De volgende tekst stamt uit januari 2014 en is gebaseerd op de informatie uit die tijd.
Eind 1992 ging een gerucht door het eerste legerkorps: Den Haag zou een manoeuvre eenheid uitzenden naar het Balkan kruitvat. In april had ik net het regimentscommando van het Regiment Johan Willem Friso en diens taak als Nederlandse UN eenheid overgenomen en het evaluatie rapport van de uitzending naar de Libanon stond afwachtend in mijn boekenkast op mijn bureau. Ik bladerde door het lijvige rapport om er achter te komen hoe een voorbereiding op een UN missie in een ver-af land er uit zag. Ik werd er niet veel wijzer van.
Bovendien stond de laatste gemechaniseerde oefening voor het bataljon voor de deur en werden mijn dagen door de voorbereiding op die oefening opgeslurpt. Een paar maanden later moest ik me in Den Haag druk maken over o.m. het Concept Crisisbeheersing, een spoorboekje voor uit te zenden manoeuvre eenheden waarvan het de bedoeling was dat de inhoud op bruikbaarheid door de eerste DB rotatie in Bosnië getoetst zou worden. Daarvan is niets terecht gekomen, omdat het concept verborgen bleef in een van de onderste lades van een opperofficier. Zes maanden intensieve arbeid door jonge enthousiaste officieren was voor niets geweest. De rest is geschiedenis.
In 2006 zat ik op het bureau van Rob de Wijk aan tafel met een aantal geleerde wijsneuzen. Uit hun enthousiaste gebrabbel kon ik vast stellen dat ze een afgebakende mening hadden over het uitzenden van een manoeuvre eenheid. In dit geval naar Uruzgan, ergens in Afghanistan. De mogelijke takenpakketten voor die eenheid vlogen over de tafel en de een had daarvan nog een beter idee dan de ander. Ik vond het beter om me niet in die zinloze discussie te mengen. Rob, die gewend was dat ik mij mening gevraagd en vooral ongevraagd naar voren bracht, vroeg uiteindelijk hoe ik er over dacht. Hij was er blijkbaar achter gekomen dat ik de enige met uitzendervaring was. “Wat is het doel van de uitzending“ was mijn aanvangsvraag. “gaan we voor de bevolking of voor ons zelf, om ons goed te voelen?”. Stilte. “Als we voor de bevolking gaan moeten we daar ongeveer drie generaties militairen blijven (8 tot 10 jaar) om een structurele veiligheid of iets wat daarop lijkt te kunnen realiseren”. Rob antwoordde dat het beperkt zou blijven tot hooguit drie jaar en de opdracht een hulpverlening, een reparatie karakter zou hebben. “We gaan dus voor onszelf, voor het goede gevoel van Den Haag? En niet waar de militair voor is opgeleid: realiseren van veiligheid, maar iets wat buiten hun vakgebied ligt? Mijn advies: niet uitzenden”. Rob keek me geschrokken aan en vertelde dat de politieke beslissing al was gevallen. “Wat doe ik hier dan Rob, kun je me dat uitleggen?” en stapte op. De rest is geschiedenis.
Jullie gaan naar Mali!
Zeven jaar na Uruzgan en bijna 20 jaar na Bosnië besluit de politieke leiding in Den Haag om de UN missie in Mali met een Nederlandse bijdrage te verblijden. “Jullie gaan naar Mali om daar Afrikanen te helpen!” was ongetwijfeld het politieke leitmotiv en militaire adviseurs huldigen dan het motto “we zetten de krijgsmacht weer op de kaart”.
