Maritiem vermogen geeft een inzicht in de interne ontwikkelingen van een samenleving op het territoir dat moet worden beschermd en presenteert een beeld van de economische en sociale sterke en zwakke karakteristieken van de betreffende samenleving[1]. Belangrijker, het geeft een inzicht in de strategische en internationale inzichten van diens leiders.
In het huidige millennium is door verschillende ontwikkelingen[2] het geostrategische zwaartepunt van het westen naar het oosten verschoven. In de Zone van Conflicten en Instabiliteit[3] zijn de ogen van de internationale politiek gericht op ontwikkelingen in de Indische Oceaan en de daaraan grenzende regio’s gericht – Indian Ocean Rim of IOR – en ook het deel van het westelijke deel van de Pacific Rim dat zich krult om het Chinese subcontinent.
IOR en Chinese Zee.
Door de explosieve expansie van de middenklasse in India en China is de behoefte aan energie, voedsel en mineralen enorm gestegen en beide naties zijn voor hun energiebehoefte in hoge mate afhankelijk van het Arabische schiereiland. Om de controle op de distributie van schaarse middelen te behouden resp. te intensiveren, proberen China en India ieder op een verschillende manier hun invloed in de regio uit te breiden. Beide landen beseffen dat hun expansiepogingen vooral in de Indische Oceaan Regio (IOR) ondersteund moeten worden door een doeltreffend maritiem vermogen en hebben hun strategische beleid daarop aangepast.
Het strategische belang van de Indische Oceaan is door de oliebronnen rondom de Perzische Golf genoegzaam bekend. Ruim 40% van het (hoofdzakelijk olie en gas) energietransport en 50% van de wereldhandel maakt gebruik van transitieroutes tussen het Middellandse Zee bekken, Indische Oceaan bassin, Chinese en Gele Zee, waarbij de straat van Hormuz, Bab el-Mandeb (voor de transitie route naar Europa), Malakka en Taiwan (voor de transitieroute naar China en Japan) de belangrijkste maritieme knelpunten voor de wereldhandel vormen.
De strategische betekenis van de Zuid Chinese Zee is in het Westen minder duidelijk. In dat maritieme strijdperk dat zich uitstrekt van de Straat van Malakka en Singapore tot aan de straat van Taiwan (zie schematische voorstelling) liggen meer dan 200 eilandjes, rotsconcentraties en koraal- en steenriffen. Van die eilandjes zijn de Spratly eilanden door hun ligging en bodemschatten in de omringende wateren, van strategische betekenis.
Een aantal naties strijdt om het eigendomsrecht en die problematiek is nog lang niet opgelost. De UN staat op het standpunt dat de betrokken landen zelf middels onderhandelingen uit de door hen geschapen impasse moeten komen en steekt geen vinger uit. Het bestaande spanningsveld wordt bovendien verhoogd door visserij- en boorconflicten en een levendige maritiem extremisme (piraterij), dat net als voor de kust van Somalië en Zuid Jemen de commerciële handel tijdelijk en plaatselijk frustreert.
China hanteert drie Lines of Operation.
Om het groeiend volume monden te kunnen blijven voeden en de concurrentie in IOR en Chinese Zee het hoofd te kunnen bieden, ziet China zich gedwongen om drie lines of operation te hanteren:
-
De eerste line of operation betreft de opbouw van een geloofwaardig en doeltreffend swing role maritiem vermogen met power projection Een strijdmacht nodig voor het beschermen van zijn economische belangen en inlossing van de territoriale claim[4] in de Chinese Zee om bodemschatten te kunnen exploiteren en toegankelijkheid van Chinese havens te waarborgen.
-
De zoektocht naar alternatieven om de afhankelijkheid van Arabische olievelden te beperken, de groeiende invloed van India in de IOR in te dammen en o.m. door de toepassing van naval diplomacy[5] het westen de toegang tot Aziatische kusten en het Aziatische binnenland in voorkomend geval te kunnen ontzeggen, is China´s tweede line of operation.
-
implementatie van de string of pearls strategie in de vorm van havenfaciliteiten aan de Indische Oceaan[6] is de derde line of operation. Vanuit die havens kunnen ontwikkelingen in en rond de geïdentificeerde maritieme knelpunten gevolgd worden en in voorkomend geval kan proactief en reactief ingegrepen worden.
In het achterliggende decennium is China er in geslaagd om olieproducten uit oliebronnen in Oost- en West Afrika (Nigeria en Soedan) te krijgen, heeft geïnvesteerd in olie- en gasfirma’s en de aanleg van landpijplijnen (Myanmar landpijplijn, landpijplijn vanuit Centraal Aziatische staten en Rusland) en heeft overeenkomsten gesloten over gas en olie levering[7] (Rusland, Russisch Verre Oosten, Midden Oosten en Saudi-Arabië). Daarnaast is naarstig gezocht naar alternatieve zeeroutes en heeft de string of pearls strategy tot havenfaciliteiten geleid. Gelet op die resultaten lijkt China er in te slagen om de invloed van het Westen in de IOR terug te dringen.
