Hoeveel artikelen moeten er nog geschreven worden voordat iemand in Den Haag en Utrecht een blik uit het raam werpt en de puinhopen binnen de krijgsmacht durft te zien die door eigen onvermogen en onkunde zijn ontstaan.
In een van de artikelen op de website van Sta-pal stond in vette letters verwoord dat politiek en Krijgsmachtsleiding moeten beseffen dat aan de militaire loyaliteit een versheidsdatum verbonden is[1]. In een ander artikel werd zelfs gesproken over hoogverraad. Hoogverraad is een verzamelnaam voor misdrijven tegen de interne veiligheid van de staat en dat precies wat (voorgaande en huidige) regeringen hebben gedaan[2]. Die regeringen hebben door de bewuste erosie van het veiligheidsapparaat niet alleen militairen in de kou laten staan; ze hebben nagelaten de bevolking te informeren over de effecten van de verslechterende status van het veiligheidsapparaat. Ze hebben de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar gebracht en de marges verruimd om de Nederlandse samenleving te destabiliseren. Hoe noemt men dat? Juist ja Hoogverraad.
Politieke postbode van een minister-president.
Moet een minister nu wel of niet een materie deskundige zijn? Afhankelijk van de achtergrond van degene die de vraag beantwoordt, luidt het antwoord nee (politicus) of ja (militaire werkvloer). Niet verrassend, want de niet-materie deskundige wil graag aan het defensieroer staan en blijven; de militair wil liever iemand die weet wat een militair doormaakt. Herinnert de lezer zich nog de uitspraak van Minister Koenders? Militairen stelden vorig jaar voor om de missie in Mali af te breken en te stoppen. “Volgens mij gaan militairen daar niet over, maar de politiek”. Wie de man een keer is tegengekomen, verbaast zich niet meer over de grenzeloze arrogantie van deze man. Helaas verwoordt hij wel de opstelling van politici tegenover het uitvoerende deel van Defensie: de Krijgsmacht. Militairen die de sterk gerafelde Nederlandse vlag in den vreemde moeten hoog houden en opgezadeld worden met een selectieve toepassing van de vrijheid van meningsuiting. Kritiek moet binnenskamers worden geuit om kritische teksten vervolgens snel in het ronde archief op te bergen.
De Minister stelde in 2012 bij haar aantreden dapper dat “ons land rust op drie stevige pijlers: vrijheid, veiligheid en welvaart” en vulde die woorden aan met “een sterke krijgsmacht voor een welvarend Nederland. Daar sta ik voor”. De militaire werkvloer had direct door dat zij geen flauw benul had van de bouwval waarin de Krijgsmacht inmiddels was veranderd. Door de voortdurende bezuinigingen en personeelskrimp was van een sterke krijgsmacht absoluut geen sprake meer. De Algemene Rekenkamer bevestigde dat in haar Verantwoordingsonderzoek waarin staat te lezen dat “Defensie voor het eerst niet meer volledig kan voldoen aan de doelstelling om het Nederlandse en het NAVO-grondgebied te verdedigen …..verscheidene jaren is het onderhoudsproces [van materieel] met name door het gebrek aan reserveonderdelen niet op orde….heeft zeer negatieve directe gevolgen voor de operationele gereedheid”. Uit die tekst wordt helder dat Defensie nationale sterkhouder af is, internationaal nauwelijks potten kan breken en de Krijgsmacht alleen nog functioneert door de onverzettelijkheid en loyaliteit van haar personeel.
Gevangen tussen het relatieve onvermogen van een Minister om een stempel op het defensiebeleid te drukken, het negatieve effect van een voortdurend krimpend defensie budget op mens en materieel en politieke wens van micromanagement, bevindt Defensie zich in de hoek waar de politieke mokerslagen vallen. Defensie is in politiek opzicht minder interessant en de Defensie top wordt daardoor gedwongen te faciliteren, tot opvolgen van politieke wensen van regering en parlement.
Besparingen moeten dan voortdurend gezocht en gevonden worden in krimp van personeel, beperking in opleiding en oefening en gaan ten koste van slagkracht en bescherming, de twee pijlers van geloofwaardigheid van een krijgsmacht. En de minister? Als niet-materie deskundige ploegde zij voort en voerde uit wat de minister-president haar voorkauwde.
In de aanloop naar verkiezingen maken politici zich sterk voor Defensie.
Opmerkelijk is het opportunisme buiten de militaire structuur. Het liefst vlak voor een verkiezing. Na het verschijnen van de Prioriteiten Nota riepen politici in 1993 dat de in gang gezette bezuiniging het absolute minimum moest zijn. In 2001 vonden organisaties als de Adviesraad Voor Internationale Vraagstukken (AVI) bezuinigen een slecht idee, het zou de doodsteek zijn voor de internationale positie van Nederland. Die constatering werd ondersteund door een aantal politici en tegen de politiek aan schurkende experts die waarschuwden dat “verder bezuinigen resulteert in een marginale krijgsmacht waardoor Nederland op het internationale podium zijn vooraanstaande positie als gidsland verliest”. Nochtans volgden er meerdere bezuinigingsrondes.
Door het grote aantal bezuinigingsrondes lijkt het of Nederlandse politici de Krijgsmacht beschouwen als een instrument dat met minder meer kan doen en helaas wordt dat bij herhaling door de krijgsmacht ook bevestigd. Politici krijgen daardoor een optimistischer beeld van de effecten van bezuinigingen en zien bijvoorbeeld in positieve teksten uit monden van (opper)officieren, een bevestiging dat de achterliggende bezuinigingen inderdaad tot een beter functionerende krijgsmacht hebben geleid. Maar beter functioneren uitgedrukt in doelmatigheid, heeft echter zelden geleid tot een slagvaardige krijgsmacht uitgedrukt in effectiviteit.
Versheidsdatum is overschreden.
Kan, moet en wil een militair een grens trekken aan zijn loyaliteit? In mijn ruim 37 jarige verblijf binnen de Defensie organisatie heb ik een aantal keren moeten ervaren tot welke gevolgen een openhartige benadering van problemen waarmee militairen worden geconfronteerd, kan leiden. Hoewel ik me regelmatig heb afgevraagd of ik me nog wel voor Koningin en Vaderland wilde en moest inzetten, ben ik doorgegaan om de belangen van militairen en organisatie te behartigen. In mijn geval bleek loyaliteit ondanks de eenzijdigheid van het contract geen grenzen te hebben gehad, omdat ik vond dat een officier dicht bij zichzelf moest blijven, problemen moest blijven benoemen en zich moest inspannen om de belangen van de werkvloer te behartigen. Mijn versheidsdatum bleek oneindig te zijn.
Vandaag, 22 februari 2018, stel ik vast dat die versheidsdatum bij het grootste deel van onze speciale eenheden ruim overschreden is. Dat moet worden geconcludeerd uit de ruwe tekst van een boek dat een deel van de militairen onder ogen hebben gehad. Wanneer leden van die speciale militaire eenheden – weliswaar zonder naam en toenaam – voor de tweede keer in de openbaarheid treden om Nederland op de hoogte te stellen van de rampzalige toestanden binnen hun gelederen, dan zijn zelfs zij de wanhoop nabij. Een aantal van hun uitspraken doet de nekharen rechtstaan zoals:
- missies in vijandelijk gebied zijn eigenlijk geen optie meer…
- we kunnen door slecht materieel en uitrusting niet meer vechten…
- we zijn qua niveau gezakt onder het niveau van Oostbloklanden (en die bezuinigen niet op speciale eenheden)…
- we kunnen als onderdeel van onze counterterrorisme opdracht gijzelingen op een veilige wijze beëindigen…
- we wagen ons leven in een vreemd land voor een kleine € 3 per uur…
Militairen met net zoveel uitzendingen achter de rug als drie jaar vakanties van Kamerleden, praten niet graag over hun problemen. Maar nu ze zich schamen niet meer hun opdrachten te kunnen uitvoeren, moeten ze zich wel uitspreken. Niet meer binnenskamers; niemand heeft geluisterd, niemand heeft gehandeld. De teloorgang van de eenheid waar ze zo trots op zijn, weegt zwaarder dan de ongeschreven wetten dat kritiek binnenskamers moet worden geuit. Verzwijgen van problemen ter wille van de veiligheid. Ze hebben vastgesteld dat de veiligheid van het individu, van hun eenheid onder de huidige omstandigheden gebaat is met het naar buiten brengen van de problemen die hebben geleid tot ongewenste slachtoffers. Zoals een van hen benadrukte “…. het gaat mij niet om schadevergoeding, het gaat mij om de namen en rugnummers van de écht verantwoordelijken….
