U wist dat niet?

Vorige week pakte de Telegraaf uit met een synopsis van het boek van Reinout Sterk die als juridisch adviseur naar Mali was gestuurd en gefrustreerd terugkwam. Die frustratie heeft hij uitgebreider op papier gezet in zijn boek “De Missie in Mali”.

Timmermans bezoekt de Mali-missie (2014). Afb: Flickr

Verbaas ik me over een aantal uitspraken, dat de Telegraaf in het artikel heeft gezet? Nee en Ja. Nee, omdat het een bevestiging is van uitspraken van andere militairen die zes maanden in dat Afrikaanse land hun taken hebben uitgevoerd. Ja, omdat zijn kernuitspraken bevestigen dat hij waarschuwingen die ruimschoots in de periode 2011-2014 voor de uitzending op papier zijn gezet, blijkbaar niet heeft gelezen.

Wervingspots

Het beeld dat hij voor ogen had, kwam uit de wervingsspots: militairen die met gevaar voor eigen leven terroristen uitschakelen, drugshandelaren oppakken of de uniformmouwen opstropen bij een humanitaire crisis.

In 1993 en 1994 constateerden wij in de Juliana kazerne in Den Haag dat mensen niet geworven moeten worden door sprookjes in woord en beeld aan te bieden. Toen kreeg jeugdig Nederland koene militairen met rode baretten te zien die helder uit de ogen kijkend uit luchtplatformen sprongen. Dat beeld werd aangevuld met beloftes van studeermogelijkheden voor een soepele overstap naar de burgersector, adequate betaling en prima behuizing. Secundaire arbeidsvoorwaarden die door het nijpende gebrek aan geld niet ingelost konden worden. De werkvloer[1] op de Juliana kazerne waarschuwde dat de werving op de korte termijn in negatieve zin geschaad zou worden.

In de jaren daarop kregen we dappere militairen met blauwe baretten te zien die onder moeilijke omstandigheden armlastige en in gevaar levende mensen, vooral kinderen, uit de klauwen van het oorlogsgevaar redden.

Rapporten en rapportages van hulpverleningorganisaties over de militaire bijdrage in Afghanistan schetsten een ander beeld van die veronderstelde opbouw en reddingsmogelijkheden van een militaire bijdrage aan de opbouw van een ontwrichte samenleving[2]. In 2011 constateerde het in eindnoot #1 genoemd artikel in Carré # 10: “..voordat politici en militaire leiders de samenleving op het hart drukken dat nationale contingenten alleen voor de wederopbouw van een ontwrichte samenleving worden aangeboden en uitgezonden en vervolgens tijdens en na een mandaatperiode van een aantal jaren gepassioneerd benadrukken dat die nationale contingenten de levensomstandigheden voor een ontwrichte samenleving (in dit geval de Afghaanse, maar dat is ook van toepassing op de Bosnische, Kosovaarse, Irakese) structureel verbeterd hebben, lijkt het mij beter zich eerst te buigen over dissertaties die de effectiviteit en doelmatigheid van hulpverlening door militaire structuren als onderwerp hebben. Wanneer de resultaten door de ogen van de te repareren samenleving worden bekeken, kunnen generaliserende uitspraken van militaire leiders en politici dat “onze jongens veel goed werk hebben gedaan” achterwege blijven…”.

Volgens Afghaanse bronnen was het ontbreken van de gewenste mate van veiligheid niet alleen aan de korte rotatie – en mandaatperioden van leden van de internationale coalitie te wijten, maar ook aan nationale richtlijnen zoals een terughoudendheid om gewapend geweld te gebruiken om primair slachtoffers in de eigen gelederen te vermijden en het gebrek aan gevechtservaring, Politici en militairen moeten beseffen dat “..militair vermogen zich primair moet concentreren op het realiseren en handhaven van (een bepaalde mate van) veiligheid om de wederopbouw van een ontwrichte samenleving mogelijk te maken. Wil een militaire structuur desondanks bijdragen aan de reparatie dan moet het beseffen dat het geen dirigerende maar een ondersteunende rol moet spelen; unity of effort moet nastreven en beseffen dat de door militaire structuren geïnitieerde en door nationale regeringen gesponsorde hulpverleningsprojecten alleen resultaten opleveren als ze een langdurig karakter hebben, niet zijn gebaseerd op het bevredigen van het feel good-sentiment en afghanisering als richtinggevend beginsel hebben..”

Natuurlijk blijft er een spanningsveld bestaan tussen de virtuele aantrekkelijkheid om mensen voor een organisatie te werven en de realiteit waarmee die organisatie worstelt. Vooral als die organisatie niet zijn eigen kapitaal genereert. Het is echter een ongeschreven wet dat iets beloven en niet kunnen en willen inlossen van die beloftes de werving op termijn schaadt. Dat is dus gebeurd.

