In een oligarchie is de macht in handen van een kleine groep van mensen die behoren tot een bevoorrechte klasse of stand. In de oudheid was het de heersende kaste die over het machtsmonopolie beschikte: een erfelijke sociale groepering die door religie, verwantschap, economische status, prestige en soms zelfs taal is afgescheiden van de rest van de maatschappij. Dergelijke elites hebben de neiging om macht uit te oefenen in het belang van hun eigen kaste.
Wanneer we kijken naar de manier waarop onze democratie momenteel invulling krijgt, dan bekruipt ons onwillekeurig toch een gevoel dat burgers steeds minder invloed uit kunnen oefenen op de wijze waarop dit land wordt bestuurd. Verkiezingen voor burgemeesters en commissarissen van de Koning bestaan niet, er kan slechts gestemd worden -eens per vier jaar- voor een gemeentebestuur, provinciebestuur en voor de 2e Kamer. Nu is dat niet anders dan het oorspronkelijk ontwerp, wat in 1922 pas goed vorm kreeg met de introductie van het algemeen kiesrecht. Het ontstaan van politieke partijen echter, waarvan de leden dus bij voorbaat al niet zonder ‘last’ zijn, gooide nogal wat roet in het democratische eten. Bovendien werd politiek steeds meer een ‘vak’ waarin zogenaamde ‘specialisten’ met een bepaald technocratische aanpak het beeld voor de oordelende burger steeds diffuser maken. Zodoende zijn vele toespraken door leden van regering of parlement vaak gesteld in uitermate mistige taal, bij voorkeur voor velerlei uitleg vatbaar.
Referendum
De enkele keer dat er in Nederland een referendum is geweest, bleek de bevolking massaal anders te oordelen dan hun vertegenwoordigers in de politiek. Zo stemde 63,3 % van het -stemgerechtigde- Nederlandse volk op 1 juni 2005 met 61,6 % tegen de Europese Grondwet. Maar de Tweede Kamer besloot in 2008 dat oordeel van de kiezer alsnog over de schutting te gooien en stemde vóór ‘het Verdrag van Lissabon’, wat eigenlijk dezelfde Europese Grondwet was. CDA, ChristenUnie, D66, GroenLinks, PvdA en de VVD stemden voor en SP, PVV, SGP, Partij voor de Dieren en Verdonk stemden tegen. De Kamer had toen opnieuw een referendum kunnen uitroepen, maar besloot dat niet te doen, waarbij een veelgehoord argument was dat er ‘net verkiezingen waren geweest’. (!) Nu gaan verkiezingen (vanwege partijpolitiek) doorgaans over partijprogramma’s, maar het eerste wat na de verkiezingen in de prullenbak ligt, zijn diezelfde programma’s. Wie de moeite neemt om de partijprogramma’s van de regeringspartijen te vergelijken met het uiteindelijke ‘regeerakkoord’ zal ontdekken dat geen zinnige burger dáár ooit op gestemd zou hebben.
Er zijn mensen die een bindend referendum, zoals over de EU-grondwet, niet vinden passen bij een representatieve democratie, omdat volgens hen alleen de gekozen volksvertegenwoordigers mogen beslissen en een bindend referendum is juist een vorm van directe democratie. Maar de representatieve democratie kan eigenlijk alleen legitiem als democratie functioneren, als de volksvertegenwoordigers en de regering binnen het kader van de door de bevolking aanvaarde grondwet functioneren. Wanneer de gekozen volksvertegenwoordigers en regering buiten de bevolking om de grondwet kunnen veranderen en dat ook doen, dan is de representatieve democratie logisch beschouwd geen democratie meer. Want hoe was het ook al weer?
Grondwet
In Nederland moeten zowel de Tweede als de Eerste Kamer een voorstel tot grondwetswijziging in eerste ronde aannemen. Daarvoor is in die beide Kamers minimaal een gewone meerderheid nodig. Het product van die eerste fase ligt in de wachtkamer tot na de volgende Tweede Kamerverkiezingen, waardoor de kiezers over een eventuele grondwetsverandering mee kunnen beslissen via hun keuze op partijen die voor respectievelijk tegen die grondwetswijziging zijn. Vervolgens moeten de vernieuwde Tweede Kamer alsmede de Eerste Kamer beiden, maar dan met minimaal 2/3 meerderheid het voorstel tot die grondwetswijziging aannemen. Is dat het geval, dan zal deze grondwetswijziging na ondertekening door de koning, plus een of meer ministers en na publicatie in de Staatscourant rechtsgeldig zijn.
