Het laatste boek van Sid Lukkassen, Links en Rechts in dialoog, heb ik inmiddels met plezier gelezen. Ook deze editie van de hand van Lukkassen verdient een compliment.
Zoals ook opgenomen onder de ‘Testimonials’ en ondersteuningsverklaringen op bladzijde 340, ben ik van mening dat “dialoog en interesse in hoe andere medeburgers denken de basis is voor een leefbare samenleving”. Mijzelf heb ik nooit als per se ‘links’ of ‘rechts beschouwd en ik bevind mijzelf binnen een bepaald toch breed netwerk van medeburgers.
Boek blijft dicht bij de praktijk
Het initiatief om via een serie briefwisselingen met linkse denkers en tegendraadse vrijdenkers van allerlei gezindten gepolariseerde thema’s te bespreken, heb ik zeer aangemoedigd. Het beslag daarvan in bovengenoemd boek is mij dan ook zeker niet tegengevallen. Al lezende heeft het mij gedwongen om mijn eigen mening te bepalen. Dat is absoluut gelukt met de rijke wetenschappelijke verwijzingen die in de briefwisselingen worden aangevoerd en de eigentijdse praktische voorbeelden uit media en politiek om één en ander te staven.
Als partijloos burger maar met een universitaire geschiedenis-opleiding en een christelijke opvoeding vind ik het vervelend wanneer mensen worden weggezet of geen (plaats op het) podium wordt gegund. Ik vind het al heel wat wanneer mensen een mening of overtuiging hebben. Mijn waarneming is dat de meeste mensen napraten wat ze het laatst gehoord hebben of denken in lijn met het eigenbelang. Als vrijdenker vind ik weinig snel provocerend. Volgens mij is er dan eerder sprake van een ‘inconvenient truth’, om die uitdrukking even – geheel buiten de klimaatcontext om – aan te halen. Wanneer aan de waarheid wordt geraakt en een ander die niet horen wil, dan is het juist tijd om dat eens goed te beluisteren.
Vooroordelen overbruggen
Iets dat ik meende op te merken bij het lezen is dat elke wetenschapper of denker die wordt aangehaald, met het doel een gedachtenspinsel of denkvariant te illustreren, voor de ander vaak reeds ‘besmet’ is met een bepaald predicaat. Wanneer men bijvoorbeeld refereert aan een Franse filosoof is die in de belevingswereld van de ander al ‘rechts’ of zelfs ‘fascistisch’ en is een linkse denker al snel cultuurmarxistisch. Dat moge zelfs geheel waar zijn, het kleurt echter meteen de begripsvorming in een discussie of correspondentie aan de andere kant. Als ik een denker of diens citaat aanhaal, maakt mij dat nog geen discipel van diegene. Niettemin is een auteur, wetenschappelijk gezien, schatplichtig om diens naam erbij te vermelden. Dit is mijns inziens een grote hindernis bij een onbevooroordeelde dialoog.
Dachten we dat we de verzuiling van de jaren ‘60 van de vorige eeuw hebben gehad, bejegenen we elkaar nog steeds als ‘de ander’. In de hedendaagse media is het, zoals Sid Lukkassen in een eerder boek al uitvoeriger beschreef, helemaal bar en boos met het ophemelen van zogenaamde ‘woke’ mensen (wie bepaald wat ‘wakker Nederland’ is?) en het wegzetten of welhaast criminaliseren van gewone traditioneel handelende en denkende burgers.
Vrije denkers en gewone burgers, verenig u!
Bij het lezen raakte ik echter toenemend overtuigd dat het duidelijk aangetoonde cultuurmarxisme zijn ‘beste’ – lees: zijn langste – tijd heeft gehad. De analyse dat de huidige samenleving (de Nederlandse maar op hoofdlijnen ook de Westerse) op een scharnierpunt is aangekomen, wordt zeer helder aangetoond. Een groeiende groep mensen, vrije denkers en gewone burgers, begint genoeg te krijgen van het zelfingenomen establishment dat zich wentelt in een sociaal-cultureel superioriteitsgevoel met de meest gezochte uitingen en publiek beleden sympathieën ten faveure van een vermeende underdog. Mijn verwachting is dat deze kaste hun eigen publiek langzaam maar zeker van zich aan het vervreemden is.
Inderdaad vormen diegenen die tot het establishment behoren of ervan afhankelijk zijn een machtsbubbel. Een tegenbeweging of alternatieve bubbel komt niet aan bod. Alleen al in mijn werk in een politiek-bestuurlijke omgeving zie ik dat gevestigde belangen er de hardnekkige oorzaak van zijn dat de gevestigde orde niet zomaar plaats maakt voor redelijke verandering of bereid is het podium te delen met andersdenkenden. De eigen bereikte status wordt met de meest abjecte oneerlijkheid en dedain voor de andersdenkende medeburger bewaakt. Macht corrumpeert, zo is dat. Er lijkt soms inderdaad ook een strategie aan ten grondslag te liggen om opnieuw een klassenstrijd maar dan nu cultureel af te kondigen.
De opium is uitgewerkt
Dit laatste vindt gretig ingang bij diegenen die een excuus zoeken (of denken nodig te hebben). Maar als spreekwoordelijke opium voor het volk heeft het zijn kracht verloren. Naar mate de effecten van de ontkerkelijking (en dan met name het niet langer aanleren van het meer protestantse dan katholieke schuldgevoel), van de globalisering (economische activiteiten worden losgeweekt uit de traditionele, lokale inbedding) en van de multiculturele samenleving volop door de gewone burger worden gevoeld, verliest het postmoderne establishment (alom vertegenwoordigd in media en bestuur) zo goed als zeker het ‘eigen’ publiek.
In de conclusie van Links en Rechts in dialoog, met name op bladzijde 311, is veel ‘food for thought’ te vinden. De grillige actuele populariteitsverschuivingen geven voor mij aan dat de kiezer/de burger niet ‘zwevend’ meer is maar op drift. Het schijnt mij toe dat mijn medeburgers – evenals ikzelf – geen behoefte (meer) hebben aan cliëntelisme, als zuil in de oude betekenis. Wel zoeken wij een ‘bubbel’, dat wil zeggen: verbondenheid met anderen die eenzelfde of soortgelijke analyse maken. De verandering zal, mijns inziens, van onderop komen. Geen paleisrevoluties maar burgerlijk verzet.
De conclusies van het boek leken bij eerste lezing tamelijk pessimistisch. Het blijkt echter wel dat hedendaagse maatschappijkritiek inderdaad niet leidt tot gezellige discussies tussen ‘Links’ en ‘Rechts’ aan talkshowtafels.
Terug naar burgerrealisme
Hoezeer ik het Europees cultureel erfgoed ook waardeer, ik denk niet aan een ‘Renaissance’ (en zeker niet Europa-breed). Wel zie ik voor me een filosofisch ‘terug naar af’: een herijking tot burgerrealisme. Evenals bij de massa ‘reality-tv’ populairder is geworden dan doorwrochte documentaires kijken, zo zou ook politiek realisme het op den duur – zelfs in de media – kunnen winnen van het huidige dominante ethisch-progressieve geluid.
Het gaat mijn inziens nu qua methode om het mainstreamen (de NPO moet dit faciliteren) van maatschappijkritiek. De burger vindt dit allang, echter de stroming die ik omschreef als ‘burgerrealisme’ krijgt nu geen plaats op het podium. Gezonde media zijn onafhankelijk, niet politiek gestuurd en pluralisme kan en mag niet eenzijdig zijn. Het boek besluit op bladzijde 316 dan ook met even mooie als ware laatste woorden.
Sid heeft een mooi ambacht te vervullen ten behoeve van een gezonde leefbare maatschappij.
Met genoegen,
Niels
Ik denk dat in bepaalde kringen van Links Sid gezien wordt als bruine fascistische meneer en dat alles wat hij zegt en schrijft gezien wordt als bruine fascistische diarree. En zo gaat Links om met al het zich volhardend doorzettend en kritische vragen stellend andersdenken. Er zal nooit een zinvolle en deugdelijke discussie komen als niet op de een of andere manier dat totalitaire repressief tolerante Links in belangrijke mate heeft ingebonden. Je ziet dat ook in sekten: de Waarheid staat vast, discussie is verboden, en mensen die kritische vragen stellen zijn verdacht. Ik vraag mij af wanneer er kampen komen waarin mensen als Sid verdwijnen. Dit is misschien nog maar enkele stappen van ons verwijderd.
‘Misschien’? u bent hoopvol!
Als ik David Suurland mag geloven (lezing youtube, over totalitarisme), dan begint het grote uitroeien pas nadat de belangrijkste tegenstand is opgeruimd. Ik zie nog tegenstand. Dat geeft hoop. Het gemak evenwel, waarmee de FVD in de war werd geschopt, dat stemt somber. Iemand roept ‘antisemiet!’ en hup, de helft van je getrouwen springt weg. Men is als de dood zo bang…