Volgens voormalig VVD-leider en tegenwoordig Telegraaf columnist Hans Wiegel is het fenomeen referendum een ‘valse belofte’. De VVD-prominent moet niets van een referendum hebben en verwijst naar zijn voorganger mr. Geertsema die destijds ook al niets in die ‘politieke nieuwlichterij’ zag: “Het referendum is de bijl aan de wortel van de parlementaire democratie”.
Nu is Hans Wiegel (1941) een politiek denker van voldoende allure en statuur om terdege rekening met zijn mening te houden. Dat neemt niet weg dat ook prominenten als hij de plank nog wel eens grondig dreigen mis te slaan en dat lijkt hier het geval. Wiegel verwijst naar het debacle van het ‘Oekraïne-referendum’ en constateert dat “slechts één van de zes Nederlandse kiezers” tegen dat verdrag stemde. Dat is een aardige constatering waar echter tegenover staat dat slechts één van de tien Nederlandse kiezers vóór dat verdrag stemde. De bepaald doorzichtige wijze waarop de gehele politieke kaste vervolgens een streep haalde door de ‘mening van het volk’, was ronduit beschamend. Meer dan ooit liet het gedoe zien dat ons politieke bestel gedomineerd wordt door een meritocrate kaste waar de publieke functies door coöptatie onder vrienden wordt verdeeld. Dat, en weinig anders, maakt het dringend noodzakelijk om de volksinvloed op het politieke proces aanzienlijk te verruimen.
Onze parlementaire democratie dateert van 1848, waarvan het ontwerp vrijwel geheel aan Wiegels collega-liberaal Johan Rudolph Thorbecke kan worden toegeschreven. Vergeleken met de situatie in de 21e eeuw was de grondwet van Thorbecke echter nog niet echt democratisch. Thorbecke was dan wel voorstander van het algemeen kiesrecht, hij geloofde ook dat de meeste mensen deze verantwoordelijkheid nog niet zouden kunnen dragen. Alleen mensen die welgesteld waren en dankzij hun bezit konden bewijzen de gewenste ‘burgerlijke kwaliteiten’ te bezitten, mochten actief of passief deelnemen aan de politiek. In de praktijk zou in het midden van de negentiende eeuw nog geen drie procent van de bevolking aan deze eisen voldoen. Inmiddels is de tijd anders. De westerse wereld beschikt, anders dan in de 19e eeuw, over de volle breedte over behoorlijk opgeleide en gezonde mensen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat daarvan het grootste deel niet in staat is om deel te nemen aan het politieke debat over de inrichting van de publieke ruimte en dergelijke. Dat mocht Thorbecke destijds misschien nog veronderstellen, maar in onze tijd is dat ronduit nonsens.
Coöpterende elite
Vooralsnog zitten wij opgescheept met een toenemend aantal zaken waarover de burger zich kennelijk de mond moet laten snoeren, zoals ongebreidelde immigratie, falende integratie, een krakkemikkig leger, bedenkelijke prestaties in het veld van justitie en handhaving, etcetera. Stuk voor stuk kwesties die de meerderheid van de bevolking al decennialang op de agenda wenst, maar die nadrukkelijk niet worden gehonoreerd. De redenen om dat niet te doen zijn veelal van partijpolitieke aard en verdienmodellen van de politieke achterbannen. Het aanleggen van zoiets als een eenvoudig stukje asfalt is een zaak waar de burger zorgvuldig buiten wordt gehouden onder het motto dat daarvoor de ‘geëigende instanties namens de burgers’ worden geconsulteerd. In dergelijke clubjes zitten telkens weer dezelfde politieke dwaallichten die op grond van geen enkele democratische legitimatie hun positie verwierven, maar vanuit de coöpterende politieke elites aan een aardig inkomen worden geholpen. Hele woonwijken in Groningen scheuren bijkans uit elkaar, maar wanneer een nieuwe woonwijk moet worden gebouwd, dan staan de ongekozen duurzaamheids- en groene clubs startklaar voor ‘zorgvuldige afwegingen’ en vooral zorgvuldige –persoonlijke- inkomsten. Hun etiket moet er verplicht op en de burgers hebben het nakijken.
Het is hoog tijd dat de Nederlandse kiezers meer invloed krijgen op die steeds nadeliger ontwikkeling. Onze democratie moet stap voor stap naar de burger worden teruggebracht en referenda leveren daaraan een grotere bijdrage dan de politieke achterkamertjes en bedenkelijke clubjes. Die tijd is geweest.
In Zwitserland, waar de politiek heel wat beter functioneert dan in Nederland, is het referendum vergelijkbaar met een opflikkerend alarm in de cockpit van een vliegtuig, waarop professionele piloten zeer serieus acteren. De Zwitserse politiek wordt ook door kleinere aantallen politici bedreven die het idee van het pluche niet (willen) kennen, want het merendeel van hen heeft er een full-time baan bij. Dit in tegenstelling tot de meerderheid der Nederlandse politici die nog nooit een vak geleerd hebben, laat staan dat hun professionaliteit in de buurt van die van een goede piloot komt….
Als er in CH een relevant thema speelt – zoals hier een urgent verbod op het pestilente en subversieve Salafistisch onderwijs in Nederland dat ongestoord kan doorgaan dankzij één onverantwoordelijke ideologisch gedreven salonsocialist genaamd Asscher – dan wordt er daar een referendum uitgeschreven waarbij de bevolking beslist of er al dan niet meer moskeeën mogen komen (hetgeen in het nuchtere Zwitserland dus pertinent niet aan de orde komt).
De clique die zich in Den Haag gedurende 4 jaren “ongestoord aan de trog mag laven” kan niet overweg met het referendum omdat zij niet gewend zijn enige verantwoording af te leggen voor hun doen en , vooral, laten.
Dat een arrogante regent als Rutte, of Wiegel, durft te stellen dat hij geen behoefte aan een referendum heeft omdat de kiezer hen een 4 jarig mandaat heeft gegeven, is tekenend voor de mentaliteit van “ons soort mensen” die er geen been in zien hun eigen kiezers een oor aan te naaien door een coalitie met eerst de P.v.d.A en nu mogelijkerwijze G.L.
Een vernieuwende impuls voor de democratie is ècht geen bijl aan de wortel daarvan!
Als zij maar aan het pluche mogen vasthouden is alles goed en daarvoor is de storende invloed van de mondige kiezer via een referendum een storend effect in hun interpretatie van “democratie”. Het enige wat zou helpen is een districtensysteem waarbij ieder kamerlid rechtstreeks en regelmatig verantwoording aflegt aan zijn electoraat i.p.v. 4 jaar lang te stemmen zoals Rutte hen opdraagt, in de hoop op een goed salaris, pensioen, burgemeesterschap of ander gegarandeerd baantje.
Kijk naar lieden als Wiegel, Jorritsma en van Aartsen en trek uw conclusie dat wij daarom zoveel mogelijk buiten de Haagse politiek en het landsbestuur moeten worden gehouden, want dat is hun boterham en niet de onze.