De Nederlandse Goedmensch die de mond vol heeft van de rechten van niet-Joodse mensen op het gebied tussen Jordaan en Middellandse Zee maken zich schuldig aan een gebrek aan historische en Volkenrechtelijk besef.
In diverse artikelen[1] is het historisch recht van die niet-Joodse mensen uit de doeken gedaan en is onderstreept dat noch sprake is van een Palestijnse etniciteit noch van een politieke entiteit met de naam Palestina. Beide hebben nooit bestaan. Punt.
De historische context
Een politieke entiteit Palestina heeft nooit bestaan. Het is de benaming van een gebied dat hoofdzakelijk werd bewoond door Filistijnenstammen. Filistijnen komen voort uit een van de Indo Europese Zeevolken, die omstreeks 1200VC de oorzaak zijn van een grote volksverhuizing rond het Egeïsche gebied. Vanuit Anatolië of Egypte arriveren ze in de huidige Gaza strook en Israël en bezetten het gebied. Oud-Egyptenaren en Hebreeuwen noemen dit volk peleshet[2], vermoedelijk verwijzend naar de Peleset een pre-Griekse etnische entiteit uit het gebied van het huidige Albanië en Macedonië. Door hun hoge culturele standaard slagen zij er snel in om zich de regionale Semitische taal en lokale gebruiken eigen te maken. Zij assimileren binnen 150 jaar volledig met lokale Semitische stammen en volken en introduceren belangrijke innovaties op bestuurlijk en militair gebied zoals structuren, processen en ijzeren wapens.
De Grieken of in ieder geval leden van een etniciteit die het Grieks als handelstaal beheersten, benoemden een deel van Kanaän, palaistinei, of het land van de Filistijnen. Een observatie die door de Arabische historicus Philip Hitti wordt bevestigd: “historisch gezien is er nooit sprake geweest van een politieke entiteit met de naam Palestina”. In de Ottomaanse periode werd die regio het Heilige Land of Eretz-Israël genoemd en om onduidelijke redenen gingen de Britten aan het einde van de 19de eeuw het deel van het Midden Oosten – het huidige Israël en Jordanië – dat onder hun mandaat kwam, Palestina noemen. Het was tot 1948 gebruikelijk dat de Joodse mensen in dat gebied bestempeld werden als Palestijnen.
Zahir Muhsein onderstreepte in twee uitspraken dat de identificatie van Arabieren als Palestijnen een politieke daad is geweest en niets te maken heeft met de ontwikkeling van een etnische entiteit tot een etniciteit[3]. In 1964 zegt hij in een interview in Trouw “Wij zijn een volk nl. Arabieren. Voor politieke doeleinden onderschrijven wij een Palestijnse identiteit. Belangrijk als tegenwicht tegen het Zionisme”. Na de Arabische nederlaag tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 verklaart hij in 1968 “die Palestijnse identiteit is er alleen uit tactische overwegingen en de eis om een Palestijnse Staat is een nieuw instrument om de Arabische eenheid te herstellen in het Midden Oosten. Daarom moet Israël verdwijnen”. Fathi Hammad, de voormalige Hamas Minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid bevestigde in 2012 voor de Egyptische Zender Al-Hekma Tv, dat er geen sprake is van een Palestijnse staat noch van Palestijnen. Wijzend op de vele families in de Gaza strook met de familienaam al-Mashri (van Egypte) onderstreepte hij dat de 1,8 miljoen mensen in de Gazastrook Egyptische wortels hebben en Arabische wortels op de westelijke Jordaan oever.
Volkenrechtelijke context
Naast historisch recht bestaat er nog zo iets als Volkenrecht om aanspraak te kunnen maken op een bepaald gebied of regio. Tot WO I was noch sprake van een Joodse Staat noch van een onafhankelijke Arabische staat. Eeuwenlang maakten die betwiste gebieden deel uit van het Islamitisch Turkse Ottomaanse Rijk. Na de val van het Ottomaanse Rijk in 1916 werd het in een achterkamertje gesloten Sykes-Picot verdrag (genoemd naar de twee onderhandelaars) het vertrekpunt voor de herordening van het Midden Oosten. Volgens het verdrag zouden Arabieren een of meerdere politieke entiteiten krijgen, waarbij het gebied tussen Jordaan en Middellandse Zee van die regeling uitgesloten was.
