De Nederlandse staat hoeft de nabestaanden van twee Molukse treinkapers geen schadevergoeding betalen. De rechtbank in Den Haag houdt de staat niet aansprakelijk voor hun dood bij de gewelddadige beëindiging van de kaping bij De Punt in 1977. Dat heeft de rechtbank vandaag bepaald, zo meldt de website van het Algemeen Dagblad.
Daarmee is een einde gekomen aan een slepende procedure van bijna twee jaar over een gebeurtenis van vier decennia geleden. Bij de beëindiging van de treinkaping door een bestorming met ruim dertig mariniers kwamen op 11 juni 1977 twee passagiers en zes treinkapers om. Drie kapers overleefden de actie. Nabestaanden stelden de Staat echter aansprakelijk voor de dood van Max Papilaja en Hansina Uktolseja. Zij zouden bij de beëindigingsactie in de trein door mariniers zijn doodgeschoten terwijl ze al zwaargewond waren, zich niet verzetten en aangehouden hadden moeten worden. De rechtbank heeft echter anders beslist.
De uitspraak is een bittere pil voor advocate mw. mr. Liesbeth Zegveld, die vrijwel steevast de belangen behartigt voor de verkeerde partijen, die bovendien veelal rijkelijk laat na dato ineens een schadevergoeding willen hebben. Je zou de zaak ook eens kunnen omdraaien en de vraag kunnen stellen of de nabestaanden aansprakelijk gesteld zouden moeten worden voor de kosten van de operaties die nodig waren om een einde te maken aan twee treinkapingen, de gijzelingen van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar, de lagere school in Bovensmilde, het provinciehuis in Assen en het Indonesische consulaat in Amsterdam en voor schadevergoedingen voor de nabestaanden van onschuldige slachtoffers.
Hoewel het aloude OSL-Stavast en het huidige Sta-pal altijd sympathie konden en kunnen opbrengen voor de Molukse zaak op zichzelf, is terreur in de zin van gijzelingen en treinkapingen niet de wijze waarop men in Nederland zijn ongenoegen kenbaar maakt, zeker niet als daarbij ook nog eens onschuldige slachtoffers vallen. Terreur dient te vuur en te zwaard bestreden te worden en de twee treinkapingen, de gijzelingen van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar, de lagere school in Bovensmilde, het provinciehuis in Assen en het Indonesische consulaat in Amsterdam waren niets meer en niets minder dan terreur. De uitspraak van de rechtbank in Den Haag is dan ook als volkomen gerechtvaardigd te beschouwen.
In weerwil daarvan heeft mw. mr. Zegveld overigens direct na afloop van de zitting aangekondigd hoger beroep aan te tekenen, omdat zij het een “raar vonnis” vond, dat indruiste tegen haar “gevoel voor rechtvaardigheid”. Hoe merkwaardig haar rechtvaardigheidsgevoel in elkaar steekt, mag inmiddels als bekend worden verondersteld.