Waarom “jullie” en niet “wij” gaan naar Mali? Omdat net als bij andere uitzendingen politici en militaire leiders alleen in het missiegebied komen als het veilig genoeg is om hun nieuwsgierigheid te bevredigen en een transparante betrokkenheid bij onze jongens in een missiegebied opzichtig voor media en samenleving te tonen. Volgens kenners heeft de uitzending twee redenen:
Christ Klep, de huis historicus van de NPO, stelt dat de Krijgsmacht geen andere keuze heeft, omdat de uitzending naar Mali een volgende bezuinigingsronde voor Defensie kan voorkomen. Dat is volgens mij een kansloze zaak. Jarenlang heeft de krijgsmacht werkvloer geprobeerd politici ervan te overtuigen dat een volgende bezuinigingsronde voor de krijgsmacht wel eens fataal kan worden. De uitspraak van de Commandant der Landstrijdkrachten over de hoge kwaliteit van de KL heeft een tegendraads effect op dat streven. Het gevaar is aanwezig dat politici in zijn optimistische uitspraak een bevestiging zien dat hun bezuinigingsdrift direct heeft geresulteerd in een substantiële verbetering van het hart van Nederlandse contingenten bij uitzendingen: de grondcomponent. Als dat inderdaad het geval is, dan worden de politieke pennen alweer geslepen om nieuwe bezuinigingsronde voor Defensie op papier te zetten. NB: Wat ook het geval is geweest.
Kolonel Kruize kwam in zijn december 2013 Carré artikel met een interessante observatie. Hij legde een directe relatie met de Haagse ambitie om in 2017-2018 een roulerende zetel in de VN Veiligheidsraad te bemachtigen. Haagse politici gaan helaas voorbij aan het Nederlandse onvermogen om een herkenbare en waardevolle bijdrage te leveren aan de uitvoering van het huidige NATO Strategische concept en in het verlengde de verbetering van het mondiale NATO imago. NB: Dat bleek een juiste inschatting te zijn geweest.
Er blijkt evenwel nog een derde overweging te zijn: het oppoetsen van het imago van twee PvdA politici om de weg vrij te maken voor glanzende vervolg functies met dito ruime vergoedingen en brede pensioenregelingen. In de maanden na de bekendmaking van het besluit om een bijdrage te leveren aan de UN missie in Mali concentreerde de discussie binnen en buiten de KL en de respectievelijke militaire vakbonden op het uniform. Niet de bewapening. Niet het ontbreken van gegarandeerde eigen helipotentieel. Niet het effect van de verzengende hitte op mens en materieel. Niet die nare Toeareg rebellen of islamitische extremisten die het dagelijkse reilen en zeilen in het noorden van Mali bepalen. Nee, de kwaliteit van het uniform. Hoe triest is het gesteld met Nederland vraag ik me af? Gelukkig schudde generaal majoor b.d. C. Homan op 6 januari 2014 de slaperige lezer van de Volkskrant wakker met de uitspraak “dit keer geen politiek correct geneuzel over een wederopbouwmissie, zoals in Uruzgan. De risico’s worden onderkend. Jihadisten beschouwen de Nederlanders als een legitiem doelwit”. Is dat nieuw? Nee. De militaire werkvloer heeft in 1993 en in 2006 politici en militaire leiders herhaaldelijk gewaarschuwd dat Nederland wellicht de overtuiging had de Bosnische en Afghaanse medemens uit de brand te helpen, maar dat strijdende partijen niet al te selectief waren bij het beschieten van doelen. Werd er toen geluisterd? In het geval van Bosnië werd hardnekkig gesproken over een vredesoperatie en de missie in Uruzgan was een opbouw operatie. In beide missiegebieden woedde een burgeroorlog; niet echt de gewenste randvoorwaarden voor een vredes resp. opbouw operatie.
Rob de Wijk beweert dat het een goede zaak is dat Nederland door een contingent naar Mali te sturen een bijdrage zal gaan leveren aan de evolutie van UN stabilisatie missies. Volgens hem “troepen uit de regio deze VN operatie vullen……westerse landen capaciteiten leveren waarover de regio niet beschikt……met deze capaciteiten worden de gevechtsoperaties gefaciliteerd die vooral door troepen uit de regio worden uitgevoerd”… Waar de Wijk die wijsheid vandaan heeft, is voor velen onduidelijk. Vermoedelijk uit de boezem van de UN in New York. Martin Paul die een onderzoek had gedaan naar het succespercentage van missies onder de vleugels van de Organisation African Unity (OUA) komt echter tot een totaal andere conclusie. In zijn artikel in The Guardian van 6 januari 2014 pende hij n.a.v. dat onderzoek drie vaststellingen neer: een missie kan alleen worden uitgevoerd als niet-Afrikaanse landen logistieke en m.n. financiële steun geven; een missie heeft succes als niet-Afrikaanse bij voorkeur westerse landen als Frankrijk het voortouw nemen en rivaliteit en zwakke op eigen winstbejag geconcentreerde Afrikaanse politieke leiders doorkruisen een doeltreffende operatie[1]. Kortom als het westen een missie in Afrika niet zou steunen of aan het stuur zat, eindigden de meeste missies in een fiasco. Om van excessen waarbij Afrikaanse militairen betrokken waren of zelfs een sleutelrol speelden, maar te zwijgen
Mali ligt in Afrika, de missie wordt uitgevoerd onder de vleugels van de OAU, het westen levert minimale steun en als de lezer bij de jaarlijkse landelijke IQ test op 29 januari 2014 hoger dan 77 heeft gescoord, kan hij de zin zelf aanvullen. Niet gaan.
Is Mali vergelijkbaar met Afghanistan?
De vraag is of en in hoeverre de omstandigheden in Mali in positieve zin afwijken van Afghanistan. Omdat de rotsachtige droge zandstrook van 7500 kilometer tussen Senegal en Somalië gelijksoortige uitdagingen als Afghanistan herbergt, noemde de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius, die strook Sahelistan. Die aanduiding geeft aan hoe de operationele toestand in Mali is. Nederlandse militairen moeten om die reden voor vertrek hun aanvullende verzekering nog eens nauwgezet bestuderen en moeten ook eens diep nadenken over de strekking van hun offerbereidheid resp. sneuvelbereidheid voor en hun lotsverbondenheid met de Malinese medemens. Het verdient m.i. ook aanbeveling om de politiek te vragen wat die onder aanvaardbaar risico verstaat? Om te voorkomen dat een voormalige Minister van Defensie drie jaar na het einde van de missie opnieuw uitspreekt dat hij bang was geweest voor 60 doden. Overigens zonder daarbij aan te geven hoe hij aan dat ronde getal komt en of dat aantal voor de politiek de grens is geweest tussen wel en niet aanvaardbaar risico.
In de Volkskrant wordt opgesomd wat de kern van de activiteiten van het Nederlandse contingent is: niet alleen inlichtingen verzamelen, maar ook wapendepots ontmantelen en arrestaties verrichten in de volgens de militaire expert van de Volkskrant “relatief rustige regio Gao”. Relatief rustig? Het is maar waartegen je het afzet. Vergeleken met Irak en Syrië misschien, al durf ik daarvoor niet mijn hand in het vuur te steken. Arrestaties verrichten? In Nederland is het verrichten van arrestaties al een hachelijke onderneming, hoe is dat niet met rebellerende Toearegs en moordende islamitische extremisten? Het is in ieder geval duidelijk dat het gebruik van gewapend geweld geen uitzondering zal zijn. Het lijkt me dan ook verstandig dat die militairen de Rules Of Engagement (ROE) goed bestuderen dan wel juristen laten uitleggen hoe e.e.a. in elkaar grijpt als het wapen gebruikt moet worden. Voordat ze het beseffen kunnen ze aan de justitiële schandpaal genageld worden, omdat ze hun wapens hebben gebruikt om het leven van die Malinese medemens te beschermen en het eigen vege lijf te redden. Een advocaat heeft de Nederlandse samenleving al geïnformeerd dat bij een eventueel verhoor een advocaat absoluut aanwezig moet zijn. In ieder geval zal er geen politicus zijn die in de bres springt als dat een van die uitgezonden militairen naar Mali overkomt. Bij het Korps Mariniers kunnen ze daar over mee praten.
