Onderzoeken en onderzoeksresultaten worden al jaren gemanipuleerd om tot een gewenste uitkomst te leiden. Dat is een vaststelling die Hans Siepel, oud-ambtenaar bij Binnenlandse Zaken, heeft gedaan na bestudering van diverse onderzoeken die op last van de politiek en commerciële instanties zijn gedaan.
Zijn tweede vaststelling luidt: positieve beeldvorming staat boven waarheid en eerlijkheid. Een derde vaststelling: bijna nooit wordt een toelichting gegeven waarom onderzoekers tot die vaststellingen zijn gekomen noch kan men in de tekst lezen hoeveel mensen hun mening hebben gegeven en op wat voor manier de vraagstelling werd gepresenteerd. De laatste vaststelling: statistieken en retoriek moeten het ontbreken van met data onderbouwde conclusies compenseren. Het staat overigens als een paal boven water dat de doorsnee Nederlander mede door het gebrek aan een kritische instelling gekoppeld aan het onvermogen om door de teksten heen te kijken, de vaststellingen van die onderzoeken als zoete koek slikt.
Onderzoeken en nog eens onderzoeken
Wanneer je als lijdend voorwerp aan meerdere onderzoeken hebt meegedaan, zijn die vaststellingen nauwelijks een openbaring. Bij onderzoeken waarin de politieke bovenlaag of de top van een gesloten organisatie een nogal schimmige rol heeft gespeeld, wordt de conclusie verpakt in de tekst van de onderzoeksopdracht. Het onderzoeksteam kan vervolgens op weg gaan om de juiste onderbouwing voor die conclusie te verzamelen en op papier te zetten. De procedure volgt min of meer de manier waarop in Bosnië het “journalism of attachement” werd doorgevoerd. De betrokken journalisten zochten en vonden de gewenste argumenten om het westen te dwingen een actievere en later zou blijken een beslissende rol te spelen in de Bosnische Burgeroorlog. Die schreven naar de reeds geformuleerde oplossing toe. De vooringenomen mediavertegenwoordigers slaagden er in om politici en publieke opinie te beïnvloeden, tegelijkertijd de geloofwaardigheid van UN structuren als UNPROFOR en UNHCR bij de strijdende partijen te ondergraven en daardoor de gewenste neutraliteit van en het nastreven van onpartijdigheid door die structuren klem te zetten.
Wanneer je een paar discutabele onderzoeken hebt ondergaan die als belangrijkste doel hadden om de toplaag van Defensie en verantwoordelijke politici uit de wind te houden, dan verbaas je je nergens meer over. In de periode 1995-2002 rolden militairen die een rol moesten spelen in de Bosnische Burgeroorlog van het ene in het andere onderzoek. In mijn geval van het onderzoek naar de schuldigen van het debacle in Srebrenica die via de Debriefing (september 1995) en de gesloten hoorzitting van de Vaste Kamer commissies van Defensie en BuZa (december 1995), het onderzoek naar het lekken van informatie uit het Bunkeroverleg op 1 november 1995 (december 1995), het onderzoek van de Commissie van Kemenade (september 1998), het UN onderzoek (september 1999), het NIOD onderzoek (laatste halfjaar 1999) en Commissie Bakker (eerste halfjaar 2000) naar de Parlementaire Enquête Commissie (laatste halfjaar 2002) en de aanvullende verkenning van het NIOD in 2016.
Het gaat te ver om in dit artikel uitgebreid uit de doeken te doen waar het in die onderzoeken aan schortte en waarom. Een geïnteresseerde volger van Stapal kan een aantal onderzoeken van het internet halen, maar het vergt een dosis inside informatie en persoonlijke ervaring om de zwaktes uit die onderzoeken te kunnen inventariseren. Om die geïnteresseerde volger op weg te helpen in dit artikel een aantal observaties.
Van debriefing naar Parlementaire Enquête
Over de Debriefing, is meters papier geschreven, maar voor veel betrokkenen was het duidelijk dat de manier waarop de besluitvorming rond de Debriefing is uitgevoerd en tot welke aanvullende vragen en problemen die heeft geleid, die niet heeft beantwoord aan de doelstellingen. Immers was dat wel het geval geweest dan waren de discussies over Feitenrelaas en Management rapportage, onderzoeken van de Commissies van Kemenade, Commissie Bakker, het NIOD en de Parlementaire Enquête overbodig geweest. Na het vaststellen van opzet en doelstellingen van de Debriefing is het formuleren van de opdracht een logische voortzetting. Wat zich daarbij heeft afgespeeld is op zijn zachtst gezegd een voorbeeld van een gebrek aan communicatie tussen Minister en militaire uitvoerders. De uitspraak van de militair die de leiding over de Debriefing kreeg, bevestigt die waarneming: “het is ook enige tijd onzeker geweest wie de opdrachtgever moest worden, de minister of bevelhebber..een duidelijk geformuleerde en ondertekende opdracht heb ik nimmer ontvangen. Uiteindelijk heb ikzelf e.e.a. op papier gezet”
Het Bunkeroverleg op 1 november 1995 is de aanzet geweest tot een onderzoek geleid door de, KMAR om vast te stellen wie informatie had gelekt naar een journalist van het NRC, Die informatie was verwerkt in twee november 1995 artikelen in het NRC. Uiteindelijk werden in het Proces Verbaal drie verdachten naar voren geschoven. Allen militair. Geen van de aanwezige burgerfunctionarissen van de Defensiestaf en m.n. die van de Directie Voorlichtingen waarvan bekend was dat die regelmatig informatie met bevriende journalisten deelden, stonden op het lijstje met verdachten. Ten onrechte zou later blijken. Het onderzoek heeft geleid tot een aantal vervelende naweeën zoals de uitspraak van de betrokken journalist in het nieuwsprogramma Netwerk[1]. Niet alleen maakte hij de namen bekend van de verdachte militairen, ook probeerde hij de Nederlandse kijker ervan te overtuigen dat hij door Defensie smerig was behandeld. Op hoge toon stelde hij dat Defensie zijn telefoon had afgetapt om al zijn gesprekken te kunnen registreren en af te luisteren. De realiteit was dat hij op de telefoonlijst van een van de verdachte militairen stond genoteerd als een van de personen die met de betrokken militair een gesprek had gevoerd. Een ander vervolg van het onderzoek, was de instelling van de Commissie van Kemenade.
Van Kemenade kan twee zaken worden aangerekend: hij wilde niet afwijken van de politieke richtlijn en als het falen van de politiek aan de orde kwam, was hij ongeïnteresseerd in het verhaal van direct betrokkenen. De Commissie werkte met een aangetrokken handrem: niet doorvragen wanneer het interessant begon te worden. Aan de andere kant schetsten diverse verklaringen een interessant beeld van het herinneringsvermogen, consistentie en naïviteit van diverse getuigen. Te veel getuigen wrongen zich in allerlei bochten om de eigen rol zo positief en onschuldig en tegelijk zeer bekwaam er uit te laten zien. Uit de genoemde onderzoeken bleken dat steeds dezelfden te zijn. Het NIOD veegde de vloer aan met de inhoud van het van Kemenade rapport en wraakte de conclusie dat “er sprake was van onkunde en niet van onwil”. Overigens zou het NIOD dat verwijt ook zichzelf kunnen aanrekenen. Uit gespreksverslagen van het NIOD onderzoek kan worden vastgesteld dat een aantal gehoorden nadrukkelijk bezig waren met damage control (voor de Minister en zichzelf). Er werd getracht om pijnlijke zaken buiten de schijnwerpers te houden. Van Kemenade werkte de onwil variant niet uit en daardoor kreeg het eindrapport een politiek gezien ongevaarlijke uitkomst. De zittende minister Grave kon daarom opgelucht adem halen.
Uit het citaat “er werden fouten gemaakt, maar dat kwam vooral door de situatie waarmee het DB leiderschap werd geconfronteerd… het NIOD begrijpt dat wel want dat kwam door de situatie (Mladic was niet lief, Bosnische strijders en Opstina werkten niet mee, legio humanitaire problemen, tekort aan water etc.)…[2].blijkt dat ook het NIOD op zijn manier ook aan damage control deed door Dutchbat in het rapport uitermate coulant te behandelen. Niet verrassend dat nationale en internationale media zeer kritisch waren op de inhoud, toegankelijkheid en omvang van het NIOD rapport. In die kritieken kwam tot uiting dat het NIOD Rapport niet alleen overbodig was, maar zelfs discutabele conclusies had getrokken die in het ogenschijnlijke voordeel van bepaalde Nederlandse hoofdrolspelers waren.
Teleurstellend was dat de toon van het rapport te sussend was en de interpretatie van beschikbare informatie nog steeds kernvragen onbeantwoord liet. Sterker nog op basis van correcte informatie bleken onjuiste voor de politiek positieve conclusies getrokken te zijn. Bronnen rond de onderzoekers stelden zelfs dat de leiding van het NIOD, betrokken politici en Commandant DB-3 een aantal keren heeft toegestaan om de ruwe tekst te lezen en eventueel bij te stellen voor overhandiging van het rapport aan de Minister. Een deel van de NIOD onderzoekers zou het niet eens zijn geweest met de coulante behandeling van DB-3 en een veel kritischer tekst voor ogen hebben gehad[3].
Wat het UN Rapport betreft, kan het volgende worden opgemerkt. De Secretaris Generaal stak ogenschijnlijk de hand diep in eigen boezem. DB werd van enige blaam gezuiverd, maar werd toch verweten niet adequaat melding te hebben gemaakt van eventuele signalen van genocide en de scheiding van mannen en vrouwen niet met alle middelen te hebben voorkomen. De hiep-hiep-hoera verhalen in verschillende Nederlandse dagbladen en het optimisme van militaire en politieke kopstukken was onbegrijpelijk. Vooral de berichtgeving die sprak over een (gedeeltelijke) rehabilitatie van DB. De kanttekening die de SGUN plaatste bij het optreden van DB zou in Den Haag aanleiding moeten zijn geweest zich even achter de oren te krabben. De kanttekening die wordt geplaatst in het boek “The Srebrenica Massacre; Evidence, Context, Politics” drukt beter uit welke waarde aan dit UN rapport gehecht kan en moet worden nl. “The Fall of Srebrenica is first and last a political document rather than an unbiased search for truth”.
De Parlementaire Enquête was de zoveelste formele bijeenkomst die uitkomst zou moeten bieden voor de nog steeds niet naar tevredenheid van de politiek beantwoorde vragen. De naar Bosnië uitgezonden militairen hadden in tegenstelling tot de militairen die het geheel vanuit het veilige Den Haag hadden aangestuurd, weinig trek om voor de zoveelste keer uit te leggen waarom zij bepaalde activiteiten op de volgens hen juiste manier hadden ingevuld. Opmerkelijk was het aantal (hogere) militairen dat op basis van een voortschrijdend inzicht toen (pre-2002 onderzoeken) niet en nu wel het naadje van de kous wist. Zeven jaar zwijgen en dan ineens in 2002 uitspreken hoe het allemaal volgens hen in elkaar zou steken, was onfatsoenlijk. Die visionairs legden ook niet uit wie dan wel de oorzaak was van het militaire en politieke trauma waarmee Nederland zeven jaar na dato nog steeds handbalde en welke bedenkelijke rol zij in het gehele circus hadden gespeeld.
Karspoor analyseerde in 2017 het verloop van de Parlementaire Enquête en publiceerde zijn bevindingen op de website http://verenoflood.nu. Een paar citaten:
“..de illusie van veiligheid was niet een gevolg van het niet nakomen van toezeggingen door de grote mogendheden, het was het gevolg van slechte voorbereiding, verkeerde taakstelling, verkeerde inschattingen, verkeerde bewapening, verkeerde mensen en volkomen onoordeelkundig optreden van de Nederlandse politiek en van ons bestuurlijk apparaat…het op het zwarte pietenspel dat al lang vóór het Srebrenica debacle een overheersende rol speelde in de onderlinge relaties tussen de defensiebureaucratieën. De verantwoordelijkheid voor de slechte relatie ligt op zijn minst bij allebei en de formulering dat er sprake was van onwil om de minister te informeren is wel erg kort door de bocht….de conclusie van de Tweede Kamer had horen te zijn dat in de eerste plaats zij zelf gefaald heeft door bij de regering een onmogelijke en slecht voorbereide missie af te dwingen, de regering heeft gefaald door niet te luisteren naar het deskundige advies van militairen en zich door de Kamer en de publieke opinie te laten dwingen, het militaire opperbevel heeft gefaald door er niet het beste van te maken, nadat eenmaal het politieke besluit was gevallen en Dutchbat heeft gefaald…”
Emotie boven ratio
In januari 2019 werd pas duidelijk hoe knullig en eenzijdig de besluitvorming voor de uitzending van Dutchbat in het eerste half jaar van 1993 is geweest. Uit de notulen waarvan een excerpt in de Volkskrant werd gepubliceerd en door Theo Koelé van kanttekeningen werd voorzien, blijkt bijvoorbeeld dat Srebrenica pas in april 1993 voor het eerst in de Ministerraad op tafel kwam. Een jaar na de verschrikkingen tussen Bosnische-Serven en moslims in het dal van de Podrinje waarbij ruim 4000 mensen het slachtoffer waren geworden. Tijdens de Ministerraad van 3 april 1993 informeert hij de aanwezige ministers over de knijp-piep instelling van Bosnisch-Servische militanten rond Srebrenica. Regelmatig worden hulpkonvooien met voedsel en medicamenten voor de overwegende moslim bevolking tegengehouden en teruggestuurd. Nadat ze door die militanten leeg waren gehaald.
Minister Dales (Binnenlandse Zaken, PvdA) reageert emotioneel. ‘Nederland kan dat niet met schone handen laten gebeuren.’ Kan Nederland ‘blijven zwijgen’? ‘Bij de aanloop naar en het begin van de Tweede Wereldoorlog is ook te lang de ogen gesloten voor wat er gaande is.’ Dales neemt het woord etnische zuivering in de mond als voorschotje op de genocide uitspraak van minister Pronk in juli 1995. De ministers zijn geschokt en vinden dat “something must be done”. In juli 1993 meldt minister Kooijmans dat de UN Veiligheidsraad (UNSC) Srebrenica uit tot een door de VN gegarandeerde veiligheidszone. Minister Pronk reageert met “Geen dag te laat” en vult die woorden aan met “de kans is groot dat Srebrenica een dezer dagen zal vallen en gevreesd moet worden dat de Bosnische Serviërs mosliminwoners massaal zullen doden’. Kooijmans informeert in mei 1993 bij Ter Beek of het klopt ‘dat Nederland op langere termijn een luchtmobiel bataljon beschikbaar zou kunnen stellen’. Ter Beek antwoordt dat die optie eind 1993 ingelost zou kunnen worden, maar voegt er aan toe dat er tenminste één probleem is: een deel bestaat uit dienstplichtigen die alleen vrijwillig uitgezonden kunnen worden. Er zin meer problemen, maar de minister blijkt daarover door de KL niet te zijn geïnformeerd te zijn. Voorbeelden? Het gegeven dat de uit te zenden eenheid zijn opleiding, oefening en vorming tot een luchtmobiel bataljon nog niet heeft afgesloten (de oorlogstaak), de KL nog steeds worstelt met het feit dat er nog geen geformaliseerd Crisisbeheersingsconcept is en het dus nog onduidelijk is hoe de transitie van luchtmobiel naar UN eenheid eruit moet zien (opwerkperiode), de vraag onbeantwoord is met welk gepantserd grondplatform de UN eenheid zal worden uitgerust (wiel of rups, wel of niet bewapend met een kanon, wel of niet all weather waarnemingsmiddelen). Die vragen worden deels beantwoord in de periode juni-september 1993.
In het najaar van 1993 komt de besluitvorming in een stroomversnelling. Eind september 1993 meldt Kooijmans dat president Alija Izetbegovic van Bosnië-Herzegovina Nederland heeft gevraagd om deelname aan een internationale troepenmacht. Ter Beek noemt dat de minst slechte oplossing en de reden waarom hij dat vindt is en blijft onduidelijk. Stond het onderwerp meestal neutraal geagendeerd als de situatie in voormalig Joegoslavië’, vanaf 12 november 1993 is het thema concreet uitzending eerste bataljon luchtmobiele brigade. Kooijmans en Ter Beek willen dat de ministerraad diezelfde dag de knoop doorhakt. Ter Beek wijst erop dat SGUN Boutros-Ghali Nederland eind oktober 1993 formeel gevraagd heeft om een bataljon met pantservoertuigen. Voor de eerste uitzending heeft hij voldoende beroepsmilitairen. Over Srebrenica als hun locatie zegt hij: ‘De mogelijkheid bestaat dat een deel van het Nederlandse bataljon daar wordt geplaatst.’ Hij spreekt over 150 tot 180 militairen die Canadese blauwhelmen kunnen aflossen. Kooijmans en Ter Beek herinneren eraan dat de Kamer zich al in het voorjaar heeft uitgesproken voor de uitzending van ‘steviger’ troepen dan een transport- en verbindingseenheid. Beide bewindslieden gaan de week daarop in debat gaan met de Kamer, die duidelijkheid wil. Overigens werd de uitzending van de eerste van de drie rotaties tijdens de plenaire vergadering van de Tweede Kamer op 16 februari 1994 zonder veel tegengas aangenomen[4].
Uit de notulen blijkt dat de politieke leiding door de verschrikkingen in 1992 en begin 1993 op de hoogte waren van het extreme spanningsveld tussen Bosnische-Serven en moslims in het dal van de rivier de Drina. Zij wisten wat het lot van de moslimbevolking bij een geslaagde aanval van de Bosnische-Serven zou zijn. Ook waren ze in april 1993 op de hoogte van de logistieke problematiek in de regio Srebrenica waarmee ook Dutchbat gedurende 18 maanden geconfronteerd zou worden. De verantwoordelijke militairen beseften met welke problemen een eenheid in geïsoleerde safe areas geconfronteerd zou worden en hebben de verantwoordelijke ministers uitgebreid geïnformeerd over een dergelijke optie. Niet voor niets werd in militair Den Haag gesproken over een open gevangenis en die optie als een no-go optie gekwalificeerd.De notulen wekken echter sterk de indruk dat het in de periode september-november al duidelijk was dat de eerste rotatie de door hen genoemde no-go optie zou moeten uitvoeren. Waarom de verkenningsgroep eind november 1993 op pad werd gestuurd om de mogelijkheden van drie opties te gaan inventariseren, is een raadsel.
De korte kleuring van de besluitvorming schetst een ontluisterend beeld van een groep politici die de emotie laten prevaleren boven de ratio. Deze ondeskundige deskundigen durven het aan om ruim 2000 militairen gedurende 18 maanden in een open gevangenis (zoals de werkvloer het in 1993 benoemde) operationele taken uit te laten voeren. Bovendien blijkt de leiding van de KL die aanvankelijk tegen een ontplooiing in een open gevangenis was, om moverende redenen bereid te zijn geweest om de politieke wens te faciliteren. De strekking van de notulen weerspreken de uitspraken van politici en hogere niet uitgezonden militairen tijdens de in dit artikel genoemd onderzoeken. De verantwoordelijke politici en hun militaire adviseurs zouden met terugwerkende kracht ernstig aan de oren getrokken moeten worden.
Slotopmerking
Ruim 25 jaar is de manier waarop in het Kabinet werd besloten om een eenheid naar Srebrenica te sturen, angstvallig buiten de schijnwerpers gehouden. Pas begin 2019 kwam daar duidelijkheid in toen de notulen uit die periode openbaar werden. De conclusie: de emotie heeft het gewonnen van de ratio; geen van de politici heeft zich zorgen gemaakt over de effecten die een dergelijke uitzending zouden hebben op henzelf en vooral de betrokken militairen en hun achterban.
Het is daarom niet
verrassend dat alle genoemde onderzoeken dezelfde gemene deler hadden: het
buiten de discussie houden van de activiteiten van politici, de broze
verhouding tussen militairen en politiek, het wegmoffelen van onaangename
ontdekkingen over de rol van top militairen, de Koude Oorlog kijk op een missie
in een gebied waar een burgeroorlog heerste en het goedpraten van de
activiteiten van DB-3 en DB militairen van de derde rotatie. De huidige
politieke uitglijders en onwil om de secundaire arbeidsvoorwaarden gelijk te
trekken met andere overheidswerknemers en vooral politici, bevestigen dat het
met die politieke verantwoordelijkheid ten opzichte van de militairen niet echt
beter gesteld is.
[1] Informatie Netwerk d.d. 24 januari 1997
[2] In 2005 onderstreepte Christopher Croker in zijn artikel “The unhappy Warrior”, dat er een trend in de Westerse samenleving is ontstaan waarbij de militair beoordeeld wordt naar de situatie waarin hij wordt geplaatst en niet a.d.v. diens daden. Hij haalt daarbij voorbeelden aan als O’Grady en Jessica Lynch die beiden niemand anders hebben gered dan zichzelf. Zoals hij benadrukt: “victimhood is now very much in fashion”.
[3] De door de media regelmatig aangehaalde boeken hebben dat probleem ook. Onjuiste interpretatie, subjectief gekleurde vaststellingen en hiaten. Zeker gezien vanuit een militaire invalshoek.
[4] Ik constateerde als Bosnië specialist voor de minister, dat de vergaderzaal spaarzaam gevuld was met de Defensie woordvoerders van de politieke partijen om de interesse van de politici voor die uitzending maar eens te schetsen.
Hein en Hans als je niet weet wat er in de Safe Area aan munitie binnen gekruid is en je kent de effectiviteit van de wapens niet, moet je iets voorzichtiger met je conclusies over de rol van DB zijn. Overigens die overmacht van de Bosnische Serven telde 200 mannen en vijf pantservoertuigen en een tank. Tzt wil ik nog wel eens uitleggen wat je met de beschikbare wapens tegen sterk verouderde BTR-60´s allemaal wel kunt doen. Ik kan je zelfs de munitie lijsten tonen en de locaties van de VRS wapensystemen.
Charlef, de munitieperikelen komen uit 1e hand. Waar het mij vooral om gaat is het politieke spel rondom de val van Srebrenica. Dat is bij mijn weten nooit tot op dat (VS) niveau uitgezocht.
Charlef, de munitieperikelen komen uit 1e hand. Waar het mij vooral om gaat is het politieke spel rondom de val van Srebrenica. Dat is bij mijn weten nooit tot op dat (VS) niveau uitgezocht. Een politiek georganiseerde val van de enclave waarbij veel slachtoffers zijn gevallen is door de politiek moeilijk aan het volk (in dit geval de wereld) te verkopen, net zoals het uitroeien van DB als wraakactie door de Serven.
Welke actie van DB goedpraten? De val van Srebrenica was een geënsceneerde operatie.
De VS had genoeg van de hele situatie en wilden dmv bombardementen op de Serviërs de patstelling doorbreken. DB zou bij een dergelijke aanval een volkomen weerloze sitting duck zijn voor wraakacties van de Serven. Dat moest via sluw spel worden voorkomen, waarvan wellicht de Fransen ook op de hoogte waren, NL vrijwel zeker niet. DB werd langzaam verzwakt: munitie werd niet aangevuld, afgekeurde munitie niet vervangen, andere benodigdheden werden maar mondjesmaat verstrekt. De Serven werd op een gegeven moment te kennen gegeven dat zij Srebrenica konden innemen op voorwaarde dat DB niet getroffen zou worden. DB, vanwege terrein, (gebrek aan) bewapening en mankracht werd overlopen en de gevraagde luchtsteun werd om moverende redenen dus ook niet gegeven. Wraakacties op de moslims was vanuit Servies oogpunt goed te begrijpen. Moslimstrijders gebruikten Srebrenica als veilige uitvalsbasis voor hun vele nachtelijke moordexpedities tegen Servische burgers in de omliggende dorpen, waarna zij terug keerden naar de beveiligde enclave. Het is onzinnig om te denken dat DB daar ook maar iets tegen had kunnen doen. Kort na de vrijlating van DB volgde de grootschalige bombardementen van de VS op Servië, waar het uiteindelijk om te doen was geweest. Wiens acties moeten worden goed gepraat? Niet die van DB.
Ook de debriefing van DB3 was van een georganiseerde onkunde. Van de DB-militairen werd verwacht om hun proces verbaal alleen op de laatste bladzijde te ondertekenen. Alle voorgaande pagina’s konden naar politiek believen worden aangepast, opnieuw afgedrukt en vervangen worden.
Interessante en plausibele analyse.
De drie hoofdregels volgens het survival handboek voor de politicus:
1) Cover your ass.
2) Cover your ass.
3) Cover your ass.
En hetzelfde geld voor politici in uniform.
Waar er in de defensie top nogal wat van rondlopen.
En dat begraaf je dan onder “Wij van WC-eend” onderzoeken.