Een jaar na sluiting van het Sykes-Picotverdrag probeerde de UK m.b.v. politieke machinaties onder het verdrag uit te komen. Om de Zionistische Organisatie voor zich te winnen, gaven de Britten op 2 november 1917 de Balfour-verklaring uit, waarin ze beloofden alles in het werk te stellen om de verwezenlijking van een nationaal tehuis voor het Joodse volk in het Midden Oosten mogelijk te maken. De brief van de Britse Minister van Buitenlandse Zaken, Arthur James Balfour, aan Lord Rothschild, de belangrijkste leider van de Joodse gemeenschap in Groot-Brittannië, luidde:
“Met groot genoegen zend ik u namens Zijne Majesteits regering de volgende verklaring van sympathie met het Joodse zionistische streven. Ze werd het kabinet voorgelegd en door het kabinet goedgekeurd. Zijner Majesteits regering staat welwillend tegenover de oprichting van een nationaal tehuis voor het Joodse volk in Palestina en zal zich de grootste inspanningen getroosten om het bereiken van dat doel te vergemakkelijken, waarbij vanzelfsprekend niets gedaan kan worden dat aan de burgerlijke en religieuze rechten van niet-Joodse gemeenschappen in Palestina of aan de rechten van de Joden als burgers van andere landen afbreuk zou kunnen doen. Ik ben u erkentelijk wanneer u deze verklaring ter kennis wilt brengen van de Zionistische Federatie”.
Twee termen vallen in deze verklaring direct op: nationaal tehuis en de benaming Palestina van dat nationale tehuis. Daarover later meer. Volgens Balfour moest het onrecht hersteld worden dat het Joodse volk negentien eeuwen daarvoor was aangedaan. Toen werd de laatste Joodse staat in Judea door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt en op deze manier kon dat onrecht eindelijk hersteld worden. De Britten lieten er dan ook geen twijfel over bestaan dat het gebied exclusief voor het Joodse volk gereserveerd moest worden en de Britse premier Lloyd George onderstreepte dat in zijn instructies aan de Britse onderhandelaar, Mark Sykes.
Omdat de Balfour-verklaring aan de wieg stond van de hierna te bespreken Resolutie van San Remo, en dàt verdrag vooral door de instemming van Frankrijk, Italië en de USA het belangrijkste oprichtingsdocument is van de staat Israël, zal nader ingegaan worden aan de eerder genoemde identificaties tehuis en Palestina.
Tijdens de Vredesconferentie van San Remo van 1920 moesten de voormalige Ottomaanse gebieden in het Midden Oosten heringedeeld worden. In lijn met de Balfour verklaring, was het voor de toenmalige Grootmachten Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Japan, helder dat het gebied dat door de Britten werd aangeduid als Palestina, een onafhankelijke Joodse staat moest worden.
De eerste sessie op 24 april 1920 was geheel gewijd aan het door de Britten geïdentificeerde Palestina en de aanzittende grootmachten besloten dat de Balfour-verklaring het uitgangspunt zou zijn voor het bestuur over Palestina. De volgende dag werd de Resolutie van San Remo aangenomen en kreeg Groot-Brittannië het verzoek uitvoering te geven aan de Balfour-verklaring. De resolutie wijzigde de verantwoordelijkheid van Groot Brittannië van een inspanningsverplichting voor de vestiging van een Joodse staat of een nationaal tehuis voor het Joodse volk in Palestina in een resultaatsverbintenis. In 1922 middels het Mandaat van Palestina bepaald dat His Britannic Majesty verantwoordelijk was: “…voor de oprichting van het Joods nationaal tehuis, zoals vastgelegd in de considerans, en voor de ontwikkeling van instellingen voor zelfbestuur”.
In drie internationaal geaccepteerde documenten – Balfour verklaring, Resolutie van San Remo en Mandaat van Palestina – wordt benadrukt dat Palestina, het door de Britten geïdentificeerde deel van het Midden Oosten, bestemd was voor de vestiging van de soevereine Joodse Staat als het tehuis voor het Joodse Volk. Twee instituten – de wetgevende macht en bestuursmodel – die een soevereine staat markeren, moesten gedurende de looptijd van de mandaatperiode door UK ingevuld en bestuurd worden.
Churchills beslissingen frustreerden de aanloop naar een Joodse Staat in Palestina onder Britse beheer. Afwijkend van de opdracht om “de Joodse immigratie te bevorderen” (artikel 6 van het Mandaat) begonnen de Britten onder druk van het Arabische nationalisme de immigratie van Joden te beperken. Dit leidde vanzelfsprekend tot ongekende menselijke drama’s.