Waarschuwingen

Sterk had in 2013 en 2014 voor de uitzending van de eerste rotatie naar Mali kunnen lezen waarom Defensie de missie naar Mali niet had moeten aannemen. In de Carré werd vastgesteld dat Mali begin 2013 nog een voorbeeld was van een democratie op Afrikaanse leest geschoeid. Het was zorgelijk te moeten vaststellen dat die democratie binnen 8 maanden terugviel naar het niveau van een mankerende staat waar de levensomstandigheden nog slechter waren geworden dan in het Afghanistan van de Taliban. De vraag die herhaaldelijk werd gesteld en niet door de Minister werd beantwoord was: wat heeft de Krijgsmacht daar te zoeken? Welnu, het antwoord op die vraag werd door de sturende rol van de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het overleg met de UN afgezant van de missie in Mali in november 2013 beantwoord: het politieke imago moest opgepoetst worden om een stoeltje in de UN Vredesraad te bemachtigen; de politieke toekomst van twee PvdA politici moest zeker gesteld, gecementeerd worden en hopelijk konden volgens de historicus Klep daardoor toekomstige bezuinigingsrondes afgestopt worden. Dus bekonkelden twee PvdA politici een Nederlandse militaire bijdrage aan de Mali missie. De Minister van Defensie zat erbij en keek ernaar.

Something has to be done!” klonk het weer. En geen politicus of medium boog zich over de gevolgen daarvan. Die kreet heeft het leven van bevolkingsgroepen in eerdere brandhaarden als Bosnië, Afghanistan, Irak maar ook in Mali ondanks alle beloften van Westerse politici nauwelijks verbeterd en in sommige gevallen zelfs herkenbaar verslechterd. Nederland heeft overigens niets geleerd van die misstappen[3]. “We gaan naar Mali!” klonk het op het Binnenhof. Alsof politici en hun adviseurs zes maanden in the middle of nowhere persoonlijk op zoek gaan naar uiterst schimmig optredende islamitische extremisten. Ook vertegenwoordigers van vakbonden die moord en brand schreeuwden over de bezuinigingen en de gevolgen voor het Defensiepersoneel, stonden getuige hun uitspraken te trappelen om militairen 18 maanden naar een donker oord te sturen. Hoewel er nog wel wat vragen moesten worden beantwoord, hadden ze geen bezwaar tegen de Mali missie, omdat volgens hen de krijgsmacht weer op de kaart wordt gezet. Die vragen strekten zich uit van het vervoer van gewonden of medevac, het weghalen van militairen uit hachelijke situaties of extractie tot eventuele juridische gevolgen voor militairen. Opdrachten waarvoor helikopters noodzakelijk zijn, die volgens de toenmalige CDS Frankrijk zou leveren. De toenmalige Minister van Defensie hield wat die helikopters betrof, de moed er in getuige haar uitspraak: “ik vertrouw er op dat militairen in Mali beschikking krijgen over genoeg transporthelikopters” Zij en de CDS hadden blijkbaar vergeten dat de KL in Bosnië op een harde manier had geleerd dat een militaire bijdrage in een vreemd land voor veiligheid, inlichtingen, readiness, closure rate en logistieke ondersteuning niet afhankelijk moet zijn van anderen[4].

De Wijk die in 2010 nog stelde dat door aanvullende bezuinigingen Vredesoperaties niet meer uitgevoerd konden worden, stelde die visie in 2013 op een verrassende manier bij. In zijn artikel van 21 oktober 2013 schrijft hij in de Volkskrant “critici van de missie moeten kijken naar de evolutie die stabilisatiemissies, vooral die van de VN, doormaken. Troepen uit de regio vullen deze VN-operatie; westerse landen leveren capaciteiten waarover de regio niet beschikt, zoals trainers, special forces, transport en inlichtingen. Met deze capaciteiten worden de gevechtsoperaties gefaciliteerd die vooral door troepen uit de regio worden uitgevoerd”. Mooie woorden, maar de Wijk had niet bestudeerd hoe hoog het succespercentage was van die door Afrikaanse landen aangestuurde missies en welke consequenties het uitblijven van succes hadden. Blijkbaar telden de excessen waarvoor Afrikaanse militairen verantwoordelijk waren ook niet mee in zijn optelsom van goede daden.

Martin Paul heeft een onderzoek gedaan naar het succespercentage van missies onder de vleugels van de Organisation African Unity (OUA). Het resultaat legde hij vast in zijn artikel in The Guardian van 6 januari 2014. Hij kwam na bestudering tot drie vaststellingen: een missie kan alleen worden uitgevoerd als niet-Afrikaanse landen logistieke en m.n. financiële steun geven; een missie heeft succes als niet-Afrikaanse bij voorkeur westerse landen als Frankrijk het voortouw nemen en rivaliteit en zwakke op eigen winstbejag geconcentreerde Afrikaanse politieke leiders doorkruisen een doeltreffende operatie[5]. Kortom als het westen een missie in Afrika niet steunt of aan het stuur zit, eindigen de meeste missies in een fiasco. Mali ligt in Afrika, de missie wordt uitgevoerd onder de vleugels van de OAU, het westen levert minimale steun en als de lezer bij de jaarlijkse Landelijke IQ test op 29 januari 2014 hoger dan 77 heeft gescoord kan hij de zin zelf aanvullen.

