Ons Kabinet heeft, daartoe gemotiveerd door de Tweede Kamer, blijk gegeven weinig respect voor de wet te hebben. Het Oekraïne referendum heeft een niet voor tweeërlei uitleg vatbaar resultaat opgeleverd: De Nederlandse burgers zijn in meerderheid van mening dat er geen verdrag met de Oekraïne moet worden gesloten door de EU. De burger wil dus niet dat Nederland zich achter een overeenkomst met de Oekraïne schaart en eist dat Nederland die overeenkomst niet ratificeert.
Veel partijen gaven direct aan nooit veel in een volksraadpleging te hebben gezien. Politici verhalen kennelijk graag over hun belangstelling voor en medeleven met het volk wat zij menen te vertegenwoordigen, maar enkel het roodkleuren van een vakje eens per vier jaar ondersteunt dat standpunt vooralsnog niet. Juist daarom is de referendumwet in het leven geroepen. Op het laatste moment greep de Eerste Kamer bij de beoordeling van de wet in: zij eisten destijds een 30% opkomst waarna het referendum geldig zou moeten worden verklaard. Universitair docent staats- en bestuursrecht Wytze van der Woude bracht dat op een pregnante manier onder woorden:
“Waarom is een advies pas geldig op het moment dat 30% komt opdagen? Het advies wordt toch niet meer of minder geldig naarmate er meer mensen komen opdagen? Nee, het idee is eigenlijk. Dat op het moment dat je onder die 30% zit, dat je een gemakkelijker argument hebt om het advies naast je neer te leggen. Maar dat argument werkt ook andersom! Op het moment dat je bóven die 30% zit, heb je eigenlijk geen titel meer om het advies naast je neer te leggen. En dan zit je dus in een soort de facto bindend referendum. […] Je hebt dan een heel diffuus instrument. Een instrument dat tegen burgers zegt: ‘Wij vragen uw advies, maar als u maar met genoeg mensen komt, dan kunnen we toch dat advies niet naast ons neerleggen.”
Met andere woorden: onze regering zou na deze volksraadpleging niet anders moeten kunnen dan recht doen aan de uitslag van dit referendum. Het ziet er echter niet naar uit dat dit gaat gebeuren. Onze gang naar het stemlokaal heeft kennelijk geen invloed meer op het beleid van onze overheid. Partijen in de Tweede Kamer hebben ruimte willen geven aan het Kabinet om de ‘uitslag te interpreteren’. Dat is opmerkelijk omdat de wet voorschrijft dat een Regering heeft te voldoen aan de uitslag van het referendum. Dat echter, doet de Regering niet. Onze Regering waant zich kennelijk boven de wet. De Kamer sputterde nog wat voor de vorm, maar liet het begaan.
Het handelen van het Kabinet en de Tweede Kamer, mobiliseert de burgers hoe dan ook en bepaald niet in een soort van milde of ondeugende hongerstaking. Deze waanzinnige en bizarre uitkomst van nota bene een debat over de ‘interpretatie van de mening van het volk’ is natuurlijk volstrekt onacceptabel. Waar Pim Fortuyn 16 jaar geleden al constateerde dat ‘eens per vier jaar een hokje rood maken’ totaal niets met democratie te maken heeft, doet deze Paarse Regering er juist nog een schepje bovenop: zij legt een tussentijdse Volksraadpleging stomweg naast zich neer en geeft daar ‘later dit jaar’ nog wel een antwoord op. Wat gek dat dit nooit met verkiezingsuitslagen is gebeurd, waarbij toch doorgaans razendsnel een gezelschap is geformeerd om een regering te vormen. Nu echter vereist een ‘interpretatie van de uitslag’ een royale periode om ‘de uitslag te vertalen naar Europa’.
Onder (oud) mariniers betstaat de mening dat wie zich niet aan de afspraken (lees: de wet) houdt, een ongelukje moet krijgen die de doerakken een ‘paar maanden aan zo’n strontzakje aan de broeksriem’ moeten helpen, maar ‘een half jaar Brinta’ doet het ook goed in die kringen. Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
Kunnen die jongens zich niet verkiesbaar stellen?