Er was, kortom, eerder een groeiende behoefte aan werknemers! Nu waren zo rond 1960 al wel enige immigranten naar Nederland gekomen, en hierbij denken wij vooral aan Rijksgenoten uit de inmiddels voormalige koloniën zoals Indonesië en Suriname.
De economische groei in ons land in die periode was echter zó onstuimig, dat dit volstrekt onvoldoende was en de roep om ‘meer, meer, meer’ bleef aanzwellen vanuit het bedrijfsleven. Bijkomende oorzaak van het tekort aan arbeidskrachten was dat veel goed opgeleide jongemannen gevolg hadden gegeven aan de verschillende oproepen om te emigreren. Het is opmerkelijk te noemen dat een groot deel van de nieuwe immigranten aanvankelijk vooral werd geworven door industrieën die de concurrentie met het buitenland eigenlijk allang niet meer aankonden, zoals de scheepsbouw[1] en de textielindustrie.
Daarvoor nog, zo vanaf 1948, werden vooral Italianen geworven om te werken in de Limburgse kolenmijnen. Nu was de winning van steenkool voor de Nederlandse industrie niet onbelangrijk en dit diende dus een algemeen belang. Dit belang werd veiliggesteld door de exploitatie in handen van de Staat te leggen. Diezelfde Staat echter, verbood eerder bij wet van 30 mei 1934 de tewerkstelling van buitenlandse werknemers zonder ministeriële toestemming. Dit verbod werd pas op 1 maart 1969 opgeheven door de nieuwe Wet arbeidsvergunningen.[2]
Met die laatste Wet werd in Nederland in het bijzonder gelegenheid gegeven tot de grootschalige werving van buitenlandse werknemers. De inmiddels uitstekend opgeleide autochtone werknemers die buiten de dienstplicht en emigratie beschikbaar waren, haalden niet alleen hun neus op voor het werk in de kolenmijnen, de staalindustrie of in de textiel, maar beschikten vooral ook over opleidingen die elders in de economie veel beter bruikbaar waren. Daarnaast waren met name de staal- en textielindustrie door hevige concurrentie te weinig winstgevend om met hoge loonsommen te werken, wilden zij tenminste blijven bestaan in Nederland. Dat de ondernemers in die branches kozen voor het goedkopere aanbod uit Noord-Afrikaanse landen en Turkije, is dus niet zo gek. Het is niet onbelangrijk te vermelden dat landen als Turkije en Marokko, beiden op dat moment te kampen hadden met een groot geboorteoverschot en daaropvolgend een grote werkloosheid. Zij ontwikkelden daarop een emigratiestrategie, zoals Nederland dat jaren eerder ook deed.
In de periode die volgde, van ca. 1969 tot heden, hebben vele immigranten hun weg naar West-Europa in het algemeen en Nederland in het bijzonder gevonden. De ontwikkelingen lieten zien dat tot het jaar 2000 met name de arbeidersbewegingen (als verlengstuk van de politieke partijen) de grote aantallen migranten bijzondere rechten wilde laten toekennen: arbeidsongeschiktheid wordt vanaf dat moment de voornaamste reden hier te blijven en ook de behoefte om in die situatie het ‘gezin te herenigen’ staat – ook nu nog- prominent op vele politieke agenda’s.[3] Met name partijen ter linkerzijde van het politieke spectrum, blijven actief – mogelijk om electorale redenen – de immigratie op geen enkele wijze in de weg te staan, al noopt de toenemende weerzin onder het merendeel van het electoraat hen voortdurend dit niet breeduit te proclameren.
Inmiddels hebben als gevolg van deze ‘arbeidsmigratie’ naar notabene volstrekt irrelevante en afstervende industrieën royaal meer dan twee miljoen cultuurvreemde immigranten in ons land doen vestigen;[4] dat is maar liefst 12,72% van de bevolking en een werkelijk onvoorstelbaar grote olifant in de kamer, die kennelijk niemand mag of kan benoemen. De werkloosheid onder hen is aanzienlijk groter dan onder autochtone Nederlanders en de spanningen nemen toe, de problemen worden groter. Een eenvoudig folkloristisch fenomeen als de viering van Sinterklaas is bijkans voldoende voor geweldsuitbarstingen en het zwaaien met een Nederlandse vlag is ‘rechts-radicalisme’ geworden, waar het zwaaien met de ISIS-vlag of de Turkse vlag slechts als ‘een uiting van identiteit’ wordt bevonden.
De moeilijk inpasbare allochtonen dan maar bij de overheid aan het werk zetten, is kennelijk ook al geen goed idee; Integriteitsschendingen bij de politie worden relatief veel vaker gepleegd door allochtonen dan autochtonen. Dat blijkt uit een onderzoek dat onderzoeksinstituut WODC uitvoerde in opdracht van de Tweede Kamer. Bij 40 procent van de gevallen was een allochtone opsporingsambtenaar betrokken, meldde De Telegraaf. Dat cijfer is opvallend hoog, omdat bij de politie maar tien procent van de agenten een migratieachtergrond heeft. Het onderzoek werd gedaan na een aantal grote corruptieschandalen binnen de opsporingsdiensten en deze gevallen van corruptie zijn groter en richten meer schade aan dan ooit.[5]
De overheid kan, zo blijkt uit het verleden, wel degelijk een zekere bevolkingspolitiek voeren. Weliswaar wordt dat als een beladen argument gebruikt in de richting van bijvoorbeeld PVV- of FvD politici, maar de partijen die zich hiermee daadwerkelijk bezig hebben gehouden in het verleden (n.l. alle, m.u.v. PVV en FvD) hebben dus boter op het hoofd. Er was en is wat dat betreft dus geen enkele reden om een politicus te verwijten dat hij een zekere bevolkingspolitiek zou willen voeren: dat doen we al vanaf de Tweede Wereldoorlog.
Laten we vaststellen dat het volgende spreekwoord nog steeds van toepassing is: ‘Visite brengt steeds vreugde aan, is ’t niet bij het komen, dan wel bij ’t gaan’… Bovendien kunnen we steden en dorpen nu al niet meer droog houden bij een flinke bui regen, dus wat doen we op onze beperkte grondgebied met nog meer inwoners die weinig toevoegen aan ons land?
[1] Zie b.v. Ariëtte Dekker, ‘Cornelis Verolme. Opkomst en ondergang van een scheepsbouwer’, Amsterdam, 2005, ISBN 9035128656
[2] Lakeman, Binnen Zonder Kloppen 1999, Uitgeverij Meulenhof
[3] ‘De dans om het gouden kalf’ C. van Nispen tot Sevenaer, pag. 53-56, Amsterdam 2002.
[4] Bron: CBS zie ook: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/37296ned/table?dl=1103E
[5] Zie ook: https://wnl.tv/2017/09/14/corruptie-politie-vaak-linken-aan-allochtone-agent/
.
Volstrekt lichtzinnig en kortzichtig hebben we een ideologie naar binnen gehaald waar we met onze beschaving, verzorgingsstaat en mensenrechten nauwelijks een antwoord op hebben, anders dan het met steeds groter inzet van politie, geheime diensten en militaire eenheden proberen de schade binnen de perken te houden. We gaan waarschijnlijk toe naar een tribalisering van de samenleving, met islamitische enclaves waar praktisch de sharia heerst en waar je als niet-moslim nog niet aan denkt om daar rond te lopen, met gated communities waar de rijken zich verschansen achter hoge muren en bewakingsrobots, en met min of meer nog leefbare woonwijken waar de gewone burger woont, continu beducht voor rondtrekkende groepen jonge moslimmannen, en zich afvragend hoe het toch allemaal zover heeft kunnen komen. Er is een kans dat de islam opgaat en oplost in de maalstroom van de moderniteit en dat steeds meer moslims deze destructieve haatideologie verlaten. De islam zou dan een langzame dood sterven omdat algemeen onderkend wordt dat het een soort criminele gekte is. Ik vrees evenwel dat het nog veel en vaak om zich heen zal slaan voordat eindelijk dit sterven intreedt. Juist omdat er nog zoveel ‘deugmensen’ zijn die een blinde knuffelliefde hebben opgevat voor deze ‘religie van de vrede’.