Reactie van het Veteranen Platform n.a.v. uitkomsten onderzoek “Dekolonisatie, onafhankelijkheid, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950”
Het Veteranen Platform (VP), als spreekbuis namens alle Nederlandse veteranen en hun relaties, was positief over het initiatief van het Kabinet uit 2016[1] om een diepgaand onderzoek uit te laten voeren naar de gebeurtenissen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in voormalig Nederlands-Indië in de periode 1945 -1949. De intentie van het Kabinet was duidelijk en is verwoord in de Kamerbrief van 2 december 20161. Het allesomvattend onderzoek zou verbreding en verdieping moeten brengen in de vele reeds bestaande publicaties over dit onderwerp. De Kamerbrief stelt o.a. dat het Kabinet zich realiseert “.. dat een vervolgonderzoek pijn zal kunnen veroorzaken bij de groep Indië veteranen, maar acht het van belang dat een nader onderzoek juist ook aandacht geeft aan de moeilijke context waarin Nederlandse militairen moesten opereren, het geweld van Indonesische zijde, de inzet waarbij geweld geen of nauwelijks een rol speelde en de verantwoordelijkheid van de politieke, bestuurlijke en militaire leiding”. Daarbij werd benadrukt dat het zou moeten gaan om een “breed opgezet onderzoek naar de context van het geweldsgebruik en de periode van dekolonisatie. ……. Een dergelijk onderzoek dient zich niet te beperken tot de geweldspleging door alle partijen waar veel deelstudies zich op richten, doch nadrukkelijk in te gaan op de brede context van de naoorlogse dekolonisatie (inclusief samenleving) en het politiek, bestuurlijk, justitieel en militair optreden in 1945–1949 in voormalig Nederlands-Indië /Indonesië, zowel vanuit Haags als vanuit lokaal perspectief”.
Het VP, hoewel betrokken in de Maatschappelijke Klankbordgroep, heeft nog geen inzage gehad in alle publicaties van het onderzoek en moet daarom haar standpunt baseren op de inhoud van het Slotwerk en vier deelpublicaties, alsmede enkele andere voorpublicaties.
Het VP is teleurgesteld in de bij haar bekende uitkomsten van het onderzoek omdat het duidelijk niet voldoet aan de oorspronkelijke strekking en intentie van het Kabinet. Daarbij is de vrees, zoals die eerder door het VP is geformuleerd in een reactie op de voorpublicatie van de onderzoeksresultaten[2], bewaarheid geworden. De onderzoekers hebben zich eenzijdig gefocust op het vermeende structureel gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht en daarmee worden impliciet onze Nederlandse veteranen en veteranen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL) aangewezen als zondebok.[3] Daarbij worden termen gehanteerd als ‘systematisch’, ‘structureel’ en ‘extreem’, zonder duidelijke duiding, dan wel op basis van zelf geformuleerde definities, waar de nodige kanttekeningen bij geplaatst kunnen worden.
Het VP is ook teleurgesteld in het wetenschappelijke gehalte van een aantal publicaties. Te vaak worden er eigen meningen, voorkeuren, definities en interpretaties gebruikt die niet of onvoldoende zijn onderbouwd met bronnen, noch zijn gebaseerd op een heldere analyse van de situatie of voorhanden zijnde informatie. Daar waar met grote regelmaat suggestieve termen worden gebruikt als ‘systematisch’, ‘structureel’, ‘grootschalig’ en zelfs grote aantallen slachtoffers worden genoemd, worden die niet onderbouwd met een overtuigende kwantitatieve analyse. Overigens wordt dit laatste met zoveel woorden toegegeven door de onderzoekers. Hiermee vervalt volgens het VP de wetenschappelijke basis voor sommige vergaande conclusies. Het zogenaamde alomvattende (extreme) geweld wordt hierdoor niet bewezen, noch geduid naar aard, omvang, locatie en frequentie. Kortom, het is slechts een bevestiging van wat al langer bekend was, namelijk dat er aan weerszijden gedurende de onafhankelijkheidsstrijd in Nederlands-Indië soms buitenproportioneel geweld is gebruikt. Dit onderzoek voegt dus niets nieuws toe aan de bestaande kennis op dit gebied.
