Het onderstaande relaas van de inmiddels bijna 91-jarige F.H. Dijkstra is te belangrijk om als ongelezen te verdwijnen in de mist van de tijd. Dijkstra is v.m. dienstplichtig sergeant Inlichtingen Dienst geweest in het bataljon 3-9 R.I. en diende o.a. in 1947 in het v.m. Nederlands-Indië. Wij publiceren zijn relaas in 4 delen en vertrouwen onze lezers, waaronder veel veteranen, daarmee een dienst te bewijzen. Maar ook de vele politici onder ons lezerspubliek, willen wij wijzen op de eenzijdige manier waarop naar het optreden van de toenmalige dienstplichtigen, die net een gewelddadige bezetting van 5 jaar achter de kiezen hadden, nu wordt gekeken. Waar sommigen menen dat de uitkomst van 3 x 3 ongetwijfeld 9 moet zijn, denken andere dat die uitkomst 6 moet zijn. De beoordelaars Anno nu komen vervolgens tot de conclusie dat ‘de waarheid wel in het midden zal liggen’. Dat is natuurlijk nonsens, maar juristen komen kennelijk eenvoudig tot die conclusie en serveren vervolgens een grote groep veteranen af die als jongemannen, amper volwassen, verplicht op pad werden gestuurd voor een kansloze missie. Voor meer informatie over deze kwestie verwijzen wij graag naar deWEBSITE van Dijkstra c.s.
Vandaag: Deel 3: Persmanipulatie
Lees hier deel 1
Lees hier deel 2
In de aanklacht noem ik het “Committee Ereschulden Rawagedeh”. Wie in dit comité zitting hadden kunt u lezen door HIER te klikken. U zult constateren dat de naam Pondaag- de naam die u in verband met deze zaak, samen met advocaat Zegveld steeds op TV en in krantenberichten tegenkomt- hier niet in voor komt. Deze namen duiken pas op nadat het oorspronkelijke actie-comité zijn activiteiten had gestaakt. Dat oorspronkelijke comité nam ook afstand van het optreden van deze heer Pondaag. Dat blijkt uit het mailcontact tussen voorzitter Dr. R. Hutagalung en Dr. Sgagliola (schrijfster van het boek ”Last van Oorlog”). Zij stuurde mij die mails na mijn gesprek met haar in Sneek. In die tijd lag ook Krista van Velzen van de PSP (Later GroenLinks), in de clinch met Hans van Baalen van de VVD over deze zaak. Hans van Baalen adviseerde me, per mail, geen aandacht te besteden aan de beschuldiging. Volgens hem werd het comité in Indonesië niet eens erkend. Van Velzen verdween spoorloos van het toneel. Hans van Baalen kreeg later een hoge Indonesische onderscheiding en zweeg verder over deze zaak. De verhalen in kranten en tijdschriften gingen door.
”Altijd wat” –NCRV
In februari 2010 werd ik benaderd door de journalist Piet de Blaauw van het programma “Altijd wat” van de NCRV. Hij zou willen helpen om aan te tonen wat er werkelijk in Rawagedeh was gebeurd. Ik heb daarop contact gezocht met het bestuur van VOMI (Vereniging Oud Militairen Indië) om te overleggen of dit een kans zou geven te weerleggen wat 3-9 R.I. werd aangewreven. VOMI reageerde met: “Laten we met hem overleggen”.
Overleg met VOMI
Voor dit overleg kozen we Bronbeek. (het tehuis voor ex- KNIL militairen in Arnhem) Daar waren aanwezig: van de NCRV Piet de Blaauw met een collega; van de VOMI Generaal Majoor b.d. L. Noordzij en Lt. Kolonel b.d. W.Patist; van 3-9 R.I. Luitenant b.d. Bromleve (inmiddels overleden), collega sergeant Dick van der Sluis, soldaat Hendriksen (inmiddels overleden en toen vergezeld van zijn zoon omdat hij aan dementie leed) en ik zelf. Verder Drs.Harm Scholtens, historicus verbonden aan de Groninger Universiteit vergezeld van zijn vrouw. Drs.Scholtens heeft een scriptie geschreven van 100 pagina’s over de kwestie Rawagedeh. Hij en zijn vrouw hebben een uitgebreid onderzoek verricht. Deze scriptie is in mijn bezit. Hier volgt een citaat.