India ´s drie cirkels Grand Strategie.
India stemt zijn inspanningen af op een horizontale expansie van zijn invloedsfeer naar het westen en oosten, naar de grenzen van het voormalige Britse imperium uitstrekkend van het Iraanse plateau tot aan Birma. Daarmee probeert India de maritieme bewegingen naar en van de straat van Hormuz en Malakka onder controle te krijgen en te houden om zijn nationale belangen te beschermen. De voortdurende instabiliteit in de Afghaans-Pakistaanse regio en het voortslepende grensconflict in de Himalaya komen daarbij slecht uit. Voor het bereiken van die doelen heeft India de wereld in drie concentrische cirkels verdeeld:
-
de directe omgeving, waarin India het primaat en het vetorecht op acties van externe grootmachten in dat gebied wil hebben;
-
de verre omgeving, die zich uitstrekt over de IOR kustregio en het territoir van het voormalige Britse imperium in Azië waarin India zoekt naar het evenwicht tussen het inperken van buitenlandse invloed en het opwaarderen van de eigen interesses en
-
inspanningen om een vooraanstaande plaats op het internationale podium te verwerven.
Lang werd India in zijn ontwikkeling gefrustreerd door de scheiding van het Indische subcontinent langs religieuze grenzen waardoor in India een spanningsveld is ontstaan tussen Hindoes en Moslims en op het Indisch subcontinent tussen Pakistan en India. Bovendien zijn door dat schisma van oudsher historische banden met Pakistan, Iran en de staten van Zuid Oost Azië doorgesneden. Het in India ingevoerde socialistische model was een tweede verstoring waardoor India lange tijd geen commerciële banden wilde aanknopen met andere –westerse– landen en ontkoppeld werd van natuurlijke markten en gelijksoortige culturele regio’s en landen in de verre omgeving. De derde factor van invloed was de aansluiting bij de Sovjet Unie. Door de implosie van de Sovjet Unie kwam India aan de kant van de verliezers te staan.
Sinds het einde van de twintigste eeuw is India verlost van twee van de drie obstakels en kan Delhi eindelijk zijn buitenlands beleid op de politieke realiteit afstemmen. Die politieke realiteit confronteert India met een aantal binnenlandse – etnische, ideologische en religieuze – spanningen die vaak ontaarden in gewelddadige conflicten[8] – en buitenlandse uitdagingen[9], frequent geïntegreerd met de energieproblematiek, die India ertoe hebben gedwongen zijn strijdmacht en vooral het maritieme vermogen intensief te moderniseren.
Het duurt nog even.
Beide landen streven naar de regionale heerschappij in de IOR. Hoewel er mogelijkheden voor samenwerking zijn (wetenschap, technologie en handel) bepaalt hun concurrentiestrijd om invloed, schaarse energie, economische groei en mondiale verdeling van arbeid en gekwalificeerd personeel de onderlinge relatie in de IOR. Daarnaast spelen ook het voortslepende grensconflict in de Himalaya, de Chinees – Pakistaanse samenwerking op nucleair gebied en de omsingelingsparanoia bij beide landen belangrijke rollen.
Reden genoeg om intensief aan de modernisering van hun militair vermogen en vooral het maritieme vermogen te gaan werken. Die modernisering wordt in beide landen gehinderd, of wellicht is belemmerd beter op zijn plaats, door het ontbreken van een technologisch adequaat uitgeruste industriële capaciteit[10] waardoor beide naties in hoge mate afhankelijk zijn van derden. Die afhankelijkheid leidt tot voortdurende vertragingen in de voortgang van opgestarte maritieme projecten. Beide Aziatische grootmachten zijn nog steeds niet in staat om de ontwikkelingen op de High Seas met lange afstand projectie vermogen, gesymboliseerd door een Carrier Battle Group, te beïnvloeden en vermoedelijk zal, gelet op het te verwachten tijdstip van operationalisering van maritieme en daaraan gekoppelde luchtplatformen, India daartoe eerder in staat zijn dan China.
—————————————————-
[1] Het artikel “Het contemporaine Chinese denken als uitgangspunt voor mondiale inspanningen” schetst een beeld van de Chinese perceptie van die materie.
[2] Aanjagers van die verschuiving zijn: verschuiving van het demografisch volume (westen 1 – niet-westen 5,5 miljard mensen); mondiale herverdeling van gekwalificeerde arbeidskrachten; expansie pogingen van het islamitische extremisme en de demografische gevolgen van klimaat veranderingen, versterkt door de groeiende fragmentatie van traditionele hegemonieën als USA en Europa.
[3] Bron: Center for Non-proliferations Studies, Arms Control Association.
