Nu het Brusselse stof weer enigszins is neergedwarreld en de trieste balans is opgemaakt, komen zoals gebruikelijk de vragen hoe dit alles had kunnen gebeuren en of dit voorkomen had kunnen worden. Politici beginnen weer naar elkaar te wijzen en mondige burgers vullen, veilig thuis vanuit de luie stoel, de sociale media met beschuldigingen richting de politiek. De slachtoffers van de laffe aanslagen in Brussel, waarvan velen ronduit verminkt zijn en voor het leven getekend, worden volledig ondergesneeuwd door het gekonkel en het gekrakeel over en weer.
Powned publiceerde een filmpje van een vraaggesprek door één van haar verslaggevers met een aantal bijzonder gebrekkig Nederlands sprekende jongens, waarvan de commentaren op de aanslagen in Brussel niet mals waren. Eén ervan durfde zelfs te stellen dat Brussel het over zichzelf had afgeroepen. Op zo’n moment zit ik werkelijk met gekromde tenen te luisteren: waar hálen ze zulke gedachtenkronkels toch elke keer weer vandaan? Vice-premier Asscher wilde – alweer – de dialoog aangaan, maar ik ben persoonlijk meer van mening dat we allang uitgepraat zijn. De kopje thee-methode heeft nog nooit enig soelaas geboden en de uitspraken van de bovengenoemde jongens zijn –alweer- een indicatie dat de veelbezongen multiculturele samenleving en integratie beide zijn uitgelopen op een totale mislukking. Ik heb niet de indruk dat bijzonder onderwijs – in de vorm van islamitische scholen – daar een positieve bijdrage aan heeft geleverd. De gedachtenkronkels van die jongeren komen èrgens vandaan en ik ben er niet van overtuigd dat die terug te traceren zijn naar de gezinnen van gastarbeiders, die voor hun broodwinning afhankelijk zijn van hun westerse werkgevers.
Daar tegenover staat echter – dat moet ik eerlijk toegeven – dat één van hen wel degelijk een sterk punt had: na de laffe aanslagen in Brussel werden in diverse Europese steden uit solidariteit met het getroffen Brussel belangrijke gebouwen verlicht met de kleuren van de Belgische vlag, onder meer de Brandenburger Tor, de Eiffeltoren en het Paleis op de Dam. Na de recente aanslagen in Ankara en Istanboel werd er geen enkel belangrijk gebouw beschenen met de kleuren van de Turkse vlag. Nu kunnen er gerust vraagtekens worden geplaatst bij hoe de Turkse staat zich sinds het aantreden van het bewind-Erdogan profileert, maar de Eurofielen die koste wat kost de EU wensen uit te breiden met straatarme voormalige Oostbloklanden en landen waarvan slechts een klein stukje op het Europese continent ligt, hebben er klaarblijkelijk óók geen werk van gemaakt om met gekleurde schijnwerpers aandacht te schenken aan de onschuldige slachtoffers van de aanslagen in Turkije, die net als de slachtoffers in Brussel het ongeluk hadden om op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn. Ik heb er dan ook wel beeld bij dat men zich dan tekort gedaan voelt. En voilá, een nieuw stukje voedingsbodem voor radicalisering is geschapen.
De grote vraag is nu hoe de politiek hiermee denkt om te gaan. Er zijn stapels problemen, maar die worden echt niet opgelost door de deerniswekkende strijd om het pluche, om na verdeling van de zetels gewoon op oude voet verder te gaan. Het zou een zegen zijn als de partijpolitiek nu eindelijk eens aan de kant werd gezet en dat de politiek eensgezind zijn taken op het gebied van vrede, vrijheid en veiligheid eens gaat oppakken. Radicalisering en terreur bestrijd je niet met kopjes thee, partijpolitiek, het vrijlaten van door Turkije uitgeleverde verdachten of het pamperen van teruggekeerde jihadisten – die bestrijd je met duidelijke maatregelen en een goed functionerend en op zijn taak berekend veiligheidsapparaat. Het is niet de vraag óf er ooit een aanslag in Nederland gepleegd gaat worden, maar wáár en wannéér. Het wordt de hoogste tijd dat díe overtuiging eens in Den Haag gaat landen. In één klap kunnen vele mensenlevens worden beëindigd of verwoest – en het treurige resultaat daarvan kunnen we nog steeds zien in de Brusselse ziekenhuizen. Laten we die mensen vooral niet vergeten.