Wat doen de papierschuivers en bankzitters op het Ministerie? Die maken zich zorgen over de inhoud van het boek en sturen hun Haagse Defensie-‘communicatiedeskundigen’ op pad met de opdracht een exemplaar van het boek in bezit te krijgen voordat het boek in de schappen ligt. Journalisten werden benaderd of ze de inhoud al kenden.
Dood door Haagse bureaucratie.
Een aantal jaren geleden meende een voormalige minister van defensie zijn beperkte materiedeskundigheid te moeten etaleren en sprak de gedenkwaardige woorden “de krijgsmacht is en blijft op het niveau van de Champions League” Woorden die gezien de ruïne-achtige staat van de krijgsmacht nauwelijks serieus genomen kon worden Ook voor de afslanking was onze krijgsmacht dat al niet. Ook de kanttekening van de premier dat “Defensie ook internationaal gezien wel degelijk een woordje blijft meespreken” bracht in het buitenland de handen niet op elkaar. Voor het Champions League niveau en het internationaal kunnen meespreken van een krijgsmacht zijn drie aspecten voor de externe waarnemer relevant: slagkracht, intentie en (structurele) financiële armslag. Die externe waarnemer constateert dat twee van de drie – slagkracht en financiële armslag – ingrijpend zijn uitgehold. Vooral door slagkracht krijgt een strijdmacht een hoge geloofwaardigheid en het afstoten van 100% van de Leopards en 22% van het F-16 bestand, is geen aanzet om het buitenlandse vertrouwen in onze slagkracht te vergroten.
Waar sinds 1993 voortdurend voor is gewaarschuwd, is nu realiteit. Daar doen mooie woorden van politici en sussende optimistische uitspraken van opper en vlag officieren niets aan af. Als militairen van de speciale eenheden hardnekkig aan de alarmbel trekken, moet er gewoon geluisterd worden in Den Haag en Utrecht. Wanneer ingrijpende maatregelen uitblijven en de uitloop een tandje hoger schakelt, zullen alleen hogere officieren onderofficieren overblijven om missies in verre landen uit te voeren. Ben benieuwd of hun ervaringen dan wel tot substantiële verbeteringen zullen leiden.
De politieke is in het geval van de krijgsmacht in een ding heel ervaren: kapitaalvernietiging. Eerst kapitaal vernietiging van hoogwaardige materieel dat de hoeksteen vormde van de stootkracht, nu is het kapitaal vernietiging van het personeelsbestand. Nog even en het militaire apparaat is alleen nog geschikt om de taken van de padvinderij voor hun rekening te nemen.
———————————————
[1] Artikel “Voor Koning en Vaderland?”
[2] Zie voorkopie “Rusland en de Nederlandse defensie-inspanningen” van de Adviesraad Internationale Veiligheidsvraagstukken (AVI), een product van de. Commissie Vrede en Veiligheid waarin onder voorzitterschap van Voorhoeve o.m. de generaals b.d. Urlings en Starink de militaire kleur vertegenwoordigen.