[4] Die claim – ruim 3 miljoen vierkante kilometer – wordt echter betwist door traditionele tegenstanders (Japan, Filippijnen, Vietnam, Maleisië en Brunei) aangevuld met nieuwe tegenstanders (twee Korea’s en Indonesië). Overigens heeft de uitbreiding van de 12 mijl zone (de kustwaterstrook behorend tot het territoir van een natie) tot een 200 mijl economische zone (Exclusive Economic Zone of EEZ) het open water of High Seas doen krimpen tot 64% van het mondiale watervolume. Door die maatregel wordt het speelveld van een Blue Water Navy beperkt en een Brown Water Navy uitgebreid. Gelet op het geringe verschil in karakteristieken (stroming, golfhoogte, diepte etc.) ontlopen de karakteristieken van de twee soorten maritiem vermogen elkaar niet veel meer.
[5] Het frequent uitvoeren van haven bezoeken om het maritieme profiel van China mondiaal te verhogen, het wederzijdse begrip met de betreffende naties te vergroten en de Chinese maritieme interesses te accentueren. China kan daardoor beschikken over haven faciliteiten aan beide zijden van het Panama kanaal en aan het Suezkanaal.
[6] China heeft nog steeds geen operationele varende platformen voor luchtvermogen in de bewapening, het afstandsbereik van de luchtplatformen vloot is ontoereikend en het land heeft te weinig vliegende brandstof tankers om vanuit het Chinese subcontinent invloed in de gehele IOR te kunnen uitoefenen. Locaties kunnen worden gebruikt om het afstandsbereik van hun luchtplatformen middels vaste vliegbases uit te breiden.
[7] Victor Mishnyakov, een olie analist verbonden aan de Uralsib bank in Moskou voorziet dat de gesloten overeenkomsten, investeringen en loans-for-oil deals China meer voordeel opleveren dan Moskou voor ogen heeft. China nu wel toegang krijgt tot de olievelden in Siberië en de kans dat olie uit die locatie meer of alleen maar olie naar Aziatische afnemers en niet naar Europese consumenten zal vloeien, is groot. Dat zal betekenen dat China het doel wat ze nastreven – geostrategische verschuiving van olieleveranties uit Russische bronnen – heeft bereikt.
[8] Geweld tegen Dalits, Christelijke minderheden en migranten arbeiders; geweld om afscheidingen te realiseren, aanvallen van Indiase Mujahideens en vooral geweld van en door Maoïstische rebellen/opstandelingen gericht tegen veiligheidstroepen om het bestaande samenlevingsmodel omver te werpen.
[9] Bovenaan de lijst staat de problematische relatie met Pakistan en in het verlengde daarvan de woelige grensstreek tussen Pakistan en Afghanistan; de Chinese inspanningen (havenfaciliteiten in Indiaas buurlanden en vooral in de nabijheid van maritieme knelpunten en investeringen in Oost Afrika) in de IOR die het beeld presenteert van een omcirkeling van India en daardoor de problematiek met Pakistan tijdelijk kan overschaduwen, staan op de tweede plaats.
[10] Door het verlangen om een snelle inhaalslag te maken worden beide landen geconfronteerd met grote sociale en milieu problemen in de vorm van armoede, onevenwichtige verdeling van de welvaart, tegenstellingen tussen stad en platteland (onderwijs, vorming, werkgelegenheid), tekort aan adequate huisvesting en gezondheidszorg en een op een zorgwekkend grote schaal lucht, bodem en grondwater verontreiniging.
China handelt niet alleen uit commerciële belangen teneinde olie en allerlei grondstoffen uit Afrika veilig te stellen, maar heeft al vele decennia lang een brutale ideologische, lees communistische, machtspolitiek bedreven : Tibet en Taiwan zijn daar goede voorbeelden van en bij de bouw van de recente fortificatie’s in de Zuid Chinese Zee speelt aardolie uiteraard een grote rol naast hun standaard ge-bully.
Machtspolitiek in de Indische Oceaan is in logistiek opzicht slechts te “bedruipen” zolang die fysiek bereikbaar blijft want de Chinese pogingen om de USA uit de Zuid Chinese Zee te drukken kunnen militair best effectief ondersteund worden door de machtige US carrier-groups met cruise-missiles vanaf de Chinese kust te belagen, maar de US en partners kunnen op hun beurt natuurlijk de Chinese zee van noord tot zuid effectief afgrendelen en China zodoende zowel militair als economisch afknijpen.
Economisch heeft China veel te verliezen bij voortgaande domme(re) confrontatie’s en demografisch zal de aanstaande enorme vergrijzing van de Chinese bevolking sterk contrasteren met de gestaag voortgaande groei van India, met alle voor- en nadelen van dien, maar China is en blijft een joker in dit macho-spelletje door het gevaarlijke gebrek aan homogeen, stabiel leiderschap zolang de intens corrupte en primitieve top van het rode leger niet onder controle wordt gebracht. Als er ooit een wereldwijd conflict komt dan zal dat door die levensgevaarlijke Chinese legertop geforceerd worden.
Het economisch “boomende” India zit strategisch gezien natuurlijk lekker dicht bij de oliebronnen van het midden oosten maar heeft er baat bij het destructieve socialistische model te verruilen voor een goede samenwerking met het westen om China zodoende letterlijk “op zijn plaats” te houden.