Binnen zonder kloppen

Pieter Lakeman laat in zijn uitstekende immigratiestudie ‘Binnen zonder kloppen’ zien dat sinds de Tweede Wereldoorlog een vrij constante meerderheid van de Nederlanders tegen immigratie is of die wil beperken. Politici hebben dat ook met wisselend succes geprobeerd. Maar bijna altijd wonnen politieke voorstanders van immigratie binnen de ‘middenpartijen’ het pleit. Was het niet aangejaagd door de industrie om goedkope arbeiders binnen te halen, dan wel omdat culturele diversiteit Nederland zou verrijken.

Vluchtelingen

Afb: pixabay.

Joeg Nederland kort naar de oorlog jonge mannen en vrouwen nog het land uit naar Canada, Australië en elders omdat het land vol was[1], vijftien jaar later bleek ‘vol’ kennelijk al veel ‘minder vol’ en werden buitenlanders massaal hiernaartoe gehaald. Zo veranderde Nederland in ruim vijftig jaar in een multicultureel en multi-etnisch land met grote negatieve gevolgen voor de financiën, cultuur en vooral de veiligheid. Het is een experiment zonder weerga. De import van immigranten met hele andere culturele achtergronden gaat met brede steun van de ‘politiek’ maar door: 60.000 mensen vorig jaar, dit jaar 30.000. Dat is een stad van de omvang van Leeuwarden erbij. Tegen de wil van een ruime meerderheid van de Nederlanders; dat ook nog. Het is niet de eerste keer dat Nederland moet zien om te gaan met een grote stroom asielzoekers. Van de asielmigranten die in de jaren negentig naar Nederland kwamen, vond slechts eenderde na vijftien jaar (!) een betaalde baan van dertig uur of meer per week. De rest doet wat u en ik gewoon op straat kunnen zien en waar politici al veertig jaar lang van wegkijken: optredens verzorgen in programma’s als ‘Opsporing verzocht’. De statistieken liegen er niet om en het aandeel in de criminaliteit van allochtonen is immens.

Verreweg het grootste deel van de nieuwkomers zal ook nu geen werk vinden, zo waarschuwt de Sociaal Economische Raad (SER) onze regering. Nog maar een jaar geleden werd een ander verhaal verteld. Toen waren onder meer werkgeversorganisaties nog zeer positief gestemd over de potentiële baanmogelijkheden voor de immigranten, die hoogopgeleid zouden zijn en vacatures in lastige sectoren als ICT en techniek moesten gaan vullen. Van dat beeld is niets meer over en we blijven aan de nieuwe PvdA-leider vragen waar toch al die ‘apothekers uit Aleppo’ blijven. Volgens de SER is het merendeel van de migranten lager of middelbaar opgeleid. Gemeenten melden dat slechts 10 procent gemakkelijk een baan vindt: de andere 90 procent is aangewezen op de bijstand. Taalproblemen blijken een van de grootste barrières bij het vinden van een baan volgens de SER. Dat is uiteraard kletskoek. Onder anderstaligen als Polen, Roemen of Tsjechen is de werkloosheid immers ook geen 75%, bij lange na niet zelfs. Nee: de problemen liggen dieper.

Cultuur en religie
Het grootste probleem voor de integratie (want daar hebben we het in feite over en niet over arbeidsgeschiktheid) is de culturele- en religieuze achtergrond. Hierbij moeten we inzien dat religies, naarmate zij meer bepaald worden door een strikt genomen religieuze wetgeving, een vaster en meer ingebakken onderdeel vormen van premoderne culturen. Dat zijn culturen die als onderlaag een structuur hebben die overwegend gekenmerkt wordt door een uniek en uitgebreid stelsel van regels en gedragingen. Waar wij in ons land werkelijk geen bal te maken hebben met de kerkorde van de gereformeerden of het katholieke canoniek recht, daar hebben met name moslims te maken met de sharia. De sharia is het wetboek van de islam en er is geen moslim die zich daaraan kan onttrekken zonder dat dit opvalt binnen de moslimgemeenschap.

Het niet opvolgen van de opdrachten die de sharia aan de moslims oplegt, wordt beschouwd als apostasie. Dit uittreden levert in de islamitische wereld meteen de doodstraf op. Moslims die in Europa zijn, hebben die straf niet altijd te vrezen, want zij kunnen immers beroep doen op de wetten van hun nieuwe land. Bovendien hebben moslims min of meer vrijstelling van de islamitische plichten, op grond van het document van Al-Qaradawi uit 1990[2]. Moslims in ‘Dar al Harb’ (het ‘Huis van oorlog’ of het ‘Huis van de ongelovigen’) hebben weliswaar hun rituele plichten, namelijk 5 maal per dag bidden, maar hebben toch vaak de mogelijkheid niet om zich te onttrekken aan verderfelijke invloeden. De gehoofddoekte caissière in uw supermarkt bijvoorbeeld, heeft vrijstelling om varkensvleeshoudende producten met u af te rekenen, net als de ober dat heeft bij het afrekenen van alcoholische versnaperingen. Maar wel worden zij bij het openlijk afstand nemen van hun religie buiten hun gemeenschap gesloten, veelal ook buiten hun families, terwijl het altijd oppassen blijft of wellicht niet toch deze of gene meent er goed aan te doen de uittreder om het leven te brengen. Over het algemeen geldt dat uittreden uit de islam een levensgevaarlijke bezigheid is en vele moslims zullen er alles aan doen om te voorkomen dat hun gemeenschap het vermoeden van uittreden bekruipt. Vergelijk het met gedrag van een werknemer die op ‘de wip’ staat en ieder risico uit de weg gaat teneinde zijn baan te kunnen behouden. Waar voor ons het behoud van werk en inkomen op de eerste plaats staat, is dat bij moslims hun religie. Dat geeft meer dat wat ook vorm aan hun gedrag.

Toegeeflijkheid
De talloze vormen van toegeeflijkheid, zoals het afschaffen van ‘Kerstdiners’ op notabene basisscholen, of de overdreven aandacht voor islamitisch geïnspireerde feesten, het weghalen van kerstbomen op pleinen etc., geeft voedsel aan de gedachte van acceptatie van hun premoderne waarden. Zij worden als het ware bevestigd in hun wereldbeeld dat dit inderdaad het ‘Huis van oorlog’ is en dat zij moreel voldoende superieur zijn om de arbeid aan de ongelovigen over te laten. En dat die ongelovigen dat ook dankbaar accepteren. Zo bezien hebben moslims er totaal geen probleem mee om de uitkering op te strijken als een soort van ‘jizya’. Dat is een islamitische belasting op ongeloof.

Met andere woorden: juist door veel ruimte te geven aan de premoderne waarden waarmee niet-westerse immigranten zijn behept, geven wij niet alleen ruimte aan het verder afkalven van onze eigen cultuur, maar ontnemen wij migranten ook de kans op vooruitgang in de bewezen succesvollere (westerse) maatschappij. Het pad naar integratie en succes wordt zo voor hun ogen overwoekerd door gutmenschen die het misschien wel goed bedoelen, maar het totaal verkeerd doen. Op deze manier blijft er voor niemand een maatschappij over die als plezierig, veilig en vrij kan worden ervaren.

Vervelende maatregelen
Hoe vervelend het ook is, aan migranten moeten pittige eisen worden gesteld en daarmee moet ook niet gemarchandeerd kunnen worden. Het is helemaal niet zo gek om tegen migranten te zeggen: “welkom in ons huis, maar u eet wat wij eten, u praat zoals wij praten, u zult werken zoals wij werken  en u zult handelen zoals wij handelen”. Dat staat namelijk ook in artikel 1 van onze Grondwet waarop allochtonen zo opmerkelijk vaak een beroep doen. Niet alleen het recht, maar ook de plicht klinkt daarin door. Het zou toch ook te gek zijn wanneer een Engelse immigrant te horen zou krijgen dat wij in dit land weliswaar rechts rijden, maar dat we er ook rekening mee zullen dat hij links van de weg rijdt zoals hij gewend was. Kunt u zich de chaos op de weg voorstellen?

Migranten hebben laten zien dat ze tegen een stootje kunnen, onderweg naar hier. Dan moeten ze daar ook tegen kunnen. Of een ander land zoeken: dat kan natuurlijk ook en is misschien wel beter.

————————————

 

[1] Zie de Troonredes van 1949, 1950 en 1951.
[2] Zie Machteld Zee: Heilige identiteiten, pagina 61 en verder.
Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties