Met de mollen, informatie lekkende en geheimhoudingsplicht verzakende politieagenten en beveiligers van allochtone herkomst nog steeds in de herinnering, komt de korpschef van de nationale politie met de mededeling dat er meer diversiteit moet komen.
Wat is het argument van de korpschef? Op de radio spreekt hij die uit: “Het is een keiharde noodzaak….steden veranderen in hoog tempo. Meer dan de helft van de stedelingen heeft een andere achtergrond. Om te begrijpen, zien en horen wat er in de wijken gebeurt, heb je die kennis nodig”. Kortom, de Nederlandse samenleving behoort zich aan te passen aan mensen met een andere cultuur, religie en normen en waarden patroon. Ze spreken geen Nederlands? Geen nood, onze politie gaat wel even Arabisch leren en als tijd over is ook nog Turks, Papiamento, Hebreeuws, Chinees etc.
Meer diversiteit? Heeft dat betrekking op alle migrantenachtergronden die Nederland rijk is of spitst zich dat vooral toe op de Arabisch sprekende vrouwelijke allochtoon met een islamitische achtergrond? Betekent dat een verschuiving in de verhouding tussen functionarissen met een Nederlandse achtergrond en agenten met een migranten achtergrond? Slaat die diversiteit in de Randstad door naar de migrantenachtergrond en op het platteland naar de Nederlandse achtergrond of wordt dat overal gelijkgesteld? Als een persoon bij de politie solliciteert voor een baan, wordt er dan eerst gekeken of die aan alle karakteristieken van de doorsnee vrouwelijke of mannelijke migrant voldoet? Volgens de maatstaven van de korpschef maakt een Arabische sprekende sollicitant meer kans op de volgende selectieronde dan een Nederlands sprekende kandidaat of kandidate. Andere selectie criteria doen er dan even wat minder toe.
Om een indruk te geven hoe diversiteit werkt bij de politie een voorbeeld dat ik zelf heb mogen ervaren. Jaren geleden werd ik opgebeld door mijn zoon, die bij een politiekorps op de Veluwe zijn diensten met veel plezier draaide. Hij wilde opteren voor een andere uitdagende functie waarvoor hij dacht de juiste kwaliteiten te bezitten. Alleen voldeed hij volgens hem niet aan een belangrijk en doorslaggevend criterium. Het was een allochtone-kandidaat-eerst-functie. Ik kon hem geruststellen. Van vaderskant waren minstens zeven generaties van de familie Brantz in Nederlands-Indië (en niet Indonesië, meneer Pechtold!) geboren en ik was in het bezit van een verklaring van het ministerie van Defensie om te kunnen onderbouwen dat de Brantz-en bij de allochtone categorie ondergebracht waren. Met de brief in de hand solliciteerde hij op de door hem gewenste functie. Hij werd afgewezen. Tot mijn verbazing bleek hij niet allochtoon genoeg te zijn! Ik haalde aanvankelijk de schouders op, maar werd steeds bozer. Hoezo niet allochtoon genoeg? Nou, hij was en is donkerblond, heeft grijsblauwe ogen, is rond de 1.95 meter en was niet religieus georiënteerd. Zeker geen moslim. In een zin werd mijn zoon gediscrimineerd en als minderwaardig weggezet. Wat bedoelt die meneer Akerboom dan met diversiteit?
In het rapport “Diversiteit bij Politie” van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid begint de managementsamenvatting met deze zin “Diversiteit bij de Nederlandse politie is van belang voor de kwaliteit van de taakuitvoering en voor de legitimiteit van de politie in de samenleving” maar verderop staat ook in de managementsamenvatting “bij meerdere korpsen bestaat het beeld dat het bevorderen van de doorstroom van allochtonen en vrouwen als onderdeel van het voorkeursbeleid ten koste gaat van de kwaliteit”. Vijf aanbevelingen die een multiculturele samenleving als vertrekpunt hebben, leggen de nadruk op de manier waarop diversiteit geconcretiseerd kan worden, vrouwen en allochtonen sneller door kunnen stromen naar de hogere managementfuncties en wat multicultureel vakmanschap inhoudt. Nergens staat dat de zoektocht naar diversiteit nooit ten koste mag gaan van de gewenste kwaliteit van de individuele functionaris en het korps dat hij vertegenwoordigt. Daar was de werkvloer dus bang voor.
Dat de maatschappij in een razende vaart aan het verruwen is, de autoriteit van een politiefunctionaris onvoldoende meer is om de taak naar behoren uit te voeren en fysiek geweld tegen hem en vooral haar steeds meer gebruikelijk wordt, is de heer Akerboom zeker ontgaan. Dat de Arabisch sprekende migrant hoog scoort in de criminele tabellen en een fysieke confrontatie met een politiefunctionaris niet uit de weg gaat, is een probleem waarmee de politie regelmatig geconfronteerd wordt. Verwacht de korpschef dat een Arabische sprekende functionaris met een migrantenachtergrond van 1,70 tot 1,80 meter met praten dat soort agressievelingen wel in de hand kan houden?
Is het de heer Akerboom ook ontgaan dat het streven naar een multiculturele Nederlandse samenleving schromelijk mislukt is door m.n. de tegenwerking van islamitische culturen? Die willen in Nederland hun eigen cultuur op dezelfde manier invullen als in de respectievelijke thuislanden. Maar wel onder het genot van de verworvenheden van de verzorgingsstaat. Bolkestein zei in de Elsevier wat de doorsnee Nederlander al decennia weet en ervaart: “islam is niet verenigbaar westers liberalisme”. Voor een onderbouwing van die stelling verwees hij naar de grondrechten van de mens zowel vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting ontbreken veelal in de islamitische wereld…..een scheiding van kerk en staat wordt niet geaccepteerd. Islam combineert staat, kerk en rechtbank in zich en dat is in een westerse democratie ontoelaatbaar. Dat is nu juist waardoor een politiefunctionaris bij de wetshandhaving bij het moslimsegment van de bevolking voortdurend op grote problemen stuit. Omdat de multiculti-kleuring van de Nederlandse samenleving mislukt is, kan men zich afvragen of je wel een politie moet hebben die een multiculti-kleuring afspiegeling heeft.
Misschien dat de heer Akerboom zich beter kan concentreren op de problemen waarmee de politie in Nederland worstelt? In 2014 werden die problemen opgelijnd en openbaar gemaakt. Het gebrek aan inzicht zoals de Algemene Rekenkamer het onder woorden brengt, “de koppeling tussen beleid, middelen en prestaties ontbreekt”. In de begroting is bijvoorbeeld niet terug te vinden hoeveel geld precies naar de basisteams of naar de recherche gaat. Ook is onduidelijk in hoeverre de landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie beslag leggen op de beschikbare middelen. Dus is ook niet duidelijk hoeveel mensen en geld de politie overhoudt om regionale en lokale afspraken na te komen. Dat is gezien het budget van ruim € 5 miljard ronduit teleurstellend.
Een ander probleem zijn doelstellingen
die elkaar in de weg zitten.
Hoogenboom, hoogleraar politie- en veiligheidsstudies, benadrukt dan ook focus op wat écht nu moet gebeuren. Bij de reorganisatie grijpt alles in elkaar en dat maakt het reorganiseren ook niet eenvoudig. Een waarnemer drukt het als volgt uit “de hervorming van de politie is te vergelijken met het al rijdende vervangen van de motor en banden van een auto. Die tegelijk ook nog op snelheid moet blijven én richting moet houden”. Afspraken die elkaar in de weg zitten zoals geen gedwongen ontslagen. Dus is de politie nog steeds overbezet en dat kostte in 2015 €31 miljoen. In het verlengde daarvan was de politie voorzichtig met het aannemen van nieuw personeel en dus werden niet de juiste mensen aangetrokken om een complexe grote reorganisatie in goede banen te leiden. De gevolgen voor doelmatigheid en effectiviteit zijn niet moeilijk te raden. Een andere afspraak was dat geen politiebureau gesloten zou worden en dus kan geen gebouw worden afgestoten om het bezuinigen te versoepelen. In 2019 moet € 260 miljoen bezuinigd worden. Tenslotte het onderwerp dat bij bijna alle overheidsinstanties veel geld opslokt: ICT. Ook bij de politie is dat een hindernis die bijna niet gepasseerd kan worden. Ook bij de politie is een beperkte samenhang herkenbaar tussen wat er op de werkvloer gebeurt en hoe de ICT afdeling daarop zijn plannen baseert. Omdat politiemensen vooral snelle doeners zijn en niet zo graag administreren, ontbreekt een mijlpalenplanning en dus een overzicht over de voortgang.
Het politieapparaat hanteert een merkwaardige methode voor het vaststellen van speerpunten. Hoewel in 2014 vijf probleemgebieden zijn geïdentificeerd die de doeltreffendheid en doelmatigheid van de politie organisatie ernstig beperken, doet de korpschef het met zijn uitspraak voorkomen alsof die minder belangrijk zijn dan het insleutelen van meer diversiteit binnen de korpsen. Niemand kan de indruk hebben dat het verhogen van diversiteit een sneller en beter effect heeft op het vergroten van de kwaliteit van de politieorganisatie en daardoor het verhogen van de veiligheid van de samenleving.
Niemand… met uitzondering van de korpschef. Prima timing, zo vlak voor de verkiezingen.
De vermindering van het gezag van de politie is mijns inziens al begonnen in de 70er jaren,
met ‘one liners’ als: ‘die pet past ons allemaal’ en ‘de politie is onze beste vriend’ etc.
De politie moet afstand bewaren tot het publiek, de politie moet ‘boven’ de gewone mensen staan, in de goede zin van het woord. Dus niet met verbeelding, als zouden ze meer zijn dan de gewone man, maar ze moeten wel gezag uitstralen.
De politie moet onmiddelijk meer recht krijgen om de knuppel tevoorschijn te halen en te gebruiken, zo dwing je gezag af bij raddraaiers en anders niet!
Natuurlijk moeten agenten streng gescreend worden voor ze opgeleid kunnen worden tot agent, want anders loopt het gebruik van de knuppel mogelijk uit de hand.
Advocaten moeten minder mogelijkheden krijgen om raddraaiers vrij te krijgen of politieagenten aan te klagen, want het lijkt mij als agent zeer frustrerend om gestraft te worden voor het werk dat je doet. (naar eer en geweten!)