“Ons land rust op drie stevige pijlers: vrijheid, veiligheid en welvaart. Dat maakt Nederland nog altijd tot één van de meest stabiele en welvarende landen ter wereld. Defensie is dagelijks actief om die pijlers te beschermen en te versterken, in Nederland en daarbuiten. Want werken aan vrijheid en veiligheid, is voor handelsland Nederland van groot belang. De krijgsmacht doet daarmee belangrijk werk voor alle burgers en bedrijven in Nederland. Een sterke krijgsmacht voor een welvarend Nederland. Daar sta ik voor”. (Hennis-Plasschaert, 2012)
Op zich een tekst waarmee iedere militair kan leven, maar het staat op papier en dat is een jas anders dan de praktijk waarmee Minister en Krijgsmacht dagelijks geconfronteerd worden. De Krijgsmacht gaat het 23ste jaar in van bezuinigingen, reorganisaties, herstructurering en er zijn nog meer mooie termen te bedenken voor krimp, onzekerheid, veiligheid en wel of niet gedwongen uitstroom. Militairen en burgers op de werkvloer die al die stormen van opportunistisch gedrag over zich heen moeten laten gaan, zullen vermoedelijk met groeiende irritatie luisteren naar uitspraken dat het allemaal meevalt. Meevalt voor wie?
Defensiestaf: Minister en Ambtelijk apparaat.
Men zou verwachten dat Defensie a priori een militair bolwerk is en dat is sinds jaar en dag niet het geval. De hoogste militair – Commandant Der Strijdkrachten (CDS) – vervult een passanten functie die gedurende 4 jaar wordt vervuld door een opperofficier van een van de drie grootste krijgsmachtdelen. Dat maakt het doorvoeren en handhaven van consistent beleid met een grotere militaire dan politieke inbreng niet eenvoudig. Wanneer bovendien de opperofficier in kwestie zich opstelt – of gedwongen wordt zich op te stellen – als een politieke facilitator[1] en niet de beginselen van zijn titel – commandant! – als vertrekpunt voor de invulling van zijn ambt neemt of kan nemen, wordt het uit militair oogpunt helemaal een moeilijke zaak.
Het in principe militaire bolwerk wordt dus gerund door burgers, waarvan het gros in de hogere segmenten een politieke voorkeur heeft, die ook manifesteert en wil verankeren in het Defensiebeleid. Het zijn helaas vaak functionarissen die geen ervaring hebben in het militaire vakgebied, geen beeld en geluid hebben bij de uitvoering van militaire activiteiten op de werkvloer, desondanks kunnen (mee)beslissen over toekomst en levensverwachting van militairen binnen de krijgsmacht. Daardoor is m.n. de laatste jaren het beeld ontstaan dat niet het nastreven van veiligheid maar het sluitend maken van het krimpende defensiebudget als onderdeel van de Rijksfinanciën de belangrijkste functie van de krijgsmacht is geworden.
Status Aparte van de militair?
Politici schijnen amper te beseffen dat militairen zich onderscheiden van ambtenaren op andere departementen. Zij moeten onder de moeilijkste en gevaarlijkste omstandigheden op 24/7 basis daadwerkelijk invulling geven aan politieke termen als aanvaardbaar risico, lotsverbondenheid, offerbereidheid en (hoe bedenkt iemand het) sneuvelbereidheid. Bij thuiskomst krijgen militairen weliswaar een tsunami van mooie woorden over zich heen die uitdrukken hoe groot de dankbaarheid is van de samenleving voor de offers die militairen in ver-van-huis gebieden hebben gebracht, maar onder de huidige omstandigheden blijft het bij mooie woorden.
