mijn niet al te positieve ervaringen met de eerder genoemde missies in Afrika[6], vroeg ik me af of hij het bij het rechte eind had. Martin Paul heeft op die vraag antwoord gegeven. Hij deed in 2014 onderzoek naar het succespercentage van missies onder de vleugels van de Organisation African Unity (OUA). Na uitgebreide bestudering kwam hij tot drie vaststellingen: een missie kan alleen worden uitgevoerd als niet-Afrikaanse landen logistieke en m.n. financiële steun geven; een missie heeft succes als een niet-Afrikaans bij voorkeur westerse land als Frankrijk het voortouw neemt en rivaliteit en zwakke op eigen winstbejag geconcentreerde Afrikaanse politieke leiders doorkruisen een doeltreffende operatie[7]. Kortom als het westen een missie in Afrika niet steunt of aan het stuur zit, eindigen de meeste missies in een fiasco.
Politieke dwaling bevestigd
Nederlandse militairen werden om twee redenen naar Mali
gezonden: de heer Timmermans wilde heel graag een politiek vriendje (Koenders)
matsen en de bijdrage zou de positie van Nederland versterken om een
deeltijdstoel in de Veiligheidsraad te bemachtigen. Kortom, die door de Wijk
luid bejubelde Nederlandse bijdrage moest de verwachting versterken dat de
MINUSMA missie succesvol was. Of
het nu linksom of rechtsom zou gaan, de Krijgsmacht werd opnieuw als een nuttig
instrument gezien om ondanks de gedevalueerde kwaliteit, politiek gewin te
kunnen spinnen. De Nederlandse Krijgsmacht had en heeft in Mali niets te
zoeken.
[1] Artikel “Mali” op de website van Stapal.
[2] Multicultureel, Multi- organisatorisch, multiconceptueel, multifunctioneel.
[3] 5200 i.p.v. 11.200; het ontbreken van kernfuncties als grondtroepen (2 infanteriebataljons), genie constructie eenheid voor herstel en onderhoud van vliegstrips, heli potentieel, Informatie Operaties eenheid en SF compagnie.
[4] Ansar al-Dine (AAD)[4], Movement for Oneness and Jihad in West Africa (MOJWA); Al Qaeda in the Maghreb (AQIM), MUJAO in Niger, Boko Haram in Noord Nigeria, Janjaweed militia in Soedan, Al Shabaab in Somalië en groeperingen in Zuid Soedan
[5] Provide Care (augustus-september 1994) in toentertijd Zaïre, Goma; UNAMIR in Rwanda, UNAMUR in grensgebied Oeganda-Rwanda, UNAVEM in Angola, ONUMOZ in Mozambique en MFO op de Sinaï
[6] Als chef staf van de KL Crisisstaf moest ik in 1994 o.m. het onderzoek naar de vermoorde Belgische para´s in Rwanda ondersteunen en operatie Provide Care in het toenmalige Zaïre vanuit Nederland coördineren en begeleiden.
[7] De rivaliteit tussen Nigeria en Zuid Afrika om de eerste zetel voor een Afrikaanse land in de Veiligheidsraad te krijgen is daarvan een uitstekend voorbeeld.
.
en nu blijkt dat, dankzij diezelfde narcistische politici, geen Nederlands fregat technisch in staat zou zijn om een missie in de straat van Hormuz uit te voeren, terwijl de SJW kampioen Sigrid Kaag honderden miljoenen Euros klakkeloos in bodemloze gaten van Hamas en Afrika weggooit….