UK deed er optisch alles aan om de oprichting van het gewenste Joodse Tehuis in Palestina te dwarsbomen. In 1921 stelde Churchill op de Conferentie van Cairo voor om het Britse Mandaat gebied te splitsen langs de Jordaan en de Golf van Akkaba. In 1922 stuurden de Britten in lijn met het Britse voorstel in Cairo, Joden die door pogroms gedwongen werden om Oost-Europa te ontvluchten, terug en stimuleerden de immigratie van Arabieren naar het gebied onder Brits Mandaat. Op 25 mei 1923 werd die splitsing een feit. Vanaf dat moment zou de naam Palestina alleen gebruikt worden voor de regio west van de Jordaan en kreeg het gebied oost van de Jordaan de naam Transjordanië waar Abdoellah tot emir benoemd werd. De Britse Hope-Sykes commissie adviseerde in 1930 om de illegale immigratie van Arabieren uit de Arabische buurlanden naar het gebied tussen Jordaan en Middellandse Zee te stoppen. De Britse Gouverneur van de Sinaï rapporteerde middels het Palestine Royal Commissionde Sinai, over invasie stromen uit Transjordanië en Syrië. De Britten grepen niet in. In 1946 werd Transjordanie een Hasjemitisch Koninkrijk en in 1950 werd de westelijke oever van de Jordaan geannexeerd en werd de naam veranderd in Jordanië. Alleen de UK en Pakistan erkenden de nieuwe staat Jordanië; de meeste Arabische landen echter keurden deze daad af.
Slotopmerking
De Joodse Staat Israël ontleent zijn bestaansrecht en de rechten van het Joodse volk op het door de UK als Palestina geïdentificeerde deel van het Midden Oosten aan de Resolutie van San Remo. Niet zoals een groot aantal Midden Oosten kenners (inb. die in Israël) meent aan de UN-Verdelingsresolutie van 29 november 1947. Overigens danken ook Syrië en Mesopotamië (het latere Irak) hun bestaansrecht aan de Resolutie van San Remo.
Wanneer het bovenstaande relaas op zijn merites wordt benaderd, dan is Israël op volkenrechtelijk gebied door de traditionele koloniale grootmachten (UK, Frankrijk, Italië en Japan) een groot oor aangenaaid. Op een brute en schandalige manier hebben vooral de Britten zich aan hun afspraken onttrokken en hebben het Zionistische streven om terug te kunnen keren naar het voor hun gereserveerde deel van het Midden Oosten gedwarsboomd en getraineerd. Eerst wordt geen inhoud gegeven aan het Joodse tehuis in het Britse mandaatgebied, worden door pogroms verdreven Joden niet toegelaten in het gebied waar het Joodse tehuis opgericht zou worden, wordt het aanvankelijk als Joods tehuis gemarkeerd Britse mandaatgebied gesplitst, resteert het Joodse volk een gebied ten westen van de Jordaan en uiteindelijk wordt ook dat gebied met instemming van de grootmachten door een opgedrongen Arabische buurman weggekaapt. Ook nu blijven twee Europese grootmachten volharden in hun nogal terughoudende instelling als het om de overlevingskansen van de Joodse staat handelt.
———————————-
[1] Zie artikelen “Ken de Geschiedenis”, “De Palestijnse Zaak”, “Zucht”, “Vragen zonder antwoorden” en “Ik blijf het toch zeggen”.
[2] De term komt meermaals voor in de Joodse Tanach de combinatie van Tora, Nevi’im en Ketuvim. Niet-Joden noemen die combinatie van Judaistische geschriften Bijbel of Oude Testament.
[3] een politieke eenheid met een gemeenschappelijk erfgoed uitgedrukt in taal, schrift, religie, cultuur, gedrag en biologische eigenschappen of ras.
En aansluitend op bovenstaande worden de rechten van Israel nog steeds ten onrechte betwist.
Ondanks alle tegenwerking van (vrijwel) de gehele wereld riepen de Joden zelf in 1948 de Joodse staat Israel uit. Deze flink verkleinde net uitgeroepen Joodse staat werd in 1948 door de arabische buurlanden aangevallen. Israel hield maar net stand. Jordanie bezette! vanaf dat moment illegaal Judea, Samaria en Oost Jeruzalem.
In 1967 heroverde Israel deze gebieden in een verdedigingsoorlog en werden daarmee (wederom conform internationaal recht) de rechtmatige eigenaar van deze gebieden.
Iedereen die beweert dat Israel deze gebieden onrechtmatig bezet doet aan rechtsverdraaiing geschiedvervalsing.
De San Remo verklaring is nog steeds het enige rechtsgeldige document (beslissing) betreffende beschreven gebieden!