De militair heeft niet alleen een afwijkende ambtelijke status, maar blijkt in de praktijk ook een andere sociale status te hebben. Wanneer de 10 Geboden als kader van die sociale status worden genomen, blijkt een schending van een van die 10 geboden in de privé sfeer tot ontslag van een militair te kunnen leiden. Als belangrijkste argument voor dat ontslag gebruikt de ambtelijke Defensie top de voorbeeldfunctie van de betrokken militair en opvallend is dat het effect van die voorbeeldfunctie vooral wordt doorberekend naar de samenleving toe. Vergeten wordt echter dat de voorbeeldfunctie van de militair primair de operationele norm is voor militairen waaraan vaak onder moeilijke omstandigheden leiding wordt gegeven. Vanuit die invalshoek benaderd moet de bevestiging dat de betrokken militair zich onder moeilijke omstandigheden een uitstekend militaire leider heeft getoond, in de afweging een substantiële rol spelen. De beoordeling en veroordeling van een overtreding van een van de 10 Geboden kan desgewenst aan de rechter overgelaten worden. Een militair kan en moet niet dubbel worden gestraft.
De militair is de kern van de geloofwaardigheid van de Krijgsmacht en staat daarom aan de basis van de politieke invloed die Nederland op het internationale podium kan uitoefenen. De ervaring van de laatste 20 jaar leert echter dat de Nederlandse politiek veel, te veel misbruik heeft gemaakt van de loyaliteit van militairen. Daarom beklijft op het netvlies een beeld van uitbuiting van mensen die niet mogen staken, geen opdrachten mogen weigeren, wiens vrijheid van meningsuiting een selectief grondrecht is en in meerdere opzichten een andere status hebben. Het is geen uiting van overdrijving als benadrukt wordt dat ondergewaardeerde militairen de politieke geloofwaardigheid kunnen uithollen en dat is een ongewenste situatie.
Politiek micro management.
In februari 2012 zei de vice voorzitter van de AVI over bezuinigingen op Defensie “het probleem ligt ook bij de politieke partijen. Die kunnen ongestraft bezuinigen op defensie, en dat weten ze. Electoraal zal dat nooit worden afgestraft. Ook heeft de Kamer een neiging tot micromanagement, zoals zichtbaar was bij de missies naar Afghanistan die vaak tot in de kleinste details werden besproken. Die houding van de Kamer heeft een negatieve impact op de beeldvorming in de samenleving over het belang van deze missies”.
Politici doen aan micro management. Vaak vertaald in cijfers. Door het voortdurend toepassen van micromanagement moet een bewindsman/vrouw om detail informatie vragen aan defensie medewerkers in binnen en buitenland om aan het Parlement uit te leggen waarom, hoe en wie een bepaalde tot mislukken gedoemde actie heeft uitgevoerd. Zoals Paul Jansen in zijn Telegraaf column van 4 februari 2012 terecht opmerkte “het niet terstond informeren van het Parlement is een politieke doodzonde”. Hoewel het heden en verleden heeft aangetoond dat micro management bij niet optimaal functionerende bewindslieden noodzakelijk is geweest, vertonen politici ook bij voorbereiding[2] en uitvoering van missies die bevlogenheid. Vermoedelijk hebben ze de indruk dat op die manier de vinger aan de pols gehouden kan worden, maar in feite rijden ze krijgsmacht medewerkers voor de wielen met vragen op momenten dat het gewoon even niet kan. Dat was een van de lessen van het debacle in Srebrenica.
Bezuinigingstatus 1993-2016.
In 2015 ontstond volgens de dames en heren op het Binnenhof een nieuwe politieke trend. Er kwam extra geld beschikbaar voor Defensie of zoals het in politiek Den Haag werd genoemd het Defensie budget werd verruimd. Wanneer men die woorden plaatst in de nog steeds lopende bezuinigingcontext dan blijft van de woorden extra en verruiming niet veel over. In de periode 1993 -2016 werd Defensie onderworpen aan zeven bezuinigingsrondes, die grote gaten hebben geslagen in slagkracht en voortzettingsvermogen voor expeditionaire missies van de Nederlandse strijdmacht. Terecht stelt de militair dat het vredesdividend nu echt is opgesoupeerd en het Parlement buiten zijn bevoegdheden is getreden.
Schuivende panelen.
