In 1986, toen ik nog een jonge fruitige majoor was met een kort lontje dat regelmatig ontbrandde, vertelde mijn Afdelingshoofd dat een bezoekende generaal niet geïnteresseerd was in problemen. Alleen in oplossingen. Bij onze presentaties moest de werkvloer – wij dus – zich toespitsen op die oplossingen. Het afdelingshoofd zag de vraagtekens over mijn gezicht van links naar rechts glijden en wist dat er pijnlijke vragen zouden komen, die hij niet wilde of kon beantwoorden
“Als de generaal de problemen niet wordt uitgelegd, omdat hij daarvoor blijkbaar geen belangstelling heeft; wat voor zin heeft het om over oplossingen te praten? Waarom komt hij eigenlijk op bezoek? Om te horen hoe slim zijn beleid in elkaar zit? Wij op de werkvloer constateren dagelijks dat het beleid een puinhoop veroorzaakt!”
Een dominee gleed door de kamer naar de deur. Een antwoord op mijn vragen kreeg ik niet.
Een tevreden kijkende opperofficier kwam de volgende dag op bezoek. Het gros van mijn militaire – en burger collegae putte zich uit in rozige verhalen waar de zelfgenoegzaamheid van afdroop. De boodschap luidde “bent U even goed bezig!” Geen enkel probleem werd benoemd en tevreden spinnend zaten een kolonel en een generaal elkaar aan te kijken. Tot….majoor Brantz op de proppen kwam met vijf dikke problemen waardoor de mooie verhalen vooraf, direct in het ronde archief gedeponeerd konden worden. De kolonel keek triest voor zich uit en de generaal verdween schielijk met rode vlekken in de nek, de kamer. Een paar maanden later haalde de man zijn gram bij het bespreken van mijn beoordeling. Zo werkt dat bij gesloten organisaties. Het beleidsvormend niveau wil niet door de werkelijkheid afgeleid worden en de uitvoering verstopt vrijwillig of in opdracht de problemen die het beleid voor dat niveau genereert.
Het onoverbrugbare gat tussen beleid en uitvoering
Het was slechts een van mijn ervaringen met het beleidsvoerend niveau. In de loop der jaren constateerde ik dat de afstand tussen beleidsvormend en beleidsuitvoerend niveau van kilometers uitgroeide tot lichtjaren. Door mijn contacten met ambtenaren en hogere militairen binnen het Defensie apparaat besefte ik al snel dat niet militairen maar ambtenaren aan de Defensie-touwtjes trokken. Regelmatig kreeg ik problemen met hoge ambtenaren die weliswaar de indruk wilden geven krijgsmacht problemen te begrijpen, maar regelmatig bevestigden aan het verkeerde leidsel te trekken en het krijgsmachtpaard naar de afgrond te sturen. Ondanks de frequente waarschuwingen werd het beleid nooit bijgesteld.
In het artikel “Defensie is geen sterkhouder meer” dat in 2016 op de website van Sta-pal werd gepubliceerd, schreef ik over hogere militairen, politici en ambtenaren o.m. de volgende tekst: “het in principe militaire bolwerk wordt dus gerund door burgers, waarvan het gros in de hogere segmenten een politieke voorkeur heeft, die ook manifesteert en wil verankeren in het Defensiebeleid. Het zijn helaas zoals eerder benadrukt vaak functionarissen die geen ervaring hebben in het militaire vakgebied, geen beeld en geluid hebben bij de uitvoering van militaire activiteiten op de werkvloer, desondanks kunnen (mee)beslissen over toekomst en levensverwachting van militairen binnen de krijgsmacht. Daardoor is m.n. de laatste jaren het beeld ontstaan dat niet het nastreven van veiligheid maar het sluitend maken van het krimpende defensiebudget als onderdeel van de Rijksfinanciën de belangrijkste functie van de krijgsmacht is geworden”.
Die tekst is na vier jaar nog steeds van toepassing.
Ondeskundigheid en onbetrouwbaarheid
Ik moest direct aan die ervaring in 1986 en tekst 20 jaar later denken, toen ik vandaag (29 november 2020) de ontboezemingen van Paul Verburgt op de website https://www.wyniasweek.nl las over ambtenarenkorps en bewindslieden in het Toeslagen debacle. Ze waren niet geïnteresseerd in de levensbedreigende problemen waarmee hogere ambtenaren van Sociale Zaken en de Belastingdienst leden van de samenleving opzadelden. Ben je gek, waarom ook? Verburgt gebruikt termen als huurlingen voor hogere ambtenaren die van ministerie naar ministerie verkassen. Ze werken bij een ministerie omdat een functie vrij kwam en het goed voor het Curriculum Vitae was om die een tijdje “te doen”. Het leed van de burger is volgens hem alleen een aansporing om een nieuw stelsel te ontwikkelen. Hogere ambtenaren zien beleidsvorming als een zinvolle dag vulling. Dat maakt hun binding met hun taakgebied en dus met de betrokken burgers technisch, tijdelijk en uiteindelijk indifferent.
Ook over bewindslieden heeft Verburgt een uitgesproken mening. Zij zijn volgens hem zelfs het kwadratuur van hun topambtenaren. Afstandelijk, mechanistisch, procedureel, formalistisch en vooral onttrokken aan de dagelijkse realiteit van de burgers over wie zij graag zulke fraaie esoterische uitspraken doen. En met een empathie die pas na het lezen van hun eigen archief, lichtjes opgloeit. Wie het kon opbrengen om de zittingen over het Toeslagen debacle te volgen, kan dat alleen maar beamen. Rutten, Asscher, Wiebes, Hoekstra, Snel en nog een paar van die politieke lichten, hoge ambtenaren die naar elkaar wezen. Van hun optreden kroop het maagzuur de slokdarm binnen.
Slaapwandelen binnen de eigen bubbel
De Toeslagenaffaire heeft tot nu toe duidelijk gemaakt dat in de Haagse politieke bubbel het motto “kennis is niet sturend, wie je kent is bepalend “ de enige boodschap is die aankomende politieke opportunisten voor ogen moeten houden. Dat hebben Rutte, Asscher en Wiebes in extremis bevestigd. Verburgt heeft de belangrijkste misstappen van beide heren voor ons opgelijnd:
“Asscher die ook de onzalige opheffing van de sociale werkplaatsen en de door iedereen voorspelde mislukking van de Participatiewet op zijn kerfstok heeft. En Wiebes, de man die met zijn desastreuze vertrekpremies de belastingdienst opblies, de Groninger aardbevingsslachtoffers jaar na jaar bedonderde, vervuilende biomassacentrales met megasubsidies aan de praat houdt en met krankzinnige klimaatplannen de burgers op torenhoge kosten wil jagen”.
Die voorbeelden kunnen ook worden aangevuld met de ontelbare misstappen van Rutte, De Jonge, Hennis, Harbers, Zijlstra, Blok, Van der Steur, Mansveld, Opstelten en Teeven, Weekers, Verdaas of de belachelijke uitspraken van een Jette, Klaver, Bijleveld, Baudet. Politici, althans zo noemen ze zich voortdurend, die het staatschip de goede richting op moeten sturen. Zij hebben duidelijk gemaakt dat de burger voor hen als beleidsmaker een abstractie is en voor een verkiezingsronde een attractie. Rutte c.s. hebben na 10 jaar op het Binnenhof het gevoel gekregen dat hun ideeën, voorstellen en uitspraken geweldig zijn en de Nederlandse samenleving in het algemeen en het electoraat in het bijzonder, conservatief en dus ondankbaar, dom of zelfs vijandig ingesteld is. Zo wordt het volk niet alleen door hen behandeld, maar ook toegesproken.
De politieke autocratie leeft in een eigen wereld, waarin verkiezingen hinderlijke onderbrekingen zijn die dwingen tot het tijdelijk verlaten van het Haagse pluche, het binnen treden in een wereld waarin zij plaatselijk en tijdelijk de confrontatie moeten aangaan met de realiteit die zij moeten vertalen in een taalgebruik dat niet de hunne is. Een wereld waarin volgens hun maatstaven een verregaande naïviteit en geborneerdheid heerst en mensen leven die niet weten wat goed voor hen is.
Nutteloos
Daarom verbaas ik me herhaaldelijk over de goedbedoelde artikelen die postactieve collegae over Defensie publiceren om de Minister ervan te doordringen dat de weg die nu door de politiek wordt bewandeld een heilloos karakter uitstraalt. Artikelen die geen enkele invloed hebben en nooit tot een bijsturing van het beleid hebben geleid. Die artikelen zijn een herhaling van zetten. Zetten die nooit tot een voor de werkvloer positief en optimistisch resultaat hebben geleid noch zullen leiden.
De krijgsmacht kan zijn grondwettelijke- en Alliantietaken niet meer uitvoeren, toch heeft de politiek weer groen licht gegeven om militairen naar Noord-Irak te sturen om daar de internationale luchthaven in Erbil te beveiligen. Opnieuw een bewijs dat het in Den Haag niet uitmaakt dat de Krijgsmacht tot aan zijn nek in de problemen zit. Wat ik ermee wil zeggen? Woorden maken op het Binnenhof geen enkele indruk, daden wel.