De westerse kruitdampen zijn nauwelijks neergedaald of er verschijnen columns en artikelen die willen onderstrepen dat er toch lichtpunten te ontdekken zijn in het Westerse Afghaanse debacle. Persoonlijk heb ik daar moeite mee. Blijkbaar is het gros van die papiervreters vergeten waarom het Westen überhaupt zich ging bemoeien met Afghanistan.
Waarom ging het westen naar Afghanistan?
De mondiale strijd tegen het terrorisme die gestart werd na de aanslagen in New York, Washington en de omgeving van Philadelphia, was het grote raamwerk en binnen dat raamwerk was het verkondigen van het Westerse evangelie in termen van democratie, stabiliteit en vooruitgang bij ontwrichte samenlevingen het belangrijkste bonus aspect. De Amerikanen die eerst jaren de Taliban en rudimentaire contouren van Al Qaeda met wapens, munitie, materieel, kennis en geld hadden ondersteund vonden het een uitstekend idee om in Afghanistan te starten met de ‘Global War On Terror’ (GWOT).
Nooit een homogene politieke entiteit
Totdat instrumenten en middelen werden ontwikkeld om het gebied tussen woestijnsteppes en hoge bergketens goed en kwaadschiks te ontsluiten, heeft die regio zich eeuwenlang in isolement kunnen en moeten ontwikkelen. Voor die ontsluiting was er nooit een centraal gezag en werd de regio door zijn geografische karakteristieken – water, bergruggen, inhammen, nauwelijks toegang- en verbindingswegen – in kleine natuurlijke landschappen verdeeld waar de relatieve geïsoleerdheid sedentair georiënteerde leefgemeenschappen het gevoel gaven in een eigen wereld te leven. Die gebieden nodigden net zoals bij Griekse polis en Mesopotamische leefgemeenschappen in het Zagros gebergte, uit tot het stichten van een politieke organisatievorm op een relatief klein grondgebied waar autonomie en gelijkheid hoog in het vaandel stonden; leden volgens eigen normen en wetten wensten te leven en bereid waren die waarden tot de dood toe met het zwaard te beschermen.
De regio werd naar Westerse maatstaven gemeten, bevolkt door primitieve leefgemeenschappen waar de leden primair loyaal waren en zijn aan hun stam. Het Westen kwam en ging net als in Afrika het geval is geweest, in de 19de eeuw grenzen trekken zonder rekening te houden met etnische en/of culturele scheidingslijnen en creëerden de basis voor langdurende etnische geschillen over grondbezit en natuurlijke bronnen. In de loop der tijd werden de primitieve karakteristieken versterkt door het dwingende karakter van Koran en Sharia om het dagelijkse leven te sturen en organiseren.
De grootste etnische entiteit in Afghanistan zijn de Pathanen (42%) wier levensritme bepaald wordt door de Sunni stroming van de Islam en Pashtunwali een stelsel van ongeschreven regels en gewoontes uit de pre-islam periode (voor 700). De Tadjieken (25%) vormen een goede tweede na de Hazaren oudste etnische entiteit waarvan het gros de Sunni Islam aanhangt. De Hazaren zijn de oudste etnische entiteit vertegenwoordigen 10% van de totale bevolking en belijden de Shi’a islam. Resterende etnische entiteiten die de Sunni islam belijden zijn Oezbeken (8-9%), Aimak (4%), Turkmenen (3%) en Baloechen (2%). Hun leefgebieden zijn op de onderstaande schets te zien.
De Westerse evangelist treedt binnen
Het Westen (militaire en hulpverleningstructuren) aangevoerd door de VS, kwam en mede door hun door het westerse evangelie gedirigeerde inspanningen ontstond in de periode 2001-2010 een nieuwe politieke orde die de narco-economie als drijvende factor had. Hoe die eruit zag is te zien in het schema dat is opgenomen in het artikel “Vooruitkijken is meer dan voorspellen”. De karakteristieken van die nieuwe orde hadden voor militaire inspanningen om veiligheid te realiseren en hulpverleningsactiviteiten te ondersteunen een aantal vervelende consequenties.
De politieke en militaire leiding in Kaboel was corrupt, ondoelmatig en ineffectief. Het regionale niveau, de lange arm van de centrale machtsbasis in Kabul, functioneerde door het corrumperende karakter van Kaboel noch als vangnet noch als filter en werd gewantrouwd door het lokale niveau. De consequentie was dat Kaboel in de buitengewesten niet zichtbaar was en lokale autoriteiten, buiten het regionale en nationale niveau om, hun politieke doelen probeerden te bereiken. Gelet op de karakteristieken van die Nieuwe Orde kon en wilde de centrale machtsbasis in Kabul zich niet ontworstelen aan politieke entrepreneurs en het vertrouwen winnen van etnische entiteiten in de buitengebieden. Daardoor kon de inktvlekmethode zoals de Nederlandse Taskforce in Uruzgan die heeft toegepast, hoe succesvol ook op het lokale niveau, geen structurele, bottom-up, verbetering voor de samenleving in Uruzgan bereiken. Die vaststelling gold voor meerdere regio’s, vooral in het zuiden en oosten van Afghanistan.