Opmerkelijk is het opportunisme buiten de militaire structuur. Het liefst vlak voor een verkiezing. Na het verschijnen van de Prioriteiten Nota riepen politici in 1993 dat de in gang gezette bezuiniging het absolute minimum moest zijn. In 2001 vonden organisaties als de Adviesraad Voor Internationale Vraagstukken (AVI) bezuinigen een slecht idee, het zou de doodsteek zijn voor de internationale positie van Nederland. Die constatering werd ondersteund door een aantal politici en tegen de politiek aan schurkende experts die waarschuwden dat “verder bezuinigen resulteert in een marginale krijgsmacht waardoor Nederland op het internationale podium zijn vooraanstaande positie als gidsland verliest”. Nochtans volgden er meerdere bezuinigingsrondes.
Door het grote aantal bezuinigingsrondes lijkt het of Nederlandse politici de Krijgsmacht beschouwen als een instrument dat met minder meer kan doen en helaas wordt dat bij herhaling door de krijgsmacht ook bevestigd. Politici krijgen daardoor een optimistischer beeld van de effecten van bezuinigingen en zien bijvoorbeeld in positieve teksten uit monden van (opper)officieren, een bevestiging dat de achterliggende bezuinigingen inderdaad tot een beter functionerende krijgsmacht hebben geleid. Maar beter functioneren uitgedrukt in doelmatigheid, heeft echter zelden geleid tot een slagvaardige krijgsmacht uitgedrukt in effectiviteit.
Sterkhouder af.
De inhoud van het strategische concept van NATO “Active Engagement, Modern Defence” (november 2010) bevestigt, dat het bij de NATO draait om onsplitsbare veiligheid, solidariteit, samenhang en samenwerken. Om pro activiteit en closure rates binnen en zeker ver buiten de landsgrenzen. Door de doorgevoerde bezuinigingsrondes kan de Nederlandse krijgsmacht niet aan een groot aantal NATO criteria voldoen en daarom lijkt het of Nederland jaren geleden “a choice for military irrelevance”[3] heeft gemaakt. Ten koste van andere lidstaten en/of veiligheidstructuren.
Gevangen tussen het relatieve onvermogen van een Minister om een stempel op het defensiebeleid te drukken, het negatieve effect van een voortdurend krimpend defensie budget op mens en materieel en politieke wens van micromanagement, bevindt Defensie zich in de hoek waar de politieke mokerslagen vallen. Defensie is in politiek opzicht minder interessant en de Defensie top wordt daardoor gedwongen te faciliteren, tot opvolgen van politieke wensen van regering en parlement. Besparingen moeten dan voortdurend gezocht en gevonden worden in krimp van personeel, beperking in opleiding en oefening en gaan ten koste van slagkracht en bescherming, de twee pijlers van geloofwaardigheid van een krijgsmacht:. Defensie is nationale sterkhouder af en Nederland kan daardoor internationaal nauwelijks potten breken
Kompasrichting naar herstel van een sterkhouder
De Minister gebruikte in 2012 de woorden “ons land rust op drie stevige pijlers: vrijheid, veiligheid en welvaart” en vulde die woorden aan met “ een sterke krijgsmacht voor een welvarend Nederland. Daar sta ik voor”.. Het is tijd dat politici op een herkenbare manier inhoud geven aan de voor de bühne geuite bezorgdheid over de staat waarin de Krijgsmacht verkeert. Voldoen aan de 2% NATO norm moet het vertrekpunt voor het komende decennium zijn. Om dat te manifesteren moet gestreefd worden naar het optimaliseren van slagkracht en bescherming in de ruimste zin van het woord, waarbij het wel en wee van de militair voor, tijdens en na uitzendingen centraal staat. De Krijgsmacht heeft al 23 jaar bezuinigingsrondes moeten overleven en het is tijd om de loyaliteit van de militair en burger in het Defensie apparaat op de juiste waarde te schatten en hun loyaliteit op de juiste manier te waarderen. Dan pas kan de Krijgsmacht weer de sterkhouder worden die de veiligheid, vrijheid en welvaart in nationaal en internationaal verband kan beschermen en versterken. Dat is de politiek verplicht aan de Nederlandse militair en zijn achterban, Nederlandse samenleving, Alliantie en aan zichzelf.
—————————————————-