Zwarte, witte en boeren scholen

Op 29 januari 1992 (!) werd er door enkele schoolbesturen en gemeenteambtenaren het zogenaamde Leidse ei gepresenteerd. Het plan beoogde een oplossing te geven voor het fenomeen van zwarte en witte scholen in enkele Leidse wijken en tevens de beheersing van de Nederlandse taal van allochtone kinderen te verbeteren door middel van een speciaal op hen gericht lesprogramma. Het Leidse ei voorzag in het lesgeven aan allochtone kinderen op een aparte school, de zogenaamde beginners school. Allochtone kinderen, die geen of slecht Nederlands spraken, konden van hun derde tot hun zevende jaar apart onderwijs krijgen.

Afb: wikimedia-commons

Op 15 februari 2017, we zijn dan dus 25 jaar verder, kopt het AD: ‘Leraar heeft geen zin in baan op zwarte school’.[1] Uit het artikel blijkt klip en klaar dat de leerkrachten nog steeds onevenredig veel te maken krijgen met taalachterstanden, culturele verschillen in de klas en kinderen met een problematische thuissituatie. Precies 25 jaar later, terwijl kasten vol zijn geschreven met onderzoeken, adviezen, verslagen en rapporten zijn leraren, ambtenaren, belangengroeperingen en ouderraden er slechts in geslaagd het probleem in stand te houden? De oplossing voor al deze wereldverbeteraars is klaarblijkelijk simpel: systemisch racisme.

Als ik in 1962 op 6-jarige leeftijd mijn eerste schreden op het terrein van de Openbare Lagere School (de Kadijkschool) zet, spreek ik geen Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). De taal die ik spreek is het restant van een middeleeuws dialect: het ‘Neder Duuts’ wat in het Oosten van Nederland toen de voertaal was en soms nog is. De variant die ik toen als enige kende en ook nu nog spreek is van Westfaalse origine. De afstand tussen stad en platteland in cultureel opzicht is dan ook enorm in die tijd en dat is niet alleen het taalverschil; er heerst ook een andere cultuur. Maar binnen een half jaar sprak ik wel ABN, zij het met een accent, dat heb ik nog. Het schrijven en lezen gebeurde van meet af aan in ABN en geen hond heeft zich ooit afgevraagd of dat voor die arme boerenkinderen allemaal wel te volgen was. Rapporten waren goed, ouders tevreden, wij lekker voetballen of zwemmen.

Plattelandse kinderen zoals wij gingen doorgaans naar de ULO (later MULO en MAVO), de Technische School (LTS) of de Landbouwschool. Wie het eerste jaar op een van die scholen bovengemiddeld scoorde, ging naar respectievelijk de HBS (Hogere Burger School) MTS (Middelbare Technische School) of MLS (Middelbare Landbouw School). Andere adviezen kwamen er zelden of nooit vanuit de CITO-scores, kennelijk was dat voor plattelanders een standaardscore die fraai genoeg was voor een bescheiden opleiding. Jaren later, toen ik met enig succes als manager in het grootwinkelbedrijf was aanbeland, werd ik eens getest door het bureau Berenschot in Utrecht. De test zou van 08:30 uur tot ongeveer 13:00 uur in beslag nemen, maar na anderhalf uur geneuzel met een karrenvracht aan nogal stomme vragen, werd ik gevraagd naar een kantoor te komen. “Mooi”, dacht ik nog, ‘lekker op tijd thuis”, want ik was die kinderachtige rotzooi inmiddels méér dan zat. Dat viel tegen. Eenmaal op kantoor kwam een man mij vertellen dat ik was getest op het niveau van de beoogde functie en dat de (foutloze) score al compleet helder was. In overleg met de werkgever waar ik solliciteerde, was besloten dat ik uitgebreider getest zou worden, mits ik daar ook mee akkoord ging natuurlijk, maar dat zou wel een ‘latertje’ worden. Dat waren namelijk nog veel meer testen en een uitgebreid gesprek met een psycholoog.

Na enig denken stemde ik toe, mits de vragen boven het BMO niveau uitgingen waar ik tot dusver mee zoet was gehouden. “BMO? Wat is dat?” vroeg de man mij met opgetrokken wenkbrauwen. “Dat is Buitengewoon Minderwaardige Onzin meneer”, antwoordde ik minzaam. Enfin, om kort te gaan: ik bleek aan het einde van de dag ineens geen plattelander meer, maar een knakker met een academisch denkniveau. In het afsluitende gesprek met de psycholoog werd mij duidelijk gemaakt dat mijn ouders ook nooit een andere schoolkeuze hadden kunnen maken. De premoderne plattelandsomgeving stond dat eenvoudigweg niet toe; het zou hoon opleveren bij familie en buren.

Toen ik jaren later mijzelf toestond om alsnog te gaan studeren aan de pas opgerichte Open Universiteit begreep ik al na een paar dagen wat ik allemaal had gemist. Er kwam stof aan de orde die soms je brein uitdaagt en veel van jezelf eist. Precies dat ontbrak aan alle opleidingen die ik daarvoor had gevolgd. Maar bovenal leerde ik in korte tijd ook dat een strikte discipline nodig is om zowel de taaie stukken als de minder uitdagende delen door te worstelen. Maar als een boerenzoon dat al kan, waarom zouden mensen met een andere kleur dat dan niet kunnen? Precies: dat kunnen ze wel, maar hun cultuur verhindert dat meestal.

Dat zouden de Gloria Wekkers van deze wereld moeten begrijpen; niet de kleur van de witmang is een garantie op racistisch denken en handelen, maar juist het interne cultureel ingehamerde beeld dat je als donkergekleurde in een witte omgeving altijd bent veroordeeld tot de onderste klasse. Dat is het niet. In deze cultuur kan iedereen floreren, maar dan moet je die cultuur wel toelaten in je wezen en algemene cultuur.

In het westen moet je weliswaar de westerse clubkleuren dragen, maar je huidskleur doet er totaal niet toe.


[1] www.ad.nl/den-haag/leraar-heeft-geen-zin-in-baan-op-zwarte-school~ac696cfb/


0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

1 Reactie
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Ravian
4 jaren geleden

Prima stuk Ton, de opleidingsmolensteen om de nek van de oorspronkelijk uit Afrika of het Midden Oosten afkomstige medelander heeft inderdaad niets met kleur/racisme te maken, maar alles met de door de betreffende uit deze regionen meegebrachte cultuur.
Ik ben overigens in de zestiger jaren in (zuid)oost Nederland zuiver met ABN opgevoed, versta het plaatselijke dialect prima, maar heb het zelf nooit gesproken (ik zou het wel kunnen), en toch spreek ik ABN met de welbekende zachte G.
Je pikt dus, vreemd genoeg, het lokale accent ook op als je de lokale taal niet spreekt…