Het planten van de Nederlandse vlag
In 2006 kreeg Nederland het verzoek om een bijdrage te leveren aan het bereiken van het belangrijkste doel in Afghanistan: het realiseren van veiligheid als voorwaarde voor het bereiken van stabiliteit voor de wederopbouw van de Afghaanse samenleving naar westers model. Eerst een vechtmissie en als veiligheid in heel Afghanistan gerealiseerd was, de opbouw van een samenleving rustend op westerse beginselen en instituties. Doorlopend werd gesproken over Afghanistan alsof een homogene etnische entiteit het voor het zeggen had.
Tijdens een korte discussieronde op het Instituut Clingendael vroeg ik aan de belangrijkste adviseur van D66, de politieke partij die nog twijfelde over een uitzending naar Afghanistan, wat die de werkelijke reden voor een Nederlandse bijdrage zou zijn: de Afghaanse samenleving (en niemand wist op dat moment wat we daaronder moesten verstaan) of het oppoetsen van het nationale politieke imago (Srebrenica lag amper een decennium achter ons) met als bonus dat de Krijgsmacht ervaring kon opdoen in de opbouw van een ontwrichte samenleving en het echte militaire handwerk onder gevechtsomstandigheden. Het antwoord: het laatste, de opportunistische keuze.
Ondanks de duisternis toch lichtpunten?
Een aantal auteurs en columnisten wil na het Afghanistan debacle graag een scheiding aanbrengen tussen wat de internationale samenleving heeft bereikt en de waarde van de Nederlandse militaire bijdrage:
- wat in twee decennia op niet-materieel gebied is opgebouwd wordt in luttele maanden weer teniet gedaan, omdat het westerse en het islamitische denken mijlenver uit elkaar staan en daarom keert het grootste deel van de Afghaanse samenleving terug naar de tijden voor 2001. Naar de duistere krochten van de Middeleeuwen.
- de Nederlandse krijgsmacht heeft de Afghanen veel goeds gebracht en die krijgsmacht heeft geleerd wat ze onder oefeningsomstandigheden nooit hebben kunnen aanleren.
Volgens een van die zich als Afghanistan kenner profilerende columnisten heeft de Nederlandse militaire bijdrage: “veel bereikt. Ze waren betrokken bij honderden kleinere missies, gericht op het opknappen en weer opbouwen van bijvoorbeeld scholen en moskeeën, maar ook op het steunen van projecten die bijdragen aan vrouwenrechten. “Op dat niveau hebben de Nederlandse soldaten veel bereikt”. Hij gaat er aan voorbij dat de Taliban inmiddels bezig is om die resultaten te ontmantelen en aan het einde van de dag staat die score weer op nul of zelfs op een willekeurig minus bedrag. Een schot op het doel en de bal komt bij de cornervlag terecht.
Een andere auteur komt met uitspraken als: “In die vier jaar Uruzgan leerden de 30.000 uitgezonden Nederlandse militairen zaken die je op een oefening, waar dapper zijn gratis is, niet leert…aspecten van een oorlog die we door langdurige vrede vergeten waren….Het leger beschikt eindelijk weer over officieren en onderofficieren die aan nieuwe soldaten en vooral de politiek uit kunnen leggen wat een gevecht is…Geen woord over de ellende die het Westen en Nederland de huizen van Afghaanse families heeft binnen gekruid. Laten ruiken aan het leven in vrijheid en het schilderen van een vruchtbare toekomst en vervolgens hals over kop het land verlaten en diezelfde Afghaanse gezinnen met de handen in het haar laten zitten. Maar Boy, oh Boy wat hebben wij als militairen daar veel gevechtservaring opgedaan.
Het is duidelijk dat de betreffende schrijvers het spoor volkomen bijster zijn geraakt en zich bezondigen aan self pleasing.
Kortzichtigheid en beperkte horizon
Het westen ging naar Afghanistan om het extremisme de kop in te drukken en de bevolking een beter leven en toekomst te geven. Daar is twee decennia hard aan gewerkt. Het islamitische extremisme heeft 20 jaar na de aanslagen in de USA opnieuw een slag gewonnen en maakt zich op om het westerse democratische sprookje definitief te ontmantelen. Het westen heeft er wel voor gezorgd dat samenwerkende islamitisch extremistische bewegingen in voorkomend geval een van de sterkste strijdmachten in Centraal–Azië kunnen opbouwen mits ze daarvoor de benodigde kennis en ervaring in huis halen en niet zoals in de Maghreb tegen elkaar gaan strijden om het bezit van het moderne wapentuig en voorraden.
In de nabije toekomst zullen gelukszoekers met kennis en ervaring hun diensten aan een van de islamitisch extremistische structuren aanbieden. Ze zullen worden betaald met westerse sponsorgelden bedoeld voor het in leven houden van de bevolking, verdwijnend in de diepe zakken van islamitische leiders. Leiders die zich of blijven beperken tot Afghanistan (Taliban en Khorosan emiraat) of hun invloed willen uitbreiden over de huidige Afghaanse grenzen (Al Qaeda/IS strevend naar Kaukasus Emiraat resp. het Kalifaat).
Etnische entiteiten die voorlopig moeten leven onder de knoet van de Taliban en vooral het vrouwelijke deel werden door het westen twintig jaar lang een optimistische toekomst voorgespiegeld en zijn nu binnen een mum van tijd gedwongen om opnieuw af te dalen naar de donkere krochten van de Middeleeuwen. In tegenstelling tot de twee geciteerde columnisten/auteurs houd ik me niet bezig met self pleasende teksten en zie ik bitter weinig lichtpunten in het gebied tussen woestijnen en bergruggen.