Het is buitengewoon kwalijk dat de suggestie wordt gewekt (niet wetenschappelijk kwantitatief onderbouwd) dat de krijgsmacht als instituut (dus alle Nederlandse militairen) haar boekje te buiten ging, terwijl het (excessief) geweldgebruik van de tegenpartij wordt gebracht als reactief geweld van een vrijheidsstrijder. Ondanks dat er geregeld is geciteerd uit het werk van Limpach, wordt diens constatering dat het merendeel van de Nederlandse militairen schone handen had, niet ontkracht, maar angstvallig vermeden[4].
Feit blijft dat de Nederlandse Krijgsmacht door de regering is ingezet als een van de politieke instrumenten die tot haar beschikking stonden om haar doelen na te streven. Meer dan 200.000 veteranen hebben zich gedurende ruim 4 jaar naar eer en geweten ingezet om de opdracht om orde en rust te brengen, vorm te geven. Dit moest gebeuren in een uitermate complexe en onbekende omgeving en voor hen buitengewoon extreme en omstandigheden, zowel militair, geografisch, klimatologisch, als cultureel. Om goed te kunnen begrijpen, maar vooral ook te kunnen verklaren, wat er is gebeurd, hadden de gebeurtenissen vooral vanuit die context en vanuit de toenmalige tijdgeest moeten worden beschouwd. Het voorliggende onderzoeksresultaat kenmerkt zich echter door een eenzijdige focus op het Nederlandse geweld en veel sympathie voor het Indonesische perspectief. De dekolonisatieperiode is te nadrukkelijk onderzocht vanuit de hedendaagse waarden, normen en ethische overwegingen, waarop een anti koloniale houding en persoonlijke moralistische opvattingen een sterk stempel drukken. Helaas worden hierbij en passant meer dan 200.000 veteranen impliciet weggezet als extreme geweldplegers (oorlogsmisdadigers) en worden zij en hun relaties en nabestaanden geschoffeerd en gestigmatiseerd.
Hoewel in de voornoemde Kamerbrief uitdrukkelijk wordt gevraagd om met name ook onderzoek te doen naar inzet van Nederlandse militairen waarbij geweld geen rol speelde, is er bewust voorbijgegaan aan de talloze voorbeelden waarbij de Nederlandse militairen invulling gaven aan de wederopbouw van de Indische archipel. Voorbeelden waarbij zij de lokale bevolking van voedsel voorzagen, medische hulp boden, humanitaire actie uitvoerden, infrastructuur verbeterden, kortom de wederopbouw letterlijk vorm gaven en het leven voor miljoenen mensen weer dragelijk probeerden te maken. Inspanningen waarvoor een groot deel van de Indonesische bevolking onze veteranen tot op de dag van vandaag nog steeds dankbaar is.
Het voorliggende resultaat van het meerjarige Indië onderzoek doet volgens het VP geen recht aan een evenwichtige geschiedschrijving en geeft daarmee geen invulling aan de verwachting die door het Kabinet is gewekt in de Kamerbrief. Niet alleen worden de Indië- en KNIL-veteranen onnodig beschadigd, maar indirect ook alle veteranen en hun relaties die zich in latere missies loyaal, integer en naar eer en geweten hebben ingezet en nog steeds inzetten voor de belangen van onze Nederlandse maatschappij.
Onze verwachting is dat de resultaten van het onderzoek een grote impact zullen hebben op de vanwege hun hoge leeftijd en indringende ervaringen kwetsbare Indië veteranen en hun relaties en nabestaanden. Het VP staat klaar om waar nodig kamerraadschappelijk ondersteuning te bieden via het Veteranenloket van het Nederlands Veteraneninstituut.
Namens het bestuur van het Veteranen Platform,
J.F.A.M. van Griensven
Luitenant-generaal b.d.
voorzitter
[1] Kamerbrief TK 26 049 nr.82 d.d. 2 dec 2016
[2] Brochure ODGOI AUP, d.d. 30 nov 2021
[3] https://veteranenplatform.nl/standpunt-vp-inzake-het-meerjarig-indie-onderzoek/
[4] De brandende Kampongs van generaal Spoor, Limpach, 2016
Ze kunnen beter is een onderzoek starten hoe de Nederlandse regering de KNIL militairen en hun gezinnen hebben behandeld, dat was pas een zeer grof schandaal !!! Sommige moesten zelfs gedwongen kinderen achter laten.
Hoe onmenselijk kan je mensen behandelen !!!