Niks meer dan een poppenkast in de woestijn waren we!

Inderdaad. Maar dat wisten we van tevoren. In een niet gepubliceerd artikel “Reisbureau Den Haag Vandaag” stelde ik eind 2013 vast: “…als het Nederlandse politici inderdaad ernst is om in de Sahel regio[6] stabiliteit te brengen als opstap naar een betere toekomst van alle Sahel staten, moeten zij beseffen dat het met veel vreugde aangeboden militaire vermogen tenminste twee militaire generaties en vermoedelijk veel langer zijn taken in dat deel van de wereld zal moeten uitvoeren. Een van de belangrijkste lessen die Bosnië en Afghanistan ons militairen heeft geleerd is dat halverwege uitstappen en roepen dat andere landen aan de beurt zijn om een deel van de ellende weg te masseren, in dit kader geen optie meer is. Gezien de beperkte operationele mogelijkheden en de ontwikkelingen in de Sahel kan een meerjarig durende missie in Mali in dezelfde ongewenste categorie komen te liggen als Bosnië. Daarom is het voor de uitgeklede Defensie organisatie beter om op de deur van het reisbureau Den Haag Vandaag een bord te plaatsen met de tekst “ Wegens een tekort aan liquide middelen is dit reis bureau voor onbepaalde tijd gesloten”. Daar zorgden de onveilige behuizing, gebrekkige uitrusting, de beperkte voorraad reservedelen en directe ruilcomponenten, het ontbreken van eigen transporthelikopters, de afhankelijkheid van anderen voor helikoptersteun en vooral de nationale richtlijnen voor.

Politici, gepolitiseerde militairen, militaire vakbonden, media wreven zich in de handen: deze missies zijn immers een belangrijke taak van Defensie! Ter herinnering.

Datum Incident Bijzonderheden.
Maart 2015 Neerstorten Apache heli bij Gao Technisch falen besturingsysteem;Twee doden.
Mei 2015 Pantserwiel Bushmaster rijdt op een bermbom bij Kidal (noordoost Mali) Materiële schade
Juli 2016 Vroegtijdige detonatie mortier granaat Twee doden, een zwaargewonde.

De politieke machinaties mochten blijkbaar wel wat kosten. Vertel dat maar aan de families van de omgekomen militairen.


[1] In mijn functies van Plaatsvervangend/waarnemend Hoofd Operationeel Beleid en Chef Staf van de KL-Crisisstaf maakte ik deel uit van die werkvloer.

[2] Zie artikel “Hoe effectief is militair vermogen bij de wederopbouw van ontwrichte samenlevingen”, Carré # 10, 2011.

[3] Artikel “The Fog of War in Syrië”, Carré # 6, 2013.

[4] Artikel “Terugkijken in opperste verbazing”, Carré #1, 2014

[5] De rivaliteit tussen Nigeria en Zuid Afrika om de eerste zetel voor een Afrikaanse land in de Veiligheidsraad te krijgen is daarvan een uitstekend voorbeeld.

[6] de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius noemde de rotsachtige droge zandstrook van 7500 kilometer tussen Senegal en Somalië, Sahelistan, omdat diegelijksoortige uitdagingen als Afghanistan herbergt. Die aanduiding geeft aan hoe de operationele toestand in Mali ingeschat moest worden.

0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

3 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
scherpschutter1943
5 jaren geleden

Het is misdadig om jonge mensen onder valse voorwendsels en mooie praatjes bij de krijgsmacht te willen inlijven. Met het nl.leger valt nergens eer te behalen. Slaan nog geen deuk in een pakje boter. nederlanders zijn geen soldaten. nederlanders zijn lafaards die anderen de kooltjes uit het vuur laten halen. de toenmalige minster van buitenlandse zaken, koenders van de pvda, interesseerde het geen reet hoe het met de soldaten daar ging. ook de minister van defensie keek er naar en vond alles prima zolang het maar geen geld kostte. Dat aftreden van de minister, na de incidenten in Mali, stelde geen reet voor. politiek had ze de pijp aan maarten gegeven. Zo gaat dat in de haag, de ene gewetenloze schurk stapt op om plaats te maken voor de andere gewetenloze schurk. De politiek heeft minachting voor het voetvolk van defensie. Mijn advies aan iedereeen is, WORDT GEEN SOLDAAT want nederland is het niet waard om voor te sneuvelen. De gesneuvelde soldaten van de WOII zouden zich in graf omdraaien van spijt dat zij voor zo’n verloederd en geïslamiseerd europa, hun leven hebben gegeven.

Z Brinkman
5 jaren geleden

Goed weergegeven, vele mensen die ‘beleid voeren’ voor en met dr krijgsmacht hebben boter op hun hoofd.

U had toch ook een akkevietje in rond Bosnie??

charlef
5 jaren geleden
Antwoord aan  Z Brinkman

Lees morgen maar het hele verhaal uit begin 2014 dat nooit is gepubliceerd. En ja, Bosnie was meer dan een akkevietje.