Een goed boek en 7 misverstanden

Machteld Zee (1984) is politicoloog en jurist. Ze promoveerde aan de Universiteit Leiden bij prof. Dr. Paul Cliteur op het proefschrift Choosing Sharia? Haar onderzoek, waarover ze publiceerde in onder meer de VolkskrantVrij Nederland en De Morgen, roept voortdurend veel aandacht en discussie op. Ook internationaal: The IndependentIndia Today en The Australian besteedden er ruime aandacht aan. Machteld Zee woont en werkt vanaf juli 2016 in Londen. Haar proefschrift is inmiddels bevorderd tot een boek: “Heilige Identiteiten; op weg naar een sharia staat?” De hele Nederlandse Socialistische Beweging (NSB) staat op de achterste benen, maar slaagde er slechts in de kersverse ‘doctor’ in persoon aan te vallen, bij gebrek aan academisch gefundeerd weerwoord op haar onderzoek. Dat moet wel een heel goed boek zijn dus, anders hoefde de clerus van de Linkse Moskee zich niet zo druk te maken.

heilige-identiteitenHoeveel vrijheid kunnen we eigenlijk geven aan het islamitisch fundamentalisme zonder onze eigen vrijheden te verliezen? Op levendige, heldere en vlijmscherpe wijze onderzoekt de kersverse doctor Machteld Zee deze urgente vraag. Volgens multiculturele denkers is het een alleraardigst idee om in het Westen voor moslims een alternatief rechtsstelsel toe te staan. Laten we zeggen: een linkse variant op het door Fortuyn aangezwengelde idee om Artikel 1 van de Grondwet te veranderen, thans echter om de islam een lol te doen. Bij hoge uitzondering kreeg Machteld Zee toegang tot enkele shariaraden in Engeland: rechtbanken waar de wet van de sharia geldt in plaats van de westerse beginselen van vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Ze zag daar in slechts twee dagen stuitende voorbeelden hoe islamitische vrouwen in een parallel, religieus gebaseerd rechtsstelsel afhankelijk worden gehouden. Maar moeten we ons hier in het Westen niet juist veel sterker maken voor de rechten van álle vrouwen, of zijn we al op weg naar een shariastaat?

wvanraaoy-youtube

Wim van Rooy. Afb: Youtube

Daarvoor grijpen we terug op de inmiddels overleden Professor Hans Jansen, die in de bundel ‘De Islam, Kritische essays over een politieke religie’ van Wim en Sam van Rooy (€ 29,95, 784 pagina’s,ISBN: 9789054877837) in 20 pagina’s een toelichting op de misverstanden over de sharia toelichtte onder de titel ‘Sharia en jihad versus vrijheid en vrede’;

Dat er relatief zo weinig tegen de sharia gewaarschuwd wordt (in ieder geval minder dan voor de koran), hangt samen met een zevental misverstanden over de islamitische sharia. Deze misverstanden zijn onder wie geen moslim is en niet onder de islam moet leven algemeen. Wie aan de islam onderworpen is, zoals de christenen in Egypte of Pakistan, leert al snel hoe het wel zit. Uiteraard lopen islamitische religieuze leiders zich niet het vuur uit de sloffen om deze misverstanden onder het westerse publiek weg te nemen. Integendeel, want als deze misverstanden niet zo gangbaar waren, zou er geen sprake van zijn dat wie dan ook zelfs maar een seconde bereid zou zijn na te denken over de vraag of de sharia misschien geheel of gedeeltelijk in de vrije wereld ingevoerd zou moeten worden.

Het eerste misverstand luidt (1) dat de sharia alleen geldt ‘voor moslims onderling’. Omdat de islam niet de mogelijkheid tot uittreden kent, is het concept ‘moslims onderling’ als juridisch criterium in de vrije wereld niet bruikbaar zolang tenminste burgers vrijheid van godsdienst genieten. Het is immers niet bekend hoeveel en welke moslims eigenlijk zouden willen uittreden. Alleen al hierom zouden sharia-rechtbanken in de vrije wereld verboden moeten zijn. Binnen elke groep moslims zouden immers mensen kunnen zitten die alleen lid van die groep zijn omdat ze daartoe met geweld gedwongen worden. Die mensen dan ook nog een keer dwingen de regelingen van de sharia te accepteren, is naar de normen van de vrije wereld niet acceptabel.