De zetel van het kwaad
Sahelistan (donker grijze kleur): El Dorado voor Islamitische extremisme[2].
Voor vertrek moet de militaire leiding zich een beeld gevormd hebben van het kwaad, voordat het kwaad op een doeltreffende manier aangepakt kan worden. Uit media berichten kan worden vastgesteld dat het kwaad zich heeft genesteld in Sahelistan dat om moverende redenen zeer in trek is bij extremistische structuren.
Waaraan ontleent Sahelistan zijn aantrekkelijkheid? Primair: de combinatie uitgestrektheid, terrein en klimaat karakteristieken, die veel opties biedt om zich te verbergen en verborgen te blijven; een netwerk van smokkel – en karavaan routes en de verbinding met Atlantische Oceaan in het westen en Rode Zee in het oosten. Secundair: de reeks falende staten met poreuze niet herkenbare grenzen, die kansen genoeg biedt om invloed uit te breiden en te verdiepen en nieuwe strijders te rekruteren. Tertiair: de mogelijkheden om tijdelijk en plaatselijk samenwerkingsverbanden te vormen en overeenkomsten te sluiten met andere structuren die deel uitmaken van de Holy War Incorporated (HWI) en transnationale georganiseerde misdaad. Door die karakteristieken is Sahelistan een El Dorado voor fanatici, waar wetteloosheid en anarchie de boventoon voeren. Het is een uitstekende uitvalsbasis om terroristische acties op falende staten, economische installaties, onderwijsinstellingen en hulporganisaties te lanceren en vormt daarnaast een perfecte veilige haven om zich te reorganiseren, op krachten te komen en potentiële strijders op te leiden, trainen en oefenen voor toekomstige terroristische activiteiten in de regio.
Als het democratische deel van Afrika het extremisme een halt wil toeroepen, moet die zich concentreren op het herstellen van de veiligheid als voorportaal van een politieke stabiliteit in (delen van) die uitgestrekte veilige haven. De combinaties Senegal-Mali-Niger-Noord Nigeria in het westen en Somalië-Ethiopië-Erithrea-Soedan in het oosten – de veronderstelde draaipunten van die uitgestrekte Veilige Haven – moeten als eerste in aanmerking komen om de veiligheid daar duurzaam te herstellen.
De problematiek
Het gros van de betrokken staten kan worden geplaatst in de categorie falende staten en de kenmerken van die staten bieden te veel mogelijkheden voor extremistische culturen om hun doelen te realiseren. Er kunnen verschillende katalysatoren geïdentificeerd worden die een uitbreiding van de extremistische invloedsfeer bevorderen. De eerste: een onevenwichtige demografie door geboorte explosies en frequente gewapende conflicten. In Niger is meer dan 50% van de bevolking jonger dan 16 jaar. De tweede: de endemische corruptie, die mede is veroorzaakt door ondoordachte geldstromen binnen het raamwerk van ontwikkelingssamenwerking. De derde: de combinatie structurele werkeloosheid-gebrek aan scholing die de basis vormt voor een enorme armoede en ontbreken van enig toekomstperspectief. Tenslotte de vierde katalysator: een onevenredige verdeling van bodemschatten en grondstoffen die gevoelens van uitsluiting en marginalisatie hebben versterkt en het gat tussen arm en rijk, tussen etnische entiteiten, religieuze overtuigingen en (semi) nomaden en sedentair levende entiteiten verbreed en dieper hebben gemaakt. Nigeria en Mali zijn daarvan voorbeelden.
Door de aanwezigheid van meerdere van de genoemde katalysatoren worden 7 van de 10 staten van Sahelistan gerekend tot de armste landen van de wereld. Rekrutering in die landen blijkt een piece of cake te zijn[3]. Extremistische structuren gaven in 2013 geïnteresseerde jongeren € 90 per maand, dagelijkse maaltijden, een Kalasnikov en macht over anderen. Zij worden in opleidingskampen (Katiba) in Noord Mali en Oost Mauritanië niet alleen doorkneed in wapens en explosieven, maar moeten ook de Koran bestuderen en kunnen citeren. Dat maakt de keuze voor werkeloze kansarme, hongerige en uitgesloten jongeren eenvoudig. NB: in die situatie is sinds 2014 geen verbetering gekomen.
Behalve de voordelen van Sahelistan en tekortkomingen van betrokken staten, wordt het zoeken van een oplossing door de karakteristieken van het extremistische netwerk een complexe aangelegenheid. Dat netwerk samengesteld uit HWI structuren, lokale rebellerende groeperingen en georganiseerde misdaad cellen[4] harmoniseren en synchroniseren steeds meer hun activiteiten. Dat verbond is ideologisch rigide (afhakken van handen en hoofden, doorsnijden van de keel), pervers pragmatisch (overnemen drugs en wapenhandel in streken waar ze de macht overnemen) en wordt geleid door een groot aantal harde niets en niemand ontziende krijgsheren. Er is blijkbaar genoeg geld, waardoor de toestroom van wapens en rekrutering van nieuwe en oude strijders door de beschikbare routes en poreuze grenzen op weinig problemen stuiten. De benodigde financiën voor de strijders in Mali komen uit de zakken van sponsorstaten (Saudi-Arabie, Qatar en Algerije), drugs en wapenhandel en kidnapping van vooral westerse burgers[5] werkzaam bij hulporganisaties en productiemaatschappijen.
Mali eerst?
“Jullie gaan naar Mali! Hoe lang, wat is de Nederlandse exit strategie? Door de karakteristieken van de geschetste problematiek kan het brengen van stabilisatie van welke kleur ook m.i. niet beperkt blijven tot Mali. Daarvoor zijn de mogelijkheden die geografie, poreuze grenzen en extremistisch netwerk bieden te aanlokkelijk. Is het motto Mali eerst? En dan? Gaan we vervolgens ook de mensen in Niger en Noord Nigeria helpen? Hoe de toestand in beide andere gebieden zich verhouden tot Mali is nog niet in de media en artikelen van experts uitgediept.
Mali presenteert een aantal uitdagingen dat snel kan omslaan in vrijwel onpasseerbare hindernisgebieden zoals
Samenstelling[6] en volume van MINUSMA[7]; krimp in gevechtssterkte en slagkracht door de terugtrekking van 2200 Franse geharde militairen en aanpassing van de Tsjaadse nationale richtlijn om diens militairen (die beschouwd worden als de beste Afrikaanse militair) niet meer bij gevechtshandelingen in te zetten.
Fenomeen van open grenzen waardoor islamitisch extremistische en rebellerende structuren ongestoord op veilige havens in Algerije, Libië, Nigeria, Niger, Senegal, Tsjaad, Kameroen en Mauritanië kunnen terugvallen om daar hun wonden te likken en personeelsaanvullingen te rekruteren. Die open grenzen doen de doeltreffendheid van het Malinese en MINUSMA operationele optreden geweld aan.
Onduidelijkheid in de relaties tussen extremistische groeperingen in Noord Mali zoals Ansar al-Dine (AAD)[8], Movement for Oneness and Jihad in West Africa (MOJWA) en Al Qaeda in the Maghreb (AQIM) en MUJAO in Niger, Boko Haram in Noord Nigeria, Janjaweed militia in Soedan, Al Shabaab in Somalië en groeperingen in Zuid Soedan. Wederzijdse ondersteuning met wapens en personeel kan niet uitgesloten worden. In dat geval verslechtert de veiligheidssituatie van landen in Sahelistan zodanig dat iedere Afrikaanse TCN van MINUSMA een eigen exit strategie formuleert en in voorkomend geval uitvoert.
Groeiende populariteit van het West Afrikaanse slagveld bij jonge en ervaren Jihadisten, waardoor MINUSMA wordt geconfronteerd met structuren die voor het merendeel zijn gevuld met veteranen. Het bijkomende ongewenste effect is dat na Syrië, vanuit Mali een radicalisering spill over naar westerse vooral Europese landen niet uitblijft.
Op logistieke inspanningen wordt een enorme wissel getrokken door de invloed van weer en terrein, lange bevoorradingslijnen, schaarste aan en onduidelijke beschikbaarheid resp. inzetbaarheid van luchtplatformen, verslechterende humanitaire en milieu situatie, gebrek aan beveiligingspotentieel. Wanneer problemen niet direct en afdoende worden opgelost, resulteert dat in een verminderde inzetbaarheid en dientengevolge uitholling van slagkracht van MINUSMA. Het hete klimaat en in het verlengde daarvan stof en gebrek aan drinkwater trekken een grote wissel op die inzetbaarheid.
“Een generatie zwakke
politici die eigen
winstbejag en welzijn
van de eigen achterban belangrijker vinden dan
het welzijn van
de bevolking”.
De humanitaire toestand. Mali kent net als Syrië en Irak twee soorten Displaced Persons (DP) stromen: een interne DP stroom (IDP)[9] en een externe DP/vluchtelingen stroom (EDP)[10] naar opvangkampen in de buurlanden. Die ongewenste humanitaire toestand wordt versterkt door milieu effecten als openbare vuilstort. Een van de speerpunten van de Malinese regering is het terughalen van IDP’s en EDP’s. Dat is pas mogelijk als de veiligheidssituatie op de langere termijn en de logistieke ondersteuning gewaarborgd is. Tot dat moment verslechtert de humanitaire situatie voortdurend.
Een generatie zwakke politici die eigen winstbejag en welzijn van de eigen achterban belangrijker vinden dan het welzijn van de bevolking. Net als in andere Afrikaanse landen kan het machtsevenwicht op alle politieke niveaus snel verschuiven, waardoor de vriend van vandaag de vijand van morgen kan zijn. De vraag is dan ook in hoeverre het All Sources Information Fusion Unit (AFIFU) in staat zal zijn om naast het in kaart brengen van de bewegingen van islamitische extremistische en Toeareg structuren en netwerken ook die verschuivingen zodanig helder te maken voor de verantwoordelijke Force Commander dat hij tijdig de juiste richtlijnen formuleert en uitgeeft voor/aan het uitvoerend niveau. Gelet op de historie kan dat een show stopper zijn.
Facetten van een oorlogseconomie. MINUSMA militairen worden geconfronteerd met back stage elementen uitgedrukt in omkoping, afpersing, diefstal, moord, zwarte markt activiteiten. Het is dan ook de vraag in hoeverre back stage activiteiten de randvoorwaarde vormen voor een doeltreffende uitvoering van front stage activiteiten als humanitaire hulp verlening en bevoorrading van nationale contingenten.
Wanneer men de problemen die de driehoek terrein en klimaat, falende staat en extremistische structuren in Mali opwerpt, door een bril met ongekleurde glazen bekijkt, is het maar de vraag of de toestand in Mali in deze fase überhaupt gestabiliseerd kan worden. Wanneer men bedenkt dat soortgelijke problemen ook spelen in Niger en Noord Nigeria, die zonder steun er niet in slagen de invloed van rebellen en extremistische structuren in te kapselen, dan kun je je afvragen wat het nut van een Mali missie in deze vorm is.
Stabiliteit moet van binnen uit komen
Geen nieuwe constatering. Madeleine Young, een Corporate Social Responsibilty en Government Relations expert, beschrijft in haar artikel “ Extremisme in the Sahel; implications of the Mali and Algeria conflicts” onder de titel “Taming the Monster” haar insteek om de problematiek van West Africa middels political healing[11] te benaderen.
In dat artikel stelt zij dat “the incapacity of national militaries to prevent or halt conflicts[12] is also a matter to be addressed by governments or regional security coalitions, with earnest international support……other countries across the Sahel that are experiencing a surge in militant rebellions must also engage in a soul-searching process to find their own peace and reconciliation processes that are adaptable to their particular cultures and traditions, with regional support as needed….the West will undoubtedly be implicated in the resolution of the current conflicts, given the immense economic and political risks involved”. Voor haar is het duidelijk dat stabiliteit van binnenuit moet komen, militair vermogen alleen de huidige problematiek niet kan oplossen en Afrikaanse landen bij hun proces van political healing altijd steun van buiten af, het liefst van het Westen, nodig zal hebben.
Leon de Winter legt in zijn artikel “ Vredesoverleg Syrië is een theater stuk” van 25 januari 2014 duidelijk uit wanneer in Syrië op politiek gebied successen behaald kunnen worden. Het trieste is dat zijn woorden ook van toepassing zijn voor de staten van de Sahel n.l:
“wanneer de scheiding der staatsmachten volledig afwezig is, corruptie een vast onderdeel van het bestaan is en mensen zich primair definiëren op basis van hun etnische of tribale identiteiten, kan geen burgerzin ontstaan. De enige vorm waarin de staat kan functioneren is de dictatuur….oplossingen worden via geweld afgedwongen. Een vreedzame overdracht van macht via verkiezingen is alleen mogelijk in functionerende burgerlijke samenlevingen waarin staatsorganen de continuïteit van de samenleving waarborgen. Alleen binnen zo’n model kan de ene groep politici de andere groep politici aflossen zonder dat er bloed vloeit”
Als dat in de nabije toekomst de situatie in Sahelistan reflecteert, is door de kenmerken van de West Afrikaanse problematiek en uiteenlopende belangen en doelstellingen van TCN en sponsor staten, de marge te mager voor de gewenste political healing. Onder die omstandigheden zal political healing een moeizaam, pijnlijk en langdurig proces worden.
Het realiseren van een stevig door alle partijen geaccepteerd en gewaarborgd staakt het vuren in Mali zou een eerste stap naar een regionale stabiliteit kunnen zijn. Zou, want het uitblijven van gelijksoortige successen in Niger en Noord Nigeria geeft dat succes een broos en papieren karakter.
Bezint eer gij begint
Als
het Nederlandse politici inderdaad ernst is om in Sahelistan stabiliteit te
brengen als opstap naar een betere toekomst van alle Sahel staten, moeten zij
beseffen dat het met veel vreugde aangeboden militaire vermogen tenminste twee
militaire generaties en vermoedelijk veel langer hun taken in dat deel van de
wereld moeten uitvoeren. Een van de belangrijkste lessen die militairen in Bosnië
en Afghanistan hebben geleerd: halverwege uitstappen en roepen dat andere
landen aan de beurt zijn om een deel van de ellende weg te masseren, is geen
optie. Gezien de beperkte operationele mogelijkheden en de ontwikkelingen in de
Sahel kan een meerjarig durende missie in Mali in dezelfde ongewenste categorie
komen te liggen als Bosnië. Daarom is het voor de uitgeklede Defensie
organisatie beter om op de deur van het reisbureau Den Haag Vandaag een bord te
plaatsen met de tekst “Wegens een tekort
aan liquide middelen is dit reisbureau voor onbepaalde tijd gesloten”
[1] De rivaliteit tussen Nigeria en Zuid Afrika om de eerste zetel voor een Afrikaanse land in de Veiligheidsraad te krijgen is daarvan een uitstekend voorbeeld.
