Nu de stofwolk rond Trumps weerspannige overwinning langzaam gaat liggen en de eerste schok voorbij trekt, is het tijd om na te gaan wat dit nu écht betekent voor de representatieve democratie. Want dit lijkt in eerste opzicht een “once in a century black swan event”: een uitslag die niemand zag aankomen – zeker de media niet – en waarop over honderd jaar nog zal worden teruggeblikt. Want alle polls hadden het verkeerd en op tv bleken alle komedianten en talkshowhosts naderhand verbijsterd. In een boek dat binnenkort verschijnt, De Democratie en haar Media, betoog ik dat ondanks Fortuyn, Brexit en het Oekraïne-referendum de mainstream media nog steeds niks hebben geleerd.
Als eerst blijkt uit het campagnebudget dat Trump omgerekend 5 dollar uitgaf voor iedere stem: voor Clinton was dat het dubbele. Dat is interessant – niet alleen omdat hij zeer rijk is maar ook omdat sinds de Tweede Wereldoorlog de kandidaat met het grootste media- en PR budget doorgaans won. Vooralsnog is het bemoedigend dat verkiezingen in de VS blijkbaar niet altijd te koop zijn. Desondanks zijn veel linkse mensen nu boos. Had Bernie Sanders het laten opnemen tegen Trump!, stellen zij.
Modder gooien voor de bühne
Was het Trump tegen Sanders geweest, dan hadden we een ‘eerlijkere’ campagne gezien in die zin dat het meer over ideologie en concepten was gegaan: over kapitalisme versus socialisme. Nu was het geen campagne over concepten maar vooral over persoonlijkheden – wie haat je meer? – zodoende ontaardde de verkiezing in moddergooien als mediaspel. Trump en Clinton zijn beiden kapitalistisch, maar Clinton bedreef identiteitspolitiek als verkiezingsstrategie, wat leidt tot culture wars en dus tot verdeeldheid, terwijl Trump uitdrukkelijk nationalistisch was. Nu rijst de vraag of dit Amerikanisme dient als optimistisch sausje om een diep verdeelde multi-etnische natie bijeen te houden. Vooralsnog stemden meer blanken op Obama dan op Clinton, dus een puur rassenvraagstuk is de verkiezingsuitslag niet.
Anderzijds, als het Sanders tegen Trump was geweest, dan had het volk moeten kiezen tussen twee afwijkende buitenstaanders. In de huidige situatie koos het volk tussen verandering en een voortzetting van de status quo. Julian Assange van Wikileaks omschreef de status quo die Clinton verdedigde als “pay for play”: ze nam geld aan van vrouwenonderdrukkende regimes en oliesjeiks maar schilderde Trump af als de ergste vrouwenhater ooit.
Onverzoenbare wereldbeelden
Dat het volk hier niet meer intrapte bleek niet alleen bij de exitpolls (Clinton had maar 1 procent meer stemmen van vrouwen dan Obama) maar ook in de laatste fase van de presidentsrace. Toen voelden de media die Clinton steunden dat het hier ging om twee existentieel onverzoenbare wereldbeelden en dat hun argumenten bij de tegenstanders niet meer aankwamen. Op dat moment gooiden ze het over een andere boeg: via opiniepeilingen werd gesuggereerd dat Clintons voorsprong zó groot was dat ze onvermijdelijk zou winnen, om zo de Trump-aanhangers te ontmoedigen en thuis te laten blijven.
Post-Democratie
Verder past Trumps zege bij wat de socioloog Colin Crouch noemt de ‘Post-Democratie’. Deze analyse krijgt in De Democratie en haar Media de nodige aandacht en betekent in dit verband dat de representatieve democratie vandaag trekken van Caesarisme vertoont. Mede doordat de tegengestelde wereldbeelden elkaar uitsluiten, stemmen burgers niet meer voor ideologieën en principes maar voor toepassingen van de staatsmacht waarvan ze het meest direct profiteren, ongeacht de vraag wiens rechten daarbij worden geschonden. Post-Democratie is een verschuiving van innerlijk coherente wereldbeelden naar eclectische clusters van belangen.
