Democratische legitimatie

De vraag of de burger in staat is om op enigerleiwijze vorm en inhoud te geven aan het bestuur van gemeentes, provincies of het landsbestuur wordt steeds prangender gesteld. Het geluid is niet nieuw: Pim Fortuyn voorspelde de toen ophanden zijnde democratische crises al veel eerder[1], maar werd weggehoond en uiteindelijk zelfs vermoord. Fortuyn stelt daarin dat bijvoorbeeld een onderneming een slecht beleid kan voeren, maar daarvoor onmiddellijk wordt gestraft door de markt. In de industriële economie kan de consument c.q. eindgebruiker niet veel meer doen dan stemmen met de voeten. Hij koopt of hij koopt niet en de onderneming zal zijn beleid daarom snel herzien en aanpassen. ICT voegt daar een stap aan toe: De eindgebruiker-consument zal, indien hij over het kapitaal en de deskundigheid beschikt, direct kunnen interveniëren in het design van het productieproces van goederen en diensten en wel interactief. Daardoor bepaalt hij in hoge mate mede het eindproduct. Dit is een dus gigantische stap in de democratisering en individualisering van het materiële leven. Daar kan het dus wel.

Pim Fortuyn. Afb: wikimedia

Pim Fortuyn. Afb: wikimedia

Voor het publieke domein en de collectieve sector geldt dit niet. Er is geen corrigerend marktmechanisme dat de producenten van goederen en diensten dwingt om met de consumenteindgebruiker rekening te houden, laat staan dat de producenten hem toestaan interactief te interveniëren in het design van het productieproces van goederen en diensten. Het is niet de eindgebruiker die bepaalt welke producten hem worden aangeboden, het is de producent die dat in zijn alwetendheid bepaalt. De enige correctiefactor op de macht van die producenten is de politiek. En die politiek nu laat het volledig afweten. Het gevolg is dat het publieke domein en de collectieve sector volledig door het aanbod en dus de aanbieders worden bepaald. Van democratie is geen sprake, of men zou het eens in de vier jaar een hokje rood maken de ultieme vorm van democratie moeten noemen. In Nederland is die geringe democratie nog verder uitgehold doordat de macht over de inrichting van het publieke domein en de collectieve sector wordt gedeeld met het maatschappelijk middenveld, een geheel van organisaties dat optreedt als zaakwaarnemer van de burger-consument.

Teruggedrongen democratie
Met het democratisch gehalte van deze zaakwaarnemers is van alles mis. Zij worden niet gekozen, maar benoemd via coöptatie: een beperkt en select gezelschap deelt ‘de baantjes’ uit. Hun representativiteit staat dan ook al gedurende enige decennia onder grote druk. Ons land is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw in hoog tempo ontzuild, maar het verzuilde middenveld doet nog steeds alsof dat niet zo is en vertegenwoordigt ons zonder zich daadwerkelijk iets van de burgers aan te trekken. Een nieuw maatschappelijk middenveld heeft zich inmiddels naast de organisaties en instituties van de verzuiling kunnen nestelen. In internationaal perspectief worden zij NGO’s (non governmental organizations) genoemd, met name op de terreinen van milieu, natuur en ontwikkelingshulp. Organisaties dikwijls met enige leden, maar dan wel leden die over beleid en standpunten van de NGO’s en de samenstelling van het bestuur werkelijk helemaal niets te zeggen hebben. Overheden onderhandelen niettemin maar wat graag met hen en sluiten het ene na het andere convenant met hen af. Dat alles onder het motto dat met de ‘geëigende afvaardigingen van de burgerij is gesproken en onderhandeld’.

Van enige serieuze gedachtewisseling, waarin ook alternatieven aan de orde komen, is in dat spel natuurlijk geen sprake. Het publieke domein en de collectieve sector worden in belangrijke mate geregeerd door ambtelijke en semi-ambtelijke professionals. Doordat we leven in een klein land en de meritocratische elite zichzelf vernieuwt en aanvult door coöptatie, zelfs in politieke partijen, is er sprake van een sfeer van incest. Wie niet beantwoordt aan de door hen bepaalde codes en gedragsregels telt in het gezelschap niet mee.

De democratische gezindheid en de democratische cultuur van de Nederlanders staan buiten kijf. Onze vrijheid om te gaan en te staan waar wij willen, om te ondernemen en ons te uiten in woord en geschrift is nu al gedurende eeuwen ongekend in de wereld. Met het democratisch gehalte van ons samenleven is dan ook weinig mis, maar met dat van ons bestuur en de inrichting van de collectieve sector is het op dat punt echter wel pover gesteld. Dat is een paradox die bovendien nog wordt verdiept doordat veel van onze regenten in het publieke domein zich in hun persoonlijk leven dikwijls net zo gedragen als de doorsnee burger en ook dezelfde opvattingen hebben. Zo gauw zij zich echter binnen hun eigen politieke sfeer en organisaties begeven veranderen zij op slag. Het is een gesloten wereld met autistische trekjes, met een eigen kijk op de wereld en de werkelijkheid en zelfs met een geheel eigen jargon dat voor buitenstaanders nauwelijks is te volgen.