Milieu
Dat gebeurde dus in ieder geval met die Europese grondwet niet en wellicht begrijpt u nu, geachte lezer, waarom ik moeite heb met dit moderne verschijnsel van ‘politiek-oligarchische dictatuur’, waarbij het mij overigens zou verbazen indien u daarmee niet dezelfde moeite heeft. Het voorbeeld wat ik hierboven heb gegeven, is nog maar een fractie van de problematiek. Wat te denken van ‘milieumaatregelen’? Er is nog nooit (ik herhaal: nooit) enig sluitend bewijs geleverd voor fundamentele problemen met het milieu. Wat wel vaststaat is, dat een aanzienlijk aantal wetenschappers het daarover op een of andere manier weer wel eens is. Opmerkelijk genoeg worden onder de wetenschappers die het eens zijn dat de mens een centrale factor is in de opwarming van de Aarde, ook filosofen en rechtskundigen gerekend. Zij komen echter tot bloei in andere wetenschapsgebieden en hun steun aan de milieu-alarmisten zal dus geen wetenschappelijke basis hebben. De wetenschap die aan dát fenomeen ten grondslag ligt, wordt wel gevonden in het feit dat hun carrière en dus hun inkomen, grotendeels afhankelijk is van de mate van hun steun aan de milieuhoax. Geen milieu-alarmist: geen inkomen, geen subsidies. Deze wetenschappers dus, ook al in dienst van de politiek-oligarchische dictatuur. Een herhaling van zetten, zoals destijds met ‘zure regen’ en het ‘gat in de ozonlaag’. Wetenschap gaat over bewijs en zeker niet over overeenstemming in een bepaalde groep: dan is het religie of ideologie.
Asiel
Een ander ongericht experiment is de ongebreidelde toestroom van aanvankelijk gastarbeiders en later ‘vluchtelingen’, veelal niet anders dan zorgvuldig geïnstrueerde islamieten die na het echec van 1683 nog eens willen zien of hun kansen in de 21e eeuw wellicht beter liggen. Toen de zich ontluikende ‘integratie industrie’ begreep dat zich hier een geweldig en lucratief fenomeen voordeed, diversifieerde deze industrie vliegensvlug. De ledenachterban van vooral linkse partijen (PvdA, SP, GroenLinks) rookt de subsidies gretig over de longen op in zinloos gebleken functies als buurtwerker, gezinscoach, strategisch integratiedeskundige, docent Nederlanderschap, inburgeringsspecialist, enzovoort, enzoverder. De enige tak van sport die succesvol is, is de asiel-advocatuur die erin slaagt om zelfs af- en uitgewezen ‘asielzoekers’ binnen ons land te houden, waarna hun ware aard zich kennelijk nadrukkelijk ontplooit. Inmiddels is uit onderzoek van het SCP gebleken dat Nederlanders niet veel van deze massale instroom moet hebben en dat de aldus ingestroomden meestal niets met onze maatschappij te maken willen hebben. Behalve de sociale uitkering wellicht.
Scheiding van machten
Net als in andere democratieën zijn de wetgevende en uitvoerende macht ook in Nederland geleidelijk aan met elkaar verstrengeld geraakt. In ons land is het parlement als gevolg van deze evolutie echter onevenredig meer dan elders een applausmachine geworden, in plaats van een tegenmacht. Van de 94 wetsvoorstellen die momenteel in behandeling zijn, komen er 85 uit de koker van de regering en slechts 9 door parlementariërs. Ons wetgevingsbedrijf is met andere woorden in hoofdzaak het werk van de regering en de ambtelijke toppen op de ministeries. Dat is uiteraard niet onbelangrijk, omdat dit betekent dat onze wetten worden geschreven vanuit het verlangen om tegemoet te komen aan wat de regering en ministeries nodig achten om hun eigen plannen te realiseren. Doorgaans worden pragmatisme en efficiëntie als redenen gegeven om dit te verklaren. Ook in dit proces is er dus sprake van een politiek-oligarchische dictatuur, al zouden we het ook een dictatuur van de ambtenaren kunnen noemen. Hoe het ook zij, de Staten Generaal en ook de burger staan goeddeels buitenspel inmiddels, dankzij wat het FvD noemt: ‘het partijkartel’.
Gelukkig gaan oligarchieën op den duur ten onder. Jammer genoeg komt daar meestal geweld bij kijken. Enfin: als het niet anders kan, dan moet dat maar.