[2] Bron: Der Spiegel. Artikel “ The vast Islamist Sanctuary of Sahelistan” (januari 2013) op de website www.spiegel.de
[3] Rekruteringsinspanningen in buurlanden Ivoorkust, Togo, Ghana en Benin zijn opgeschroefd en de stroom van home grown westerse Jihadisten die een inzet in Mali prefereren boven Syrië, is herkenbaar in volume gegroeid
[4] Zuid Amerikaanse drugskartels die hun producten via Noord Afrika naar Europa verschepen,
[5] De laatste jaren heeft AQIM met kidnappingen alleen ruim € 110 miljoen bij elkaar geraapt
[6] 17 Afrikaanse landen; 5 Aziatische landen; 10 westerse/westers georiënteerde landen; 2 landen uit het Midden Oosten en 1 uit Zuid Amerika.
[7] 5200 i.p.v. 11.200; het ontbreken van kernfuncties als grondtroepen (2 infanteriebataljons), genie constructie eenheid voor herstel en onderhoud van vliegstrips, heli potentieel, Informatie Operaties eenheid en SF compagnie.
[8] Uit Ansar al Dine is in 2013 de Islamic Movement for the Azawad (MIA/IMA) ontstaan.
[9] ca. 95.000; zwaartepunten rond Timboektoe ca. 37.000 naar opvangkampen binnen m.n. Noord Mali
[10] Mauritanië: 50.000; Niger: 30.000; Burkina Fasso: 33.000; Algerije: 30.000.
[11] “A deeply personal process for countries, and the global community needs to respect and support efforts to achieve this in non-invasive, non-military ways, except where there is fairly global consensus that absent military intervention, greater damage would be done”.
[12] Rob de Wijk de Nederlandse kenner bij uitstek blijkt als niet ingewijde een andere mening daarover te hebben. Zie mijn artikel “ Terugkijken in opperste verbazing”, Carré #1, 2014.
Een knappe analyse!
Maar kort en bruut gesteld:
1. Fatsoenlijk bestuur in Afrika is nagenoeg (eigenlijk geheel) uitgesloten
2. Fundamentalistische islamitische (terreur)groepen zijn alleen uit te schakelen als ze met wortel en tak worden uitgeroeid. Afgezien van de vraag of dat mogelijk is zal het geciviliseerde, gedegenereerde Westen dat nooit willen.
Afrika wordt terecht het “failed continent” genoemd.
Als je de grenzen niet effectief kunt afgrendelen, en de plaatselijke corruptie niet effectief kunt beëindigen, is het sowieso een “mission impossible”, om het even aan welke verdere voorwaarden er al dan niet voldaan kan worden.
De inmiddels tot op het bot uitgeklede Nederlandse strijdkrachten kunnen zich echter sowieso beter richten op het nog overeind pogen te houden van een een beetje geloofwaardige landsverdediging.
Het wordt tijd dat er eens een heel andere wind gaat waaien, zowel in de tweede kamer als bij defensie.
En dan heb ik het in dat laatste geval dus niet over de “werkvloer” maar over de, al dan niet geüniformeerde, leiding.
Want het gaat niet enkel over eindeloze bezuinigingen, het gaat ook over corruptie op hoog niveau, waarbij materiaalkeuzes gemaakt worden op basis van persoonlijke belangen.
Dan heb ik het bijvoorbeeld over een paar dozijn aan te schaffen vliegtuigen waarvan de exorbitante kosten onze eigen landsverdediging al zo goed als hebben uitgeschakeld nog voordat de eerste vijand zich aan de grens gemeld heeft.
En dan laat ik de werkelijk te verwachten effectiviteit van het betreffende materieel nog maar even buiten beschouwing.
Maar de verantwoordelijken zullen er ongetwijfeld wel lucratieve posities en goed gespekte bankrekeningen aan over gehouden hebben.
Vroeger noemden we dat gewoon landverraad
Af en toe sluipen vaudjes in de tekst. Zo ook nu. Het is niet 1994, maar 2014. Toch wel een verschil van 20 jaar.