Ook voor generaalspetten bestaan kapstokken

“Politicians lead wars, military execute them” is een gevleugelde uitspraak die de huidige status van de militair in zijn militaire omgeving karakteriseert. De ene militair beweegt zich onzichtbaar door de gangen en houdt zich stil in de burelen van het Defensiehuis aan het Plein in Den Haag.

Hij maakt geluid als de minister of een van haar topambtenaren zich druk moet maken, omdat de regering informatie en soms een advies nodig denkt te hebben. De andere militair werkt zich 24/7 met steeds beperktere middelen in binnen- en buitenland tot het snot voor zijn ogen staat. Die militair heeft de indruk dat hij door mannen in Den Haag in hetzelfde uniform als hij, in de steek is gelaten. Het is duidelijk dat de gevoelstemperatuur in beide huizen afwijken en een verschillende invloed op moreel en motivatie heeft.

Afb: wikipedia

Velen binnen de militaire structuur vragen zich af wat in de achterliggende decennia de rol is geweest van de hoogste militair in het huis van de minister. Misschien geeft een uitspraak van een van de voorgangers van de zittende Commandant der Strijdkrachten enig inzicht in de positie van die hoogste militair. Bij een bezoek aan de werkvloer sprak hij zich uit over het effect van de lopende politieke bezuinigingswoede met de woorden “veel kan ik er ook niet aan doen, ik moet het gewoon uitvoeren”. Toen ik die tekst via de band te horen kreeg, gingen mijn gedachten terug naar een uitspraak van generaal Eisenhower over de rol van de militaire adviseur

I appear before you (US Congress) only as a professional soldier to give you a soldier’s advise regarding National Defense. I am not qualified to proceed beyond that field and I do not intend to do so. It is my duty as Chief of Staff to tell you gentlemen what I believe to be necessary for National Security”.

Hij bedoelde daarmee dat zijn adviezen aan de minister geen soepel lopende verhalen moeten zijn om politieke wensen te kunnen ondersteunen. Nee, het moet een realistisch verhaal zijn waarin de consequenties van krimpende budgetten en de gevolgen voor de invulling van het dagelijkse bestaan van de human factor en in het verlengde daarvan de (on)mogelijkheden van de krijgsmacht, worden benadrukt.

Over de verantwoordelijkheid van een opperofficier voor die human factor had generaal Shinseki de voormalige Chief Staff of the Army (CSA) een duidelijke mening:

 “I think it is important to point out that the Army Vision Statement begins and ends talking about people…. People are central to everything we do in the Army. Institutions do not transform; people do. Platforms and organizations do not defend the Nation; people do…., units do not train; they do not stay ready; they do not grow and develop leadership; they do not sacrifice and they do not take risks on behalf of the nation; people do… To ensure continued success we have taken important strides in taking care of our people and their families. Without people in the equation, readiness and transformation are little more than academic exercises.[i].

Wat hij bedoelde te zeggen? Bij een opdracht, een missie, een reorganisatie komt het effect voor de militair en zijn achterban altijd op de eerste plaats.

Daar wringt de schoen bij de huidige opperofficier in het Defensiehuis. Als men de inhoud van de Voorkopie van de AIV echt tot zich laat doordringen, komt de vraag op bij de neutrale krijgsmacht volger wat opperofficieren in hun adviserende functie hebben gedaan om de pijn voor de werkvloer, de human factor, zo gering mogelijk te maken. Verwijzend naar de uitspraak van een van de voormalige commandanten is vermoedelijk geprobeerd om de mening van de Minister een andere richting op te sturen, maar is de top van de krijgsmacht daarin niet geslaagd. Vervolgens kan men zich afvragen of zo´n militaire functionaris die meer dan een keer tevergeefs heeft geprobeerd de minister en zijn/haar top ambtenaren op een ander spoor te brengen, dan niet moet opstappen? Blijkbaar niet, want na generaal Van der Vlist in 1994 heeft geen van de opperofficieren die de post van de hoogste militair hebben bekleed, de drang gehad om zijn geloofsbrieven weer bij de minister in te leveren en de trein naar huis te nemen.

Waarom is het de afgelopen decennia zo stil gebleven in Den Haag? Waarom hebben we nooit gehoord dat de doorgevoerde bezuinigingen funest waren voor mens en materieel in de krijgsmacht? Waarom hebben we geen bewegingen in de gangen van het Defensie huis gezien? Waarom heeft geen opperofficier de pet aan de kapstok gehangen? Toch niet omdat volgens Couzy “…een vertrek niets verandert, maar wel slecht is voor de continuïteit van de KL?…Ik hoorde die uitspraak in 1993 op de gang van de eerste verdieping van de Prinses Julianakazerne (het hoofdkwartier van de toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten) ergens tussen mijn werkkamer en de toiletten en vroeg me verbaasd af of de generaal de enige onvervangbare militaire functionaris binnen de krijgsmacht was.

Er waren de afgelopen jaren redenen genoeg om hard op tafel te slaan en de machtswoorden “Ik stap op” te gebruiken? Het kan toch niet zo zijn dat ze de teloorgang van de krijgsmacht met een tevreden blik in de ogen hebben aangezien? De adviesraad constateert dat het ambitieniveau van de regering voortdurend naar beneden bijgesteld is om binnen- en buitenlandse hobby´s te financieren en het begrotingstekort terug te dringen. Het kabinet-Rutte I en II heeft daardoor bewust de behoeften van de krijgsmacht genegeerd en de bezuinigingen hun destructieve werk laten doen. De minister van Defensie erkende in 2016 dat de krijgsmacht niet in staat is volledig te voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstelling voor de verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied. Om die harde vaststelling enigszins te verzachten werd snel het woordje volledig in de zin gesleuteld. De minister geeft dus toe dat de veiligheid van de Nederlandse bevolking (inbegrepen die van de militairen zelf) door het gevoerde beleid bewust in gevaar is gebracht. En haar militaire adviseur luisterde op de achtergrond met een serieuze blik in de ogen naar deze woorden, beseffend wat dit voor de human factor zal betekenen? Ik kan het haast niet geloven, maar wie zwijgt stemt toe nietwaar? Natuurlijk werd door opperofficieren vaak naar voren gebracht dat ze gemuilkorfd waren en kritiek niet in het openbaar mochten spuien. Voor een buitenstaander een buitengewoon zwak argument.

Het is onbegrijpelijk dat de hoogste militair binnen de krijgsmacht sinds 1995, sinds het debâcle van Srebrenica, sinds de belofte dat nooit meer een gevechtseenheid zonder adequate bewapening, bescherming, escalatiedominantie, bruikbare effectieve munitie, efficiënte logistiek en inhaak mogelijkheden in een inlichtingennetwerk, de straat opgestuurd zou worden. Gezien de voortdurende bezuinigingen die in 2014 tot een kleine € 18 miljard waren opgelopen, is er van die belofte volgens de zittende minister niet veel terechtgekomen. Dat betekent dat de maatregelen om de veiligheid van de militair in een missiegebied te waarborgen, onvoldoende waren en nog steeds zijn.

In het artikel “Terugkijken in opperste verbazing“ (Carré 1, 2014) schreef ik

“De vraag is echter of men het de gemiddelde politicus wel kwalijk kan nemen dat hij niet beseft waar het bij een defensieapparaat om draait? Niet kan worden ontkend dat militaire leiders en beleidsbepalers voortdurend in gebreke zijn gebleven om met klem te accentueren wat de waarde is van de krijgsmacht als uniek instrument om de belangen van ons land en de waarden van onze maatschappij te beschermen. Het is in de afgelopen twee jaar wel heel stil geweest op de militaire burelen van beleidsvormende en leidinggevende staven en daardoor is m.n. bij de werkvloer de indruk gewekt dat denken en doen van die burelen sterk beïnvloed zijn door het politieke opportunisme….Blijkbaar willen politici en hun adviseurs niet begrijpen welke diepe sporen de bezuinigingen van de laatste drie jaar hebben achtergelaten binnen het defensieapparaat en beseffen ze niet dat het devies “minder geld, minder mensen, meer taken, meer uitval, meer psychische en materiële schade” een weinig inspirerend mission statement is voor de Defensiemedewerker/ster.

