“Het investeren in de noden van wat je de ‘Europa-gangers’ zou kunnen noemen, en het negeren van de noden van de thuisblijvers, is vanuit een echt humanitair engagement discriminatie. Je maakt namelijk een onderscheid dat ongeoorloofd is. Dat is de definitie van discriminatie: het maken van een ongeoorloofd onderscheid”.
Aldus rechtsfilosoof prof. dr. Paul Cliteur in een bijdrage aan de website ‘The Post Online’.
Onderwerp in zijn uiteenzetting is vooral het onbetamelijke werk van de vluchtelingenindustrieën om de ‘vluchtelingen’ (in werkelijkheid veelal gelukszoekers die het vooral op de Europese sociale uitkeringen en subsidies hebben voorzien) te belonen met succes, ondanks dat zij kennelijk zelf geld genoeg hadden om mensensmokkelaars te betalen. Is dat geen discriminatie van degenen die achterblijven wegens hun armoede en gebrek aan middelen om smokkelaars te betalen? De vraag stellen is gelijk het antwoord: ja, dat is discriminatie.
In dit geval echter, heeft die discriminatie een wel buitengewoon dynamisch karakter wat eigenlijk nog veel verder gaat dat wat Cliteur in zijn, overigens fraaie, bijdrage aan het debat toevoegt. De gelukszoekers die aan Europese wal worden gebracht door de veerdiensten van vluchtelingenorganisaties, zijn in principe illegaal de grens overgestoken. Personen dus, die op andere plaatsen en op andere wijze dan gebruikelijk Europa proberen binnen te komen. Geen van hen immers, is voorafgaand aan hun reis langs de ambassade van enig Europees land geweest met het verzoek toegelaten te worden als inwoner van een van die Europese landen. De wetenschap dat hun gebrekkige scholing en veelal ontbrekende vaardigheden dat in de weg staat, zal daarbij zeker een overweging zijn geweest.
In hun optiek resteert klaarblijkelijk dus uitsluitend de poging om illegaal binnen te komen in Europa: personen die zonodig ongeoorloofd in een land wil verblijven. In de praktijk zien we dat ook. Afgewezen asielzoekers worden niet naar de uitgang begeleid door hun uitwijzers, maar opgevangen door andere mensen die menen de menselijkheid te dienen door illegaal verklaarden te voorzien van ‘bed, bad en brood’.
Dat laatste is discriminatie in optima forma. Zoals Cliteur dat treffend samenvat als de definitie van discriminatie: ‘het maken van een ongeoorloofd onderscheid’. Degenen die zijn afgewezen om inwoner te worden van ons land, hebben kennelijk andere rechten na hun afwijzing. De wetten en rechten die voor autochtone burgers gelden en die door hen gerespecteerd moeten worden, gelden volgens de hulpindustrie niet voor afgewezen ‘asielzoekers’. Zo vinden we zwervers van Nederlandse origine onder de bruggen en ‘vluchtelingen’ van andere herkomst in situaties van ‘bed & breakfast’.
Het is overigens opvallend dat degenen van hetzelfde pluimage voorheen doende waren in de hevig gesubsidieerde ‘ontwikkelingshulp-industrieën’, thans emplooi vinden onder de subsidieparaplu van ‘vluchtelingenopvang’. Een kwestie van ‘marktdiversificatie’ wellicht?