Dr. mr. Th. Baudet. Afb: wikimedia

Dr. mr. Th. Baudet. Afb: wikimedia

Structuurproblemen
De PVV heeft opdracht gegeven een rapport  samen te stellen over de staat van onze democratie. Dit rapport met de titel ‘Echte Democratie’, werd als onafhankelijk onderzoekswerk vervaardigd door het Forum voor Democatie op verzoek van de Partij voor de Vrijheid (PVV) en is geschreven door Dr. mr. Thierry Baudet en Prof. dr. mr. Paul Cliteur.  Forum voor Democratie is geheel verantwoordelijk voor de inhoud en de conclusies in dit werk, en de auteursrechten berusten geheel bij Forum voor Democratie en de respectieve auteurs.

Prof. dr. mr. P. Cliteur

Prof. dr. mr. P. Cliteur

Zij constateren hierin vrijwel hetzelfde als Fortuyn 15 jaar eerder. Ook zij constateren dat ondemocratische of zelfs antidemocratische instituties steeds meer terrein winnen en zij worden nadrukkelijk gesteund vanuit media, politiek en bedrijfsleven. Als voorbeelden noemen zij de Europese Unie, Mensenrechtenhoven, internationale organisaties met hun ‘internationaal recht’, enzovoorts. Daarnaast echter, constateren de wetenschappers ook een structuurprobleem:

  1. Volgens de auteurs zijn stemkeuzes een compromis van de kiezers met zichzelf. Uit een veelheid van partijprogramma’s kiezen zij het program wat het dichtst bij hen ligt of de persoon van de lijsttrekker, maar vrijwel niemand zal álles ondersteunen van het program, van de inhoud van de partij waarop hij uiteindelijk stemt;
  2. Daarnaast moet de politicus die is verkozen, samen met zijn fractiegenoten tot een gemeenschappelijk fractie-standpunt komen waarmee een nieuw compromis tot stand gekomen;
  3. Na deze compromissen moeten in het parlement natuurlijk ook nog het compromis worden gevonden.

Het gevolg van dit alles is, zo constateren de auteurs, “onvermijdelijk een compromis van een compromis van een compromis”[2]. De auteurs lijken hierbij echter enkele belangrijke elementen over het hoofd te zien:

  1. Hoe de politicus überhaupt op een kieslijst terechtkomt is meestal niet duidelijk. In ieder geval niet op electorale voorspraak. Veelal hebben politieke partijen ‘commissies’ die de kieslijst samenstellen en die zullen hun werk zeker conform de mores van de partij doen, maar het landsbelang speelt bij die keuzes totaal geen enkele rol;
  2. De politicus die is verkozen, neemt eerst plaats in het parlement nadat die politicus onder ede verklaart ‘zonder last of ruggespraak’ het parlementaire werk te zullen uitvoeren. Die politicus kan dus voor of tegen voorstellen stemmen, geheel naar eigen verantwoordelijkheid en is zeker niet verplicht compromissen te sluiten binnen de eigen partijfractie;
  3. Dat in het parlement compromissen worden gesloten is duidelijk en inherent aan deze vorm van democratie. Ons parlement is bij uitstek de plaats waar met compromissen wordt gewerkt en precies dáár is het ook voor bedoeld, namelijk om op een ordentelijke wijze tot beleid te komen op basis van onderhandelingen en niet op basis van knokpartijen of straatgevechten. De kwaliteit van de compromissen echter, wordt benadeeld door het invoegen van onderhandelingsthema’s die totaal niet terzake doen: De benoeming van een Commissaris der Koning bijvoorbeeld, kan ingewisseld worden tegen een argument om de staatsveiligheid te garanderen. Dat gebeurde niet zelden en het gebeurt nog steeds.

Nog zonder naar de voorstellen te kijken die de auteurs doen voor referenda, is het daarom denkbaar dat hun analyses voor wat betreft de ‘structuurproblematiek’ gebrekkig is en lang niet ver genoeg gaat. Daarom zien zij ook niet de belangrijkste opdracht, namelijk het terugbrengen tot normale proporties van de invloed van het (ongekozen) maatschappelijke middenveld op het beleid. Voor de besluitvorming over de aanleg van een snelweg of een belangrijk industrieel complex (b.v. windmolenparken of Ruimte voor de Rivier) staat de burger compleet buitenspel: onze overheid overlegt liever met marginale clubs als ‘Natuur & Milieu’ of het ‘Planbureau voor de Leefomgeving’ die zich zonder electoraal legaat opwerpen als gesprekspartner namens de burgers. De burger denkt in al zijn naïviteit nog dat zijn Gemeenteraad invloed heeft gehad op dat genre besluiten en wordt ook vooral niet wijzer gemaakt.

Anders kiezen
Het belangrijkste wat ons te doen staat is het grondig hervormen van de samenstelling van kieslijsten. De zogenaamde ‘kiesdeler’ bedraagt momenteel circa 65.000 stemmen. Met andere woorden: om op dit moment gekozen te worden als parlementariër zou een parlementariër dus tenminste 65.000 kiezers achter zich moeten hebben. Merkwaardig genoeg is dat niet het geval. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, dan zou de zetelverdeling Anno 2012 er als volgt hebben uitgezien[3]:

VVD 2
PvdA 2
PVV 1
CDA 2
SP 2
D66 2
GL 1
CU 1
SGP 1
PvdD 1
50 Plus 1

 

De rest van de kandidaten zouden roemloos zijn afgeserveerd maar, zo weten wij inmiddels, dat is allerminst het geval. Zij kwamen in het parlement op grond van het gegeven dat de partij waarvan zij deel uitmaakten in zijn totaliteit meer stemmers kreeg. (Lijsttrekker VVD 2,1 miljoen, Lijsttrekker PvdA 1,8 miljoen, etc.) Inmiddels ook, hebben zich als afsplitsingen van de gekozen partijen maar liefst 4 fracties in de Tweede Kamer gevormd, die daar op eigen kracht anders nooit zouden zijn gekomen bij gebrek aan voldoende stemmen. Natuurlijk zouden wij kunnen concluderen dat kiezers nu eenmaal gemakzuchtig zijn en daarom slechts het eerste vakje van de partij van hun keuze inkleuren. Sommigen gaan zelfs helemaal niet stemmen en lijken het ‘wel goed te vinden’.  Toch zijn er ook veel argumenten om de –inmiddels heel mondige-  kiezer te dwingen zorgvuldiger te kiezen. Dat kan door een kiesdrempel onverminderd te handhaven, waardoor partijen gedwongen zijn op een geheel andere wijze hun kieslijsten samen te stellen. Het voeren van ‘campagne’ tenslotte, moet misschien wel verboden worden: politieke partijen moeten op hun prestaties beoordeeld worden en niet op hun gelikte campagnes.  Indien hun prestaties afwezig zijn en van geen enkele parlementaire waarde, dan moest de burger aan hen ook maar geen salaris besteden.

In het parlement kortom, behoren uitsluitend parlementariërs terecht te komen die daadwerkelijk steun hebben onder de bevolking.

Referenda
De argumenten voor referenda die de auteurs opgeven zijn al veel beter te slikken dan de diagnose die werd gesteld bij onze kwakkelende staat van democratie. Met name de juridische component is voortreffelijk onderbouwd en bevat een aantal concrete voorstellen die van wijsheid getuigen. Hun conclusies lijken daar weer aan te sluiten bij wat we het ‘Fortuynisme’ zullen noemen, zoals inhoudelijk omschreven in de eerste alinea’s van deze bespreking. Zij stellen letterlijk:

forum-democratie“Er gaat geen dag voorbij zonder dat de gewone mensen die in ons land wonen, werken, hun kinderen opvoeden, hun huurwoning of hypotheek betalen, sparen voor hun vakantie en meeleven met hun favoriete sportteam, geen dag gaat er voorbij zonder dat deze mensen in gewone wijken met een gewone woning en een heel gewoon leven, een uithaal krijgen van het establishment”.

Met andere woorden: de burger kan heel veel, in het bijzonder met verantwoordelijkheden omgaan, maar als het op daadwerkelijke besluitvorming aankomt houdt de elite ‘de bal liever in de ploeg’. Dan mag die burger één keer een vakje roodkleuren en daarmee zijn we weer van het democratische gedoe af. Dat is opmerkelijk genoeg in overeenstemming met het Fortuyn, die vaststelde dat het bedrijfsleven aanmerkelijk democratischer is ingericht, omdat de burger om te stemmen niet eens naar een stemhokje hoeft: de consument kiest met de voeten.

Referenda moeten bindend worden volgens de auteurs, omdat het tegen de logica ingaat een referendum te houden, waarvan het resultaat door zijn eigen vertegenwoordigers zou kunnen worden genegeerd. Ook zou de bevolking zelf onderwerpen moeten kunnen initiëren zodat hun bijdragen niet zijn beperkt tot het reageren op beleidsvoornemens.  Daar is eveneens geen zinnig argument tegen in te brengen.

Soevereiniteit
De auteurs pleiten met enige nadruk voor het verplicht inzetten van het instrument referendum.

  1. In de eerste plaats omtrent wetten die de soevereiniteit betreffen. De overdracht van soevereiniteit, zoals aan bijvoorbeeld de Europese Unie zijn de burger niet alleen een doorn in het oog maar beperken ook de invloed van de burger onevenredig. Niet langer gaat de eigen vertegenwoordiging in het Nederlandse parlement over het aannemen, wijzigen of afwijzen van wetten, maar tevens de EU. Daaraan is nooit toestemming is verleend door de bevolkingen. Sterkers zelfs: de burgers heeft slechts twee keer specifiek over de EU een oordeel kunnen vellen en beide keren was dat oordeel negatief;
  2. Het aanpassen of terugdraaien van wetten die middels een initiërend referendum (dus op initiatief van de burgers) tot stand zijn gekomen, zouden eveneens en uitsluitend per referendum moeten worden aangenomen of verworpen.

Beide voorstellen zijn uitstekende bijdragen aan het doen toenemen van de invloed van de bevolking op de politieke besluitvorming maar zullen nog wel op het nodige verzet van de meritocrate kaste oproepen.

Conclusie
Het voorstel van het Forum voor de Democratie voor referenda is een waardevolle bijdrage aan de discussie over de richting en ontwikkeling van onze democratie.

Toch kan het niet ver genoeg gaan: ook het door en door rotte systeem van coöptatie in het maatschappelijke middenveld moet worden aangepakt. Dat middenveld is teveel uitgebreid en een ontmoetingsplaats geworden van grootkapitaal en politiek. De ‘zorg’ is er een schrijnend voorbeeld van. Slechts 4 aanbieders van zorgverzekeringen hebben zich meester gemaakt van maar liefst 90% van de markt. Zij doen hun zaken tegen de achtergrond van verplichte productaanschaf door de overheid (die verplicht immers alle burgers zo’n verzekering aan te gaan) en zelfs een post ‘dubieuze debiteuren’ komt op hun balans niet voor, omdat de overheid alle premiebetalingen garandeert middels het ‘zorginstituut’ en met incassohulp van notabene het CJIB. Daarnaast staat de overheid het die verzekeraars toe om te snuffelen in de medische dossiers van de klant. De ‘privatisering van de zorg’ is een farce geworden en de zorg zelf een karikatuur waarin list en bedrog dagelijkse praktijk zijn, naast immense salarissen voor de managers die voornamelijk een partijpolitieke achtergrond hebben. De Nederlandse Spoorwegen en de ‘geprivatiseerde’ woningbouwcorporaties zijn eveneens landingsplaatsen van carrièrepolitici geworden.

Ook de totstandkoming van ‘kieslijsten’ is een schimmig spel wat zich op wonderlijke wijze buiten de openbaarheid afspeelt en waaraan alle politieke partijen zich schuldig maken. Het laat zich daarbij vragen of de kandidaat parlementariër bij zijn eerste eed niet al een leugen deponeert: hij is namelijk niet zonder last of ruggespraak maar heeft vooraf afgesproken partijpolitieke standpunten te verdedigen: anders stond hij helemaal niet op zo’n kieslijst. Vervolgens blijken 134 Tweede Kamerleden de kiesdrempel niet te hebben gehaald, waarvan 6 leden inmiddels zijn afgesplitst van hun partij en 4 nieuwe fracties hebben geformeerd[4]. Ook zonder electorale legitimatie is het kennelijk goed toeven in het parlement, maar met democratie heeft het niets (meer) te maken.

Vast staat wel dat ons politieke en bestuurlijke systeem grondig op de schop moet.

—————————————

[1] “De puinhopen van 8 jaar paars”, Prof. dr. W.S.P. Fortuyn 2002.
[2] ‘Echte Democratie’, pagina 35
[3] https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/richtlijnen/2012/09/17/bijlage-bij-persbericht-17-september-2012-uitslag-tweede-kamerverkiezing-2012/bijlage-bij-persbericht-uitslag-tweede-kamerverkiezing-12.pdf
[4] Klein (ex-50Plus) 3.511 stemmen
Kuzu (ex-PvdA) 23.067 stemmen
Özturk (ex-PvdA) 9.831 stemmen
Bontes (ex-PVV) 958 stemmen
Van Klaveren (ex-PVV) 581 stemmen
Van Vliet (ex-PVV) 1.113 stemmen
Totaal: 39.061 stemmen
Kiesdeler: 62.829 stemmen
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties