De Telegraaf onthulde vorig jaar al dat het binnen de Dienst Bewaken & Beveiligen een enorme puinhoop was. Ook bestond het vermoeden dat er sprake was van lekken en corruptie. In een speciale dienstwagen werd bijvoorbeeld volgapparatuur aangetroffen, waardoor het vermoeden rees dat de wagens extern werden gevolgd.
Inmiddels is duidelijk geworden dat een politieman die werkte binnen de unit IRIS van de Dienst Bewaken en Beveiligen, informatie heeft gelekt aan criminelen. De mensen van deze unit doen de voorverkenningen op locaties waar leden van het Koninklijk Huis of politici zullen verschijnen. De man die is aangehouden en buiten functie is gesteld, heeft een Marokkaanse afkomst en werkte specifiek voor Wilders. Binnen de politie wordt niet alleen gevreesd voor het lekken van informatie naar criminelen, zoals nu het geval zou zijn, maar ook voor het lekken van gevoelige informatie naar terreurgroepen. In het bijzonder omdat de scheidslijn tussen terroristen en criminelen soms flinterdun blijkt te zijn. “Als ik de dienst (DBB) die mij moet beveiligen niet meer blind kan vertrouwen, kan ik niet meer functioneren. Dit is onacceptabel”, twitterde Wilders in een aan premier Rutte gerichte tweet. Verschillende politici hebben inmiddels gereageerd op het bericht, waarbij de standaard teksten vielen waar te nemen, variërend van ‘geschokt’ tot ‘onacceptabel’.
Er wordt in brede kring aangenomen dat wanneer Wilders zijn taal zou matigen, er dan ook geen sprake zou zijn van enige dreiging aan zijn adres. Met andere woorden: de vrijheid van meningsuiting kan in ons land eenvoudig worden beperkt door te dreigen met geweld. De vrijheid van meningsuiting, zoals vervat in Artikel 7 van onze grondwet, is vooral bedoeld om de burgers te beschermen tegen de overheid en zeker niet om alles maar uit te kramen wat toevallig zo van pas komt. Daarvan is in het geval van Wilders ook geen sprake. Integendeel: het betreft hier een politicus (en zijn voorstellen blijken een groot electoraal draagvlak te hebben) die geacht wordt kritisch te zijn op het handelen van de uitvoerende macht en voorstellen te doen voor wijziging in het beleid. In die rol is hij ook vrij om te zeggen wat hij vindt, hoe abject anderen dat ook mogen vinden.
Onze overheid, die zich heeft verzameld onder de frase ‘Je Maintiendrai’ (Ik zal handhaven) slaagt er kennelijk niet meer in om zijn burgers, of het nu politici zijn of niet, voldoende te beveiligen, terwijl dit toch een van haar belangrijkste taken is. Toen Pim Fortuyn furore maakte in de politiek en de gevestigde orde alle hoeken van het politieke veld liet zien, deed zich datzelfde fenomeen voor. Zijn partij, de LPF, stond er goed voor in de peilingen en zowel de media als de politiek lieten geen mogelijkheid onbenut om Fortuyn tot Staatsvijand No.1. te benoemen. De indoctrinatie was succesvol en bracht Volkert van der Graaf tot de overtuiging dat moord een prima oplossing was. Niet Fortuyn, maar de zwakte en onwil van onze overheid om te handhaven bracht onze democratie in gevaar.
Kennelijk doet zij dat nog steeds.