Trump was beter toegerust op deze nieuwe politieke orde: hij sprak op vloeibare wijze over “het verdedigen van Amerikaanse belangen” terwijl Clinton gebonden was aan een coherent kosmopolitisch wereldbeeld en Sanders lag vastgeketend aan solide socialistische beschouwingen. Dit betekent niet dat Trumps plannen incoherent zijn maar wél dat de fundering ervan in levensbeschouwelijke bronnen dat is. Hiermee hangt samen dat hij beroepsmatig entertainer is, wat nauw aansluit bij de massa, die op het politiek toneel verschijnt. Immers de massa heeft weinig behoefte aan doortimmerde wereldbeelden en des te meer aan brood en spelen: het maakt ze hierbij niet uit wie in de arena wordt opgeofferd zolang er maar spektakel is.
Opiniehegemonie
Ten slotte bleek dat ‘links’ de opiniehegemonie volledig in handen heeft: ze hoeven niet meer te discussiëren en dus kunnen ze het niet meer. Ze kunnen alleen nog hun tegenstanders belachelijk maken door ze met tokkies te vergelijken. Of ze reageren vanuit morele verontwaardiging met woorden als ‘islamofoob’ of ‘bigot’. Die laatste term stamt uit het puriteins-christelijke vocabulaire, maar betekent nu dat je als mens niet zou deugen omdat je niet in het progressieve wereldbeeld gelooft.
Deze opiniehegemonie betekent dat postmoderne progressieven hun gelederen gesloten houden. Hierdoor worden realistische en patriottische stemmen vakkundig buitenspel gehouden. Mensen met een nationaal danwel regionaal identiteitsbeeld kunnen zich niet vinden in deze policor-hegemonie. Hun beleving wordt dan ook niet meegenomen in het publieke debat over broodnodige democratische vernieuwingen. Na iedere oprisping vanuit het volk – of dat nu de uitslag is van het referendum over de Europese grondwet of de bijna-uitverkiezing van een nationalistische president in Oostenrijk – sust men de boel met verstrooiing en vermaak en tuft de trein verder alsof er niks is gebeurd. Wie dwarsligt wordt genegeerd en als dat niet werkt voor de rechter gesleept, zoals nu blijkt uit het Wilders-proces.
De Democratie en haar Media diept niet alleen deze mediadynamiek uit maar ook de Platoonse analyse van democratie. Dat is in dit verband zeer boeiend want in Politeia (380 v.C.) betoogt Plato dat ieder regime een vaste cyclus kent: democratie zou leiden tot versplintering, klassenstrijd en onverzoenbare wereldbeelden, waaruit vervolgens de zucht naar autoritair leiderschap ontstaat om de orde en eenheid te herstellen. De slagzin “Make America Great Again” appelleert aan een dergelijk herstellend sentiment.
Nieuwe ‘reformatie’
Conclusie: postmoderne progressieven wonnen de culture wars maar zijn het debatteren verleerd. Iedereen die hun wereldbeeld verwerpt moet zonder financiële vergoeding te werk gaan want zij beheersen alle subsidiestromen. Ook moet je tien keer meer feitenonderzoek doen: bij één foutje wordt je afgemaakt terwijl bij de linkse foutjes de talkshowhost gewoon de aandacht verlegt. Alles is vrijwilligerswerk en geen enkel mainstream media kanaal gaat je helpen – enkel de meest fanatieke mensen bleven over: oprechte idealisten. Door deze ‘natuurlijke selectie’ zijn zij wél voorbestemd om in het post-Brexit tijdperk authentieke, integere leiders te zijn. Het aanbrekende Trump-tijdperk is vergelijkbaar met de Reformatie: de katholieken hadden meer macht en beheersten alle instituties, maar de protestanten hadden betere predikers.
————————————————
Sid Lukkassen studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is cursusleider ofwel docent van beroep en promoveert op het onderwerp ‘de democratie en haar media’. Tevens gemeenteraadslid en auteur van het boek Avondland en Identiteit. Komt uit een nest van no-nonsense middenklassers en hardwerkende arbeiders.