Drs. H. Scholtens over Rawagedeh:
“De actie bij Rawagedeh begon op 9 december om 5.30 uur en eindigde dezelfde dag om 13.00 uur. Dit betrof weer het voor de buitenwacht onduidelijke onderscheid tussen de actie bij Rawagedeh en de operatie voor de zuivering van het noordvak van het 3-9 RI.
– het aantal direct na de actie getelde doden bedroeg honderdvijftig. Enige onschuldige personen konden daarnaast ten gevolge van vuurgevechten tussen Nederlandse patrouilles en de andere partij zijn omgekomen.
– acht tot tien huizen brandden af als gevolg van Nederlands mortiervuur.
– er zou geen sprake zijn van executies bij het station. Daar waren hoogstens vijftien en niet zestig man gedood door een Nederlandse patrouille nadat door mensen daarvandaan op hen was geschoten. Ook van een opstellen in rijen was geen sprake.
– onder de doden waren geen vrouwen of kinderen. Het sprak vanzelf dat Nederlandse troepen ook nooit zouden schieten op dorpsbewoners, die bleven rustig op hun plaats”.
Na het overleg in bronbeek werd besloten niet met Piet de Blaauw in zee te gaan. Unaniem werd getwijfeld aan de beweegredenen van Piet de Blaauw. Dat was indertijd een juiste conclusie zoals later is gebleken. Ik ben daarmee in de praktijk geconfronteerd, zoal u verder op deze website kunt lezen.
Feiten
Een feit is, dat in Rawagedeh op 9 december 1947 een groep van ca. 20 Daroel Islam strijders werden gedood. Daroel Islam strijders waren mannen die hadden gezworen hun haar niet te zullen laten knippen voor de Nederlanders zouden zijn verdreven. Zij voerden niet alleen strijd tegen de Nederlanders, maar ook tegen de beweging onder leiding van Soekarno omdat die beweging de Islam niet op de eerste plaats stelde. Een paar dagen voor 9 december 1947 waren door deze fanatici, 28 inwoners van Rawagedeh met klewangs (slagzwaarden) afgemaakt en in de Tjitaroem (rivier bij Krawang) gegooid. Één van deze 28 had kans gezien onze post aan de overkant te bereiken. Onze bataljonsarts heeft het leven van deze man kunnen redden. Zijn verhaal was de aanleiding om op 9 december ‘47 de actie te beginnen.
In dit verband wil ik u het volgende niet onthouden. In 2010 is een fotografe, Suzanne Liem, naar Indonesië gegaan om foto’s te maken o.a. over de Rawagedeh affaire. Haar foto’s zijn gepubliceerd in het dagblad TROUW met een verhaal erbij over haar gesprekken met inwoonsters van Rawagedeh. Ze zegt daarin o.m. dat de vrouwen haar hadden verteld dat de overvallers puntige neuzen hadden en dat ze speurhonden bij zich hadden. Het is bekend dat – toen het Krawangse nog Republikeins gebied was – de TRI daar zware strijd voerde tegen de Daroel Islam. Dat wordt ook in het rapport van de Commissie van Goede Diensten aangegeven.
Ik weet nog dat Brigade – inlichtingenrapporten melding maakten, dat bij de TRI een Duitser was gesignaleerd met een herdershond. Zoiets vergeet je niet. Zou die in de republikeinse tijd mee hebben gedaan aan de actie van de TRI tegen de Daroel Islam in het Krawangse?
