De afgelopen week hebben we getuige mogen zijn van Prinsjesdag met de Troonrede, de Miljoenennota en de daaropvolgende Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer. Die gehele week kan, zoals uit de berichtgeving via vele media menigeen al duidelijk is geworden, in enkele woorden worden samengevat: als een ronduit smakeloze schertsvertoning.
Als klap op de vuurpijl kwam daarna ook nog eens het bericht over een aangetoonde belangenverstrengeling van Eerste Kamerlid Duthler (VVD). Het was overigens niet voor het eerst dat belangenverstrengelingen tussen bedrijfsleven en senaat de kop opsteken. Het moge hiermee duidelijk zijn dat zowel de Eerste als de Tweede Kamer van onze Staten-Generaal niet langer beschouwd kunnen worden als het door de politici zelf veelbezongen ‘hart van de democratie’, maar eerder als een nepparlement – waarnaar door de Kamerleden Baudet (FvD) en Wilders (PVV) tot woede van moraalridder Pechtold (D66) al meerdere malen als zodanig is gerefereerd – waar persoonlijke belangen, fractiediscipline en particratie overduidelijk prevaleren boven het landsbelang. Daarom kunnen we ook beter spreken van politici dan van staatslieden. Wie daar niet aan mee wil doen, wordt kaltgestellt. De lijst van politici die dat inmiddels is overkomen en van het politieke toneel zijn verdwenen, dan wel stevig hebben moeten inbinden, is nog immer groeiend.
Het is ook duidelijk dat de kiezers in toenemende mate voor de gek worden gehouden en zelfs volkomen genegeerd door een hautaine regentenkliek, die met veel dédain op het plebs neerkijkt. Werknemers worden financieel kortgehouden door een immer stijgende belastingdruk en toenemende vaste lasten, waardoor het voor een doorsnee gezin steeds lastiger wordt om de eindjes aan elkaar te knopen. De top van het bedrijfsleven en semi-overheid vult echter meer dan riant zijn zakken. Af en toe vindt er eens een publieke oprisping over dergelijke grootgraaierij plaats, maar dat verdwijnt meestal na een kort papieren relletje in de doofpot. Met name het eerstgenoemde wordt echter door zowel regering als parlement ofwel niet gezien, ofwel glashard ontkend, waarbij het duidelijk is dat de populatie op en rond het Binnenhof zowel figuurlijk als letterlijk in haar eigen bubbel zit en geen flauwe notie heeft van wat er zoal leeft onder de bevolking. Eén keer in de vier jaar mag er door de kiezers een hokje worden roodgemaakt en daarna wordt men geacht zijn mond te houden.
“Democratische principes
tot aan de coalitievorming”
Het probleem is echter dat de kiezer zijn hokje veelal rood maakt op basis van een verkiezingsprogramma met standpunten van een bepaalde partij. Geen enkele partij echter zal ooit een absolute meerderheid halen; daar hebben we in Nederland te veel partijen voor. Bij het vormen van een nieuwe regering zal er dus altijd sprake zijn van coalitievorming, waarbij door loven en bieden met standpunten een regeerakkoord tot stand komt, dat in de verste verte niet meer lijkt op de verkiezingsprogramma’s waar de leden van het electoraat hun keuze op hebben gebaseerd.
Tot zover de democratische principes: die tellen slechts mee tot aan de coalitievorming. Vervolgens zorgt de fractiediscipline ervoor, dat de regeringspartijen die de coalitie vormen, stevig in het zadel blijven zitten en door numeriek overwicht de oppositie buitenspel gezet wordt. Dat is precies wat we de afgelopen periode zeer goed hebben kunnen zien. De minister-president en zijn satrapen glibberen als palingen van het ene politieke gedrocht naar het andere en ze blijven ermee wegkomen omdat de oppositie niet bij machte is om er iets tegen te ondernemen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om een einde te maken aan een dergelijke gang van zaken, maar de meest voor de hand liggende begint bij de kiezer. Zoals ik al eens eerder op deze site heb geschreven, zal de kiezer zijn stemgedrag moeten leren veranderen. Het heeft namelijk helemaal geen nut om te stemmen op basis van het verkiezingsprogramma van een partij, waar door de bovengenoemde gang van zaken rond de coalitievorming en het daaruit ontsproten regeerakkoord nooit iets van terecht zal gaan komen. Nee: de kiezer zal moeten leren om de zittende politieke partijen af te rekenen op de behaalde resultaten van de afgelopen zittingsperiode. En de eerstkomende kans daarvoor zal zijn op 20 maart 2019 bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten en dus, vanwege de getrapte verkiezingen, ook voor de Eerste Kamer.
Pas als de kiezer op deze wijze gaat stemmen, zal dat een eerste stap vormen om een einde te maken aan het verrottingsproces dat heden ten dage in onze Staten-Generaal plaatsvindt.
M.i is de komst van een objectieve pers die uitgebreid obv feiten bericht over alle maar zeker over de meest brandende vragen. Maar in de huidige situatie waarin vrijwel alle instituties de linkse mars hebben ondergaan lijkt dat een schier onmogelijke taak. Ik zie het hier somber in. Een eventuele realisatie via een natuurlijk proces duurt te lang, een resultaat zou veel te laat komen. En dat een wijze suikeroom een grote krant en belangrijke tv zenders koopt lijkt mij in Nederland zeer onwaarschijnlijk, zo niet onbestaanbaar.
Bovendien, gemeten naar de maatstaven van de 60er en 70er jaren hebben wij alleen nog linkse politieke partijen, waarvan slechts enkele, FvD en vooral PVV, wel een reëeler beeld hebben van de ons bedreigende problematiek.
Toch even een kleine correctie. De kiezer maak vrijwel nooit het hokje op basis van een verkiezingsprogramma met standpunten van een bepaalde partij. De kiezer doet dat op basis van de gemanipuleerde msm propaganda en de geacteerde charme/uitstraling van het poppetje.
De meeste kiezers kennen de programma’s niet. En de meeste kiezers hebben een selectief geheugen, zij “vergeten” gebroken beloftes van die “betrouwbare, sympathieke” politicus. De meeste kiezers hebben niet de interesse of de capaciteit om zelf aan waarheidsvinding te doen om zo de corrupte msm propaganda door te kunnen prikken.
Daar heb je zeer zeker een bijzonder sterk punt, met dank voor je bijdrage; dat laat niet onverlet dat de kiezer m.i. beter kan gaan stemmen conform de suggestie die ik hen in mijn artikel gedaan heb.