Volgens Eisenhowers’ uitspraak moet een opperofficier in het Defensiehuis in staat zijn om politieke leiders te overtuigen dat een missie uit militair oogpunt onwenselijk is; dat de kans op succes gegeven de militaire en politieke omstandigheden waaronder militairen een opdracht moeten uitvoeren, gering is en niet opweegt tegen de te verwachten fysieke en psychische schade van de individuele militair, slijtage van het materieel en reconstructie van het betrokken militair vermogen. Hij moet beseffen dat zijn militairen geen speelbal kunnen en mogen worden van politiek narcisme. Libanon en Srebrenica zijn daarvan voorbeelden. Vooraf was onduidelijk wat de meerwaarde van een Nederlandse eenheid voor de oplossing van het conflict zou zijn (Libanon) respectievelijk dat de kans op succes gering zo niet nihil was (Srebrenica). Een opperofficier moet beseffen dat hij op het politieke niveau de eerst aangewezene is om politici op de militaire incorrectheid van hun argumenten en drijfveren te wijzen. Slaagt de betrokken opperofficier niet in die opdracht en zet de politieke leiding toch door, dan is hij niet de juiste man op de juiste plaats en moet zijn consequenties trekken. Na het opstappen van Van der Vlis heeft geen van de opvolgende Commandanten der Strijdkrachten dat gedaan. Allen zijn blijven zitten en daarom zijn zij medeverantwoordelijk voor de kansloze staat, waarin de krijgsmacht nu verkeert.

De laatste jaren hebben veel afscheid nemende en afscheid genomen officieren herhaaldelijk naar de politiek gewezen om te benadrukken dat die verantwoordelijk is geweest voor de voortrollende aftakeling van onze krijgsmacht. In het algemeen kwamen ze met de boodschap dat “ze het beste ervan gemaakt hebben”. Het zal wel, maar de realiteit bewijst dat het beste absoluut niet afdoende was en is om de neergang van de krijgsmacht te stuiten. Het is gebruikelijk geworden, dat opperofficieren die Defensie verlaten hebben opeens de behoefte voelen om een blik in de achteruitkijkspiegel te werpen op de chaos die ze hebben achtergelaten en die in hun memoires te benoemen. Wellicht beseffen ze niet dat die chaos hun nalatenschap, hun erfenis is.

Klinkt dat kritisch? Ja, het klinkt kritisch, maar men mag aan het begrip geen negatieve toonzetting en strekking geven. Ton Boot, de voormalige top-basketbaltrainer van Nederland en huidige columnist van De Telegraaf gaf in 2011 de volgende uitleg van kritiek: “kritiek wordt door velen als negatief ervaren. Merkwaardig, want het kenmerk van kritiek is juist dat het altijd opbouwend is. Het heeft weliswaar meestal een negatieve inhoud, maar de intentie behoort positief te zijn. Namelijk verbetering. Als de bedoeling negatief is, dan spreken we niet meer van kritiek maar van negativisme“.  Hij vergat er bij te zeggen dat de inschatting van de toonzetting en strekking van de gehoorde kritiek, niet het voorrecht van de zender maar van de ontvanger is. Persoonlijk ben ik er van overtuigd geraakt dat een kritische militair door de bank genomen meer hart heeft, intensiever betrokken is bij het wel en wee voor, respectievelijk van zijn organisatie dan de militair die leuke verhalen voor de mensen schrijft. Helaas heeft het gros van het hogere militaire segment daar een andere mening over. Althans dat heb ik persoonlijk moeten ondervinden.

Vanzelfsprekend zullen zich aangesproken voelende opperofficieren een ander, een positiever oordeel hebben over hun jarenlange verblijf in het Defensiehuis. Net als bij communicatie het geval is, bepaalt niet de zender maar de ontvanger de kwaliteit van hun inzet. Het gaat om de perceptie die de militaire omgeving heeft van hun inspanningen en acties. Het is moeilijk uit te leggen, waarom zij in functie zijn gebleven, wetende dat de krijgsmacht in het donkere dierenbos doorlopend de verkeerde afslag heeft genomen.

—————————————————————-

[i] End of Tour Memorandum, juni 2003

0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

1 Reactie
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Hans Riepe
7 jaren geleden

Jammer dat ik dit stuk niet op FB kan plaatsen. Vind het een to the point stuk.