Het Nederlandse leger, noch het KNIL maakte gebruik van speurhonden. Had het bloedbad van R.G. dan een jaar eerder plaatsgevonden in de republikeinse tijd, bij een treffen tussen de TRI. en de Daroel Islam? Want op 9 december 1947 was dat beslist niet het geval. Hoe wreed die onderlinge strijd kan zijn geweest is af te leiden van wat er bekend is over de strijd in Madioen in 1948 en niet te vergeten wat er bekend is van de honderdduizenden slachtoffers die er na de coup van Soeharto 1965 zijn gevallen. Beide een gevolg van een treffen tussen Indonesiërs onderling. Mijn ervaring is (en ik heb daar de bewijzen van), dat het noemen van data, afstanden en getallen door de eenvoudige kampongbewoners, met een korrel zout moet worden genomen. Nu, naar verluidt recent, ook Indonesische historici vragen om opening van zaken over gedragingen van eigen troepen, zou de strijd tussen de TRI en de Daroel Islam in het Krawangse een belangrijk punt kunnen zijn.
Toch een interview
Journalist de Blaauw wilde later toch een uitzending. Nadat hij daarover diverse malen opnieuw contact had gezocht met VOMI kreeg ik van dat bestuur de mededeling dat men de Blaauw toch wel integer achtte en men er wel vertrouwen in had dat hij zich aan afspraken zou houden. Dit zou dan toch een doorbraak kunnen zijn. Het interview en de opname voor “Altijd Wat” ging dus door. Een huizenhoge installatie werd in mijn straat geïnstalleerd. Het interview nam een hele middag in beslag. Mijn voorwaarde was dat ik het laatste woord zou hebben over wel of niet uitzenden. Vóór dat interview schreef ik een richtlijn voor mezelf. Ik noemde dat: “De kwestie Rawah Gedeh nog eens op een rijtje”. Deze notitie kunt u HIER lezen.
Wel of niet uitzenden
Samen met bestuurslid Patist van VOMI en mijn dienstvriend hebben we op een laptop het resultaat kunnen zien. Wat ik al vermoedde bij de opname bleek juist, bij mij thuis ”aap wat heb je mooie jongen” spelen, maar intussen zijn eigen plan uitvoeren. Ik was tegen de uitzending en mijn vriend ook. Patist was er toch voor. ”Beter wat dan niks” meende hij. Wat er nog allemaal is gebeurd en hoe de uitzending tot stand is gekomen kunt u lezen in de uitleg die ik daarover heb gemaild aan Dr. Kamphuis (directeur van het Nederl. Inst. V. Mil. Historie). Klik daarvoor HIER. De heer Patist had n.l. de DVD van de uitzending ook aan Dr. Kamphuis gezonden. Omdat ik niet wilde dat het verhaal zoals door “Altijd Wat” gemaakt, zonder meer in het archief van het NIMH (Nederlands instituut voor militaire historie) terecht zou komen, heb ik Dr.Kamphuis in een uitgebreide mail laten weten hoe deze DVD tot stand was gekomen.
Woordbreker
Piet de Blaauw is onbetrouwbaar gebleken, want hij had mij op erewoord, bezegeld met een handdruk, beloofd dat hij een uitzending zou maken, die de beschuldiging aan 3-9 R.I te niet zou doen. Een week na deze uitzending was hij op TV te zien, samen met advocaat Zegveld, in een programma over Zuid Celebes.
Ministerie van Defensie
Bij een herdenking in Havelte kwam ik in contact met een officier die zich voorstelde als lid van de Vereniging van Militaire Juristen. Hij wilde graag mijn verhaal over Rawah Gedeh horen. Dit resulteerde in een uitnodiging om in het Ministerie van Defensie, op de jaarvergadering van de Vereniging van Militaire Juristen, mijn verhaal te komen vertellen. Mijn notitie over het bezoek aan het Min. Van Defensie kunt u HIER lezen.
Men vraagt zich af waarom door defensie, na de beschuldigingen in 1994, aan mannen van 3-9 R.I. nooit is gevraagd hoe zij dit beleefd hebben. Zoals in het begin reeds genoemd: aan de hand vanhet rapport van de Commissie van Goede Diensten van januari 1948, had men de beschuldiging gemakkelijk kunnen weerleggen.
————————————-
Morgen: Westerling