Het tweede misverstand luidt (2) dat de sharia niet van toepassing is op buitenstaanders. Voor wie geen moslim is, is dit een geruststellende en logische gedachte. Het bloedeloze Hervormde kerkrecht is immers ook niet van toepassing op wie niet Nederlands-Hervormd is. Ook de joodse spijswetten zijn niet van belang voor niet-joden. De sharia heeft dan misschien wel bedenkelijke aspecten, maar dat moeten de moslims toch eigenlijk zelf maar weten, denkt een buitenstaander. Ook deze redenering is alleen al ongeldig omdat uittreden uit de islam niet mogelijk is. De regelingen en vonnissen van de sharia blijven gelden wanneer een moslim uittreedt. De sharia is ook van toepassing op afvalligen en uittreders. Maar niet op hen alleen: de sharia staat bol van de regelingen betreffende christenen en joden.

De minst bekende is wellicht dat kinderen van een ongehuwde moeder als moslim gelden, ook wanneer de moeder geen moslim is. Dit betekent dat de christelijke en joodse gemeenschappen onder de islam niet in de gelegenheid zijn zulke kinderen zelf op te voeden, in bijvoorbeeld kindertehuizen. Dat een islamitische vrouw niet met een man die geen moslim is mag trouwen, is daarentegen wel enigszins bekend. Het omgekeerde mag weer wel, want de man dan wel de moslim is de baas: het zou geen pas geven wanneer een moslimvrouw onderworpen zou zijn aan de grillen van haar christelijke baasje. ‘De islam ligt boven en niet onder’, al-islam ya’lii wa-laa yu’laa.

De sharia eist ook dat joden en christenen een stapje opzij doen wanneer ze op de openbare weg een moslim tegenkomen. Dit is geen theoretische kwestie, zoekt u het maar na. De sharia verbiedt de bouw van nieuwe kerken, kloosters en synagogen. Ook groot onderhoud aan deze gebouwen is verboden. Voor christelijke minderheden in Egypte is dit tot op de dag van vandaag een voortdurende bron van problemen. De procedures van het strafrecht van de sharia kennen allerlei bepalingen waarin onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds christenen en Joden, en anderzijds moslims. Gelijkheid voor de wet is ver te zoeken.

De sharia verbiedt wijn en muziek. ‘Jongerenimam’ is een onbeschermde titel maar zelfs de Nederlandse jongerenimam Abdul-Jabbar van de Ven meent dat dit verbod ook voor de christelijke liturgie geldt. En weg zijn Bach, Mozart, Haydn en Schubert. En natuurlijk Huub Oosterhuis maar het is de vraag hoe erg dat laatste nu weer is. Om de geloofwaardigheid van dit betoog niet te schaden, laten we het hierbij. Mocht de lezer dit allemaal nog niet voldoende vinden om de sharia resoluut af te wijzen en meer details en meer voorbeelden begeren te krijgen, dan wordt hij voor de verdere details naar de handboeken verwezen.

Het derde misverstand betreft (3) het vrijblijvende karakter van de sharia. ‘Het gaat bij shariarechtbanken in de vrije wereld alleen maar om een vrijwillige onderlinge traditionele manier van bijleggen van kleine familieconflicten.’ Inhoudelijk staat dit dicht bij het eerste misverstand, ‘de sharia geldt alleen voor moslims onderling’.

Wie volgens de sharia moslim is, en een hem of haar onwelgevallig sharia-vonnis afwijst, of zelfs de voorkeur geeft aan het vonnis van één van de heidense rechtbanken van de vrije wereld, heeft volgens de sharia uittreding uit de islam gepleegd. De doodstraf die daar op staat kan in de vrije wereld dan wel niet voltrokken worden, maar gezien de nauwe contacten met de landen van herkomst is niets eenvoudiger dan de weerspannige naar huis te sturen, waar recht aan hem geschieden kan. Wie als moslim te boek staat, kan niet zonder de grootste risico’s te lopen, de regeling van zijn zaken door een shariarechtbank afwijzen.

Moslims hebben volgens de sharia niet het recht onderdelen van de sharia af te wijzen zonder daardoor schuldig te worden aan de misdaad van uittreding uit de islam. ‘Shariarechtbanken, dat moeten moslims toch eigenlijk zelf maar weten’ is daarom wel een vriendelijk standpunt, maar het miskent de dwang die er op moslims uitgeoefend wordt binnen de islam te blijven. De islam is de katholieke kerk niet, waar een uittreder, als hij zich komt uitschrijven, in de pastorie op een kopje koffie getrakteerd wordt door de vrouw van de pastoor. De instelling van shariarechtbanken, hoe informeel ook, draagt een enorme hoeveelheid macht die bij de overheid thuis hoort, over aan de imams.

Het vierde misverstand is de 95% claim. De sharia (4) zou in zo een grote mate gelijk zijn aan het heersende Nederlandse recht dat het van dwaze islamofobie getuigt zich zorgen te maken over de invoering of gedeeltelijke toepassing van de sharia. ‘Het gewone recht van Nederland (of België, en zo voort) is immers voor (misschien nog wel meer dan) 95% identiek met de sharia’. In Nederland is de meest prominente vertegenwoordiger van dit standpunt professor dr. Maurits Berger, hoogleraar te Leiden.

Ondanks jarenlang herhaalde verzoeken daartoe heeft professor nog nimmer een rekenkundige onderbouwing van deze 95% gegeven. Wie zich eens over het proefschrift van professor buigt, begrijpt dat wel. Zijn leerstoel wordt overigens door het Sultanaat Oman betaald. De Nederlandse CDA-politicus Maxime Verhagen heeft toen hij nog minister van buitenlandse zaken was een keer gezegd dat als dat klopt, van die 95%, dat de moslims in Nederland dan weinig of niets te klagen hebben. Voor zo ver bekend heeft professor ook daar niet op gereageerd, wat, zie hieronder bij misverstand 6, alleen maar verstandig van hem geweest is.

Een belangrijk verschil tussen de sharia en het recht van Nederland of België is dat vrome mannen met baarden in verre landen bepalen hoe de inhoud van de sharia luidt en welke regels er hoe en door wie zullen worden toegepast. Maar hoe het Nederlands of het Belgisch recht moet luiden, kan beter door de parlementen en regeringen in de hoofdsteden van deze landen worden beslist. Zeker wanneer er op grond van maatschappelijke ontwikkelingen vernieuwing van de wetgeving nodig is, telt dit zwaar. Wie kiest voor de sharia, kiest voor een gilde van buitenlandse godgeleerden als wetgever.

De leden van de wetgevende macht in de kleine groep landen die de vrije wereld vormen, zijn daarentegen door de bevolking gekozen. De mannen met baarden coöpteren elkaar. Zij zullen nimmer een jurist die geen moslim is in hun midden coöpteren (misschien met uitzondering van professor Maurits Berger?). Wie geen moslim is, is onder de sharia daarom uitgesloten van het deelnemen aan wetgevende arbeid van welke aard ook. Voorlopig is dit radicaal in strijd met het vigerende recht en de grondwet van welk vrij land ook.

‘Maar het komt zo weinig voor’, zullen de amateurs die door dik en dun de islam verdedigen, nu wel roepen. Daar hebben ze gelijk in. Wetgevende arbeid is niet ieders roeping, opdracht, taak of hobby. Maar onder een systeem van wet en recht te leven is daarentegen voor een ieder een niet te vermijden noodzakelijkheid. Daarom is het van belang dat iedereen betrokken kan raken bij het werk van de wetgever, niet alleen en uitsluitend de aanhangers van één religie.

Ook hier hebben de vrienden en de vriendinnen van de islam een alleraardigst tegenargument. ‘Wanneer moslims gedwongen worden onder niet-islamitisch recht te leven, waarom is het dan verkeerd als wie geen moslim is, eens gedwongen wordt onder islamitisch recht te leven? Uiteindelijk hebben moslims jaren lang onder niet-islamitisch recht moeten leven, laten we het nu eens omdraaien.’ Hiertegen is weinig in te brengen, behalve dat in een democratie moslims in hun rol van kiesgerechtigd burger desgewenst mee kunnen doen bij de totstandkoming van dat niet-islamitische recht, en het omgekeerde uitgesloten is.

Er is nog één fout in de 95%-redenering van de Leidse hoogleraar niet aan de orde geweest, maar die fout is misschien zelfs voor een Leidse hoogleraar te technisch-juridisch. Het islamitisch recht is wat in de boeken wel een ‘studeerkamerrecht’ genoemd wordt. Het is van een grote consistentie en schoonheid, niemand zal daaraan durven twijfelen, maar het is bedacht door geleerden in een studeerkamer, of in dit geval, in een bijgebouw van de moskee. Het is niet op billijkheid getoetst in de dagelijkse gang van zaken in de rechtszaal.

Dit is bezwaarlijk. Terwijl het recht van de staten in de vrije wereld gegroeid is uit de praktijk van de rechtszaal, waar beide partijen zich wel zo’n beetje in de billijkheid van het systeem moeten kunnen vinden, is de sharia uitsluitend gebaseerd op mooie en vrome theorieën, niet op de dagelijkse praktijk in de rechtszaal van de afgelopen paar honderd jaar. De reële economische en dagelijkse belangen van de gedaagde partijen vormen niet altijd een centraal of zelfs maar gewichtig punt van overweging. Het gaat de islamitische wetgeleerden er vooral om het systeem systematisch te houden. De interne logica van het systeem is primair. Dat heeft de prioriteit. Zeker ervaringsdeskundigen zullen zich door dit argument aangesproken worden, maar aan de academie heeft het uiteraard weinig kans.

Tot slot nog een omstandigheid die zo tragisch is dat het bijna weer lachwekkend wordt. Stel dat het waar zou zijn, van die 95%, wat dan? De chimpansee, de gorilla en de mens hebben voor 99% hetzelfde DNA. In het gedrag en het uiterlijk maakt die ene procent zoals bekend nogal wat verschil. Het recht van Nazi-Duitsland en Nederland zijn waarschijnlijk voor meer dan 95% identiek. Maar in die 5% verschil zit nu net de status van joden en homoseksuelen. Accepteren dus maar, dat recht van Nazi-Duitsland? Als vigerend recht voor het Koninkrijk der Nederlanden anno 2010?

Het vijfde misverstand is de juridische kwaliteit van het systeem van de sharia. Behalve op een aantal punten die glashelder maar naar ons gevoel onacceptabel zijn, zoals steniging, stokslagen, amputatie van handen en/of voeten, onthoofding, en zo verder, zijn er (5) nog al wat mazen in de wetten van de islam. De sharia is behalve voor een klein aantal veelvoorkomende zaken eigenlijk meer maas dan wet. Bijvoorbeeld brandstichting of overtredingen van de maximum snelheid blijven ongenoemd, of het zou moeten begrepen worden onder vage termen als ‘schade berokkenen’.

Ook kent de sharia niet de mogelijkheid tot het oprichten van instellingen die te vergelijken zijn met onze besloten of andere vennootschappen. Voor conflictoplossing in een gecompliceerde maatschappij is de sharia eenvoudigweg ontoereikend. Ook hier moet de lezer genoegen nemen met een verwijzing naar de handboeken. Die zijn zoals bij het onderwerp past gedetailleerd en uitgebreid. Het is niet mogelijk om zonder de inhoud onrecht aan te doen, in kort bestek deze literatuur samen te vatten.

Het zesde misverstand luidt dat (6) deelinvoering van de sharia tot tevredenheid onder moslimse religieuze leiders en hun onmiddellijke aanhang zal leiden. Dat is niet zo. Het gilde der wetgeleerden leert zijn aanhang dat elke afwijking van de sharia bewijst dat de heerser in zijn kwaliteit van wetgever denkt het beter te weten dan de Goddelijke Wetgever zelf – en dat levert een hard bewijs op tegen die heerser: hij is geen moslim, of geen moslim meer. De ideologische achtergrond van de moordaanslag op Sadat in 1981 was gelegen in deze overtuigingen.

In feite is het zo dat gedeeltelijke invoering van de sharia alleen maar de roep om verder invoering aanwakkert. En het debat over de legitimiteit van het gezag van de regering is door deelinvoering op een manier die niet is terug te draaien in het voordeel van de sharia-fanatici beslist. Als weinig sharia goed is, is veel sharia beter. Een regering die vervolgens bewust afziet van verdere invoering van de sharia geeft fanatici en religieuze leiders de ruimte om te stellen dat het gezag van de regering niet legitiem is omdat de bewindslieden, en hun lakeien, vijanden van God zijn die Gods woord en wet afwijzen. Elke, ook de geringste, afwijking van de sharia is voldoende om tot dat oordeel te komen. Geen enkele deeloplossing kan de ware ijveraars tevreden stellen. God sluit immers geen compromissen met de Satan.

Het zevende misverstand over de sharia wordt door de vrienden en vriendinnen van de islam als positief punt gepresenteerd. Volgens hen is (7) de sharia ‘zeer flexibel’, en bestaat ‘de’ sharia niet. Voor zo ver dit juist is, is het bedreigend en gevaarlijk. Het is voor een burger nodig zo precies mogelijk te weten wat wel en wat niet bij wet verboden is. Als een wet maar flexibel genoeg is, kan immers elke vorm van gedrag er onder vallen. Dat maakt elke burger vogelvrij, en levert hem over aan de luimen van de mannen die het recht hebben de wet beslissend te interpreteren. Alles wat iemand doet, bijvoorbeeld een speelgoedbeertje ‘Mohammed’ noemen, kan een halsmisdaad opleveren zonder dat de ‘misdadiger’ dat in redelijkheid verwachten kon.

Dat er binnen de sharia over allerlei kleine kwesties meningsverschillen bestaan, wijst niet, zoals er wel eens betoogd wordt, op de mildheid en wijsheid van de islam. Zulke meningsverschillen bestaan in elk rechtssysteem; als het anders was, konden immers tegen elkaar procederende partijen niet beide een rechtsgeleerde advocaat vinden. Over het geheel genomen is de sharia juist een monument van overeenstemming. Sterker nog, overeenstemming is een van de ‘wortels’ van het sharia-recht.

Tot zover Hans Jansen.

Het boek van Machteld Zee is zeer de moeite waard voor wie van mening is dat een religieuze wet gemakkelijk is toe te staan naast de wetten die in onze Tweede Kamer worden bekokstoofd. Eigenlijk is het een prachtig boek voor iedereen die Artikel 1 van de Grondwet eens flink herzien wil worden en heel leerzaam ook.

cliteurOm de linkse clerus en ‘niks aan de hand’ Pechtold nog meer in de gordijnen te jagen komt ook Paul Cliteur met een schitterend boek uit: ‘Bardot, Fallaci, Houellebecq en Wilders; Gerechtelijke vervolging van religiekritiek en vreemdelingenvrees‘. En alsof het nog niet genoeg is: ook David Pinto ligt al in de boekwinkel met zijn 16e editie in de reeks ‘De piramide van Pinto’ met als ondertitel “tegen de policor dictatuur‘. tegendepolicor

Ons advies: koop tientallen van deze boeken en deel ze uit in uw familie of geef ze mee aan een originele zwarte piet. 

0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties