Onlangs kwam de Commandant der Strijdkrachten met een epistel om zijn militairen een hart onder de riem te steken. Met dat epistel wilde hij blijkbaar het zure denken en cynisme op de werkvloer doen wegspoelen en onderstrepen dat Defensie op de goede weg is. In zijn epistel springt een aantal opmerkelijke uitspraken in het oog.
Het gaat echt beter
De admiraal erkent dat “veel nog niet goed gaat, maar we kunnen ook niet alles van vandaag op morgen realiseren. Bovendien, laten we ook kijken naar wat er wel goed gaat” en hij noemt een aantal voorbeelden van dat goed gaan. Een van die zaken die goed gaat, is het onderhandelingsresultaat voor een nieuwe CAO en hij is daar enthousiast over. De CDS benadrukt dat het volgens hem “een goede stap in de goede richting is als het gaat om het moderniseren van onze arbeidsvoorwaarden”.
Een stap in de goede richting? Wellicht hebben zijn medewerkers vergeten de brandbrief van de gecombineerde officierenverenigingen op zijn bureau te leggen. Voorzien van een in rood geschreven notitie “urgent, bestuderen gewenst, advies voor verdere vervolgstappen noodzakelijk´. In die brandbrief laten ze weten niet echt enthousiast te zijn over het behaalde resultaat. En dan die term moderniseren? Moderniseren? Militairen zijn gebaat bij het verbeteren van die arbeidsvoorwaarden o.m. afgestemd op de economische vooruitzichten, omstandigheden waaronder de taken uitgevoerd moeten worden en arbeidsvoorwaarden van andere segmenten die zich inzetten voor vrede en veiligheid, orde en rust binnen en buiten het Nederlandse territoir. Als de admiraal dat bedoelt, waarom gebruikt hij die term niet en maakt het duidelijk voor zijn militairen.
Als stevige onderbouwing van zijn opmerking dat het de goede weg opgaat stelt de admiraal: “kijk maar naar de Miljoenennota, waarin staat dat er veel veel geld is uitgetrokken voor Defensie. Zo noemde de Koning in de Troonrede de toename van ons budget met 17%. Dat is nogal wat. Namelijk 1,2 miljard keiharde euro’s”. De termen veel en hard zijn afhankelijk van de invalshoek en achtergrond. Hoe hard en hoe veel zijn die toegezegde €1,2 miljard? De vorige Minister van Defensie stelde in april 2017 vast dat € 1 miljard onvoldoende was zowel aan internationale verplichtingen te kunnen voldoen en ervoor te zorgen dat de basisgereedheid in de nabije toekomst niet opnieuw onder druk zou komen te staan. In 2015 had de vorige minister vastgesteld: “van de drie brigades die onze landmacht vormen, is er niet eentje volledig gevuld, opgeleid, getraind en daarmee klaar om de in de Grondwet vastgelegde eerste hoofdtaak te vervullen: het verdedigen van ons grondgebied en dat van onze bondgenoten binnen de NAVO. Zij noemde in 2017 dat een bedrag van tenminste €2,3 miljard nodig was om de gevechtswaarde van de krijgswacht een opwaartse stimulans te kunnen geven. In dat licht bezien is die € 1,2 miljard te weinig.
Wanneer het vertrekpunt is dat het Defensiebudget hoofdzakelijk besteed moet worden aan het handhaven en liefst verhogen van de gevechtswaarde van een krijgsmacht, dan rijst de vraag hoe die door de CDS bejubelde harde euro´s door de Bestuurstaf in Den Haag verdeeld gaan worden. Worden Operationele Commando´s (OPCO, voormalige krijgsmachtdelen) er wijzer van? Wordt de gevechtskracht van de drie traditionele OPCO´s inderdaad op het gewenste peil gebracht? Het antwoord is nee. Wanneer de Minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwing (APB) op de kanttekening van de heer Buma “Nederland moet kiezen: tegen de NATO zeggen dat de belofte niet wordt nagekomen of meer investeren” antwoordt dat Nederland tot 2021 van plan is om weliswaar € 8 miljard te investeren in Defensie, maar dat voor het bereiken van de 2% NATO norm nog € 5 miljard extra nodig is, dan weet een goed verstaander dat die 2% BBP in 2024 niet gerealiseerd zal worden. Die vaststelling wordt bevestigd door de uitspraak van de Minister-president “We zetten ons er allemaal voor in…zo’n investering vergt additionele besluiten…die moeten nu eenmaal worden genomen in een weging’ met andere zaken die geld kosten”. Die woorden onderstrepen dat Defensie bij het verdelen van de beschikbare financiën nog steeds niet in de voorste rijen te vinden zal zijn.
Het is een feit dat de OPCO´s worstelen met het inzetbaar maken en inzetbaar houden van de bewapende platformen die de kern van hun slagkracht vormen. Wanneer de admiraal medewerkers citeert die opmerken dat “reservedelen die we keihard nodig hebben lijken maar niet te komen” dan is het een duidelijk signaal dat de inzetbaarheid van het materieel het absolute dieptepunt nadert. Dan kan de admiraal wel met voorbeelden komen die wijzen op instroming van nieuw rollend materieel, maar dat heeft weinig zin als reservedelen en directe ruilcomponenten niet op de plank staan en de logistieke in- en doorstroom niet geregeld is. Die door velen bejubelde €1,2 miljard zal hoofdzakelijk nodig zijn om onderhoudsachterstanden van infrastructuur en rollend materieel in te halen. Gebeurt dat niet of te weinig dan krijgt de gevechtswaarde van de krijgsmacht geen opwaartse stimulans.
Van hoofdpijn naar migraine dossier
Defensie is voor opvolgende Nederlandse regeringsploegen een voortdurend hoofdpijndossier. Ondanks de verplichtingen die binnen NATO en EU met andere Europese staten zijn aangegaan, proberen opvolgende Minister-presidenten herhaaldelijk zich met allerlei wollige uitvluchten aan die verplichtingen te onttrekken. Nederland heeft duidelijk moeite of beter gesteld weinig trek om de financiële basis te leveren om aan die verplichtingen te voldoen. De uitspraken van de Minister-president spreken boekdelen. In juni 2018 kwam hij met de uitspraak “we werken eraan om, stap voor stap, onze Defensie-uitgaven richting de 2% van het Bruto Binnenlands Product te bewegen”. In juli volgde hij die uitspraak op met “ we moeten meer doen, dat heb ik vorige week ook gezegd in het Witte Huis. Dus we moeten in 2020 opnieuw kijken naar de uitgaven”. Toen eufemistisch gesteld “de stofwolken” van de APB waren neergedaald kreeg Defensie te horen “we zetten ons er allemaal voor in…zo’n investering vergt additionele besluiten…die moeten nu eenmaal worden genomen in een weging’ met andere zaken die geld kosten”. De Minister-president komt terug op zijn belofte die hij uitsprak bij de laatste NATO-top en tijdens zijn bezoek aan de President van de USA had bevestigd. Moeten we ons over dat gedraai nog verbazen?
Wanneer we die uitspraken afzetten tegen de kanttekening van de admiraal “we gaan het echt allemaal kopen. Van dat geld kopen we allerlei spullen waardoor iedereen in onze organisatie beter zijn of haar werk kan doen. Of het nou gaat om bouten en moeren, gevechtskleding, voertuigen, vliegtuigen of onderzeeboten. We gaan het echt allemaal kopen. En dat weet iedereen ook eigenlijk wel” dan zit de crux in “we gaan”. De werkvloer vraagt dan onmiddellijk wanneer kunnen wij erover beschikken? Wanneer wordt het zichtbaar beter met ons? Wanneer kunnen we eindelijk onze grondwetstaken naar behoren uitvoeren.? Gelet op de ontwikkelingen in de achterliggende maanden en de uitspraken van de Minister-president kan de admiraal die antwoorden niet geven.
Ontevreden en cynisch
Als de admiraal constateert dat “veel mensen in onze organisatie lijken ontevreden en opmerkt “daarom moeten we ook niet blijven hangen in cynisme” dan slaat hij twee keer de plank mis. Ten eerste lijken de mensen niet ontevreden, maar ze zijn ontevreden. Niet onterecht lijkt mij. De Krijgsmacht bevindt zich al twintig jaar in een ombouwfase waarin de winkel open moest blijven om de regering punten op de politieke bühne te laten scoren. De can do mentaliteit van militairen is ondanks de voortdurende onrust binnen en om de krijgsmacht, bekend bij iedere Nederlander. Om de politiek te faciliteren hebben opvolgende Chefs Defensiestaf/Commandanten der Strijdkrachten (in beide gevallen CDS) in die periode de werkvloer met allerlei mooie bespiegelingen zoet proberen te houden. Geen wonder dat die werkvloer cynisch is geworden, omdat de kritiek die wordt geleverd, kanttekeningen die worden geplaatst en waarschuwingen dat het niet goed gaat, ruim twee decennia niet werden gehoord en er geen gevolg aan werd gegeven. Ontboezemingen die als doel hadden om de krijgsmacht beter te maken. Daarom worden teksten vanuit de top naar de werkvloer, met schouderophalen begroet. Immers er wordt veel gepraat en er komt maar geen schot in de zaak. Niet de werkvloer moet de zwarte piet toegeschoven worden, maar de Bestuurstaf moet de hand in eigen boezem steken.
Wat wordt het: afbouwer, ombouwer of opbouwer
De werkvloer is niet meer zo dociel als tijdens de Koude Oorlog en de periode na de val van de Berlijnse Muur. Internet heeft de wereld van die werkvloer verruimd, diens inzichten verdiept en begripsvorming vergroot. De werkvloer verdient dus beter dan zij tot nu toe heeft gekregen. De tijd dat die werkvloer zich tevreden wilde stellen met kruimels die uit de ramen van het Ministerie op het Plein vielen, is definitief voorbij. Daarom moet de CDS niet met dergelijke Jip en Janneke uitspraken proberen de moraal op te krikken. Hij kan dat alleen doen door hun situatie werkelijk te verbeteren zowel in materieel als personeel en vooral in financieel opzicht. Zijn militairen willen grijpbare en begrijpelijke resultaten zien en geen windmolentjes gedrag. Wat wordt het, CDS? Afbouwer zoals uw voorgangers; ombouwer als tussenpaus die de randvoorwaarden schept voor een opwaardering van de gevechtswaarde van de krijgsmacht of opbouwer die oog heeft voor het heden en toekomst en lering heeft getrokken uit de lessen van het verleden. Het woord is aan U.
Nog een advies op de valreep. Mocht de tekst uit de pen van een van uw stafofficieren komen, dan fluks een andere zoeken. Mocht U de tekst zelf hebben geschreven, dan een goede tekstschrijver inhuren. Met deze tekst stormt geen militair met het wapen in de hand op de tegenstander af.