Mali

Vandaag kreeg ik de tekst van het rapport van de Algemene Rekenkamer onder ogen en ik verbaasde me over de titel “Goed improviseren vergt goede voorbereiding”.

Wanneer we de omschrijving van improviseren boven tafel halen, blijkt dat improviseren betekent “ter plekke bedenken, zonder voorafgaande aanwijzingen iets creëren, uitvoeren zonder voorbereiding”. De kern van het rapport wordt in feite verwoord door de observatie[1] dat “De situatie in de missie Mali onzes inziens illustratief is voor het bredere vraagstuk van balans tussen wat de krijgsmacht aankan en wat ervan wordt verwacht”. Dat is op zich geen nieuwe observatie, omdat die in de veelheid aan artikelen die sinds 2010 over de krijgsmacht zijn geschreven, talloze keren op papier is gezet. Nu maar hopen dat het politieke kartel wel wakker wordt.

Observaties 2014

Door de ervaringen die ik in de periode 1993-1995 opdeed met Nederlandse missies in Angola, Oeganda, Mozambique en het toenmalige Zaïre[2], vroeg ik me af wat Nederland in Mali te zoeken had en besloot mijn waarnemingen op papier te zetten. Het werd een te lang artikel met de naam “Reisbureau Den Haag Vandaag” en gezien de beperkte publicatiecapaciteit van de betrokken organen was het niet verrassend dat het artikel niet geplaatst werd. Begrijpelijk, maar wel jammer.

Rob de Wijk vond het een goede zaak dat Nederland een bijdrage ging leveren aan de evolutie van UN-stabilisatiemissies omdat volgens hem “troepen uit de regio deze VN-operatie vullen… westerse landen capaciteiten leveren waarover de regio niet beschikt……met deze capaciteiten worden de gevechtsoperaties gefaciliteerd die vooral door troepen uit de regio worden uitgevoerd: Gezien mijn niet al te positieve ervaringen met de eerdergenoemde missies in Afrika[3], vroeg ik me af hoe hij tot die conclusie was gekomen. Was het wishful thinking of het resultaat van een nauwkeurig doordachte evaluatie? Daardoor geprikkeld besloot ik me te verdiepen in de veiligheidssituatie binnen en buiten Mali. De navolgende tekst is een samenvatting van het artikel uit 2014 en is naar de tegenwoordige tijd vertaald.

Helpen?

Jullie gaan naar Mali om daar Afrikanen te helpen!” Dat was het politieke leitmotiv en militaire adviseurs huldigden dan het motto “we zetten de krijgsmacht weer op de kaart”. Niet verrassend dat in het kielzog van politiek en visionaire militairen, de verzamelde vakbonden de missie naar Mali warm omarmden.

In de Volkskrant werd opgesomd wat de kern van de activiteiten van het Nederlandse contingent zou zijn. Niet alleen inlichtingen verzamelen[4], maar ook wapendepots ontmantelen en arrestaties verrichten in de volgens de militaire expert van de Volkskrant “relatief rustige regio Gao”. Relatief rustig? Het is maar waarmee je het vergelijkt. Vergeleken met Irak en Syrië misschien, al durfde ik toen al mijn hand daarvoor niet in het vuur te steken. Arrestaties verrichten? In Nederland was het verrichten van arrestaties al een hachelijke onderneming, hoe zou dat niet zijn met rebellerende Toearegs en moordende islamitische extremisten? Het was in ieder geval duidelijk dat het gebruik van gewapend geweld geen uitzondering zou zijn. Dat was dus de Volkskrant vertaling van Afrikanen helpen?

Generaal majoor b.d. C. Homan probeerde op 6 januari 2014 de slaperige lezer van de Volkskrant wakker te schudden met de uitspraak “Dit keer geen politiek correct geneuzel over een wederopbouwmissie, zoals in Uruzgan. De risico’s worden onderkend. Jihadisten beschouwen de Nederlanders als een legitiem doelwit”. Was dat nieuw? Nee. De militaire werkvloer heeft in 1993 en in 2006 politici en militaire leiders herhaaldelijk gewaarschuwd dat Nederland wellicht de overtuiging had de Bosnische en Afghaanse medemens uit de brand te helpen, maar dat strijdende partijen niet al te selectief zijn bij het beschieten van doelen. Werd er toen geluisterd? In het geval van Bosnië werd hardnekkig gesproken over een vredesoperatie en de missie in Uruzgan was een opbouwoperatie. In beide missiegebieden woedde een burgeroorlog. Niet de gewenste randvoorwaarden voor een vredes resp. opbouw operatie.

Omdat gewapend geweld niet kon worden uitgesloten, leek het me gezien de ervaringen in Bosnië, Irak en Afghanistan verstandig dat de Rules Of Engagement (ROE) goed bestudeerd zouden worden resp. dat juristen zouden uitleggen hoe e.e.a. in elkaar grijpt als het wapen gebruikt moest worden. Voordat ze het zouden beseffen, konden ze aan de justitiële schandpaal genageld worden, omdat ze hun wapens hadden gebruikt om het leven van die Malinese medemens te beschermen en het eigen vege lijf te redden. De ervaring bij die missies had geleerd dat geen politicus tot 2015 voor een militair in de bres zou springen als dat in Mali zou gebeuren. Bij het Korps Mariniers konden ze daar over mee praten.

Waarom “jullie” en niet “wij” gaan naar Mali? Omdat net als bij andere uitzendingen politici en militaire leiders alleen in het missiegebied komen als het veilig genoeg is om hun nieuwsgierigheid te bevredigen en een transparante betrokkenheid bij onze jongens in Afrika opzichtig voor media en samenleving te tonen. Voor de start van de missie werd duidelijk waar de eerder genoemde groepen hun accenten legden. De kwaliteit van het uniform stond in het brandpunt van gepassioneerde discussies. Niet de bewapening. Niet het ontbreken van gegarandeerde eigen helikopterpotentieel. Niet het effect van de verzengende hitte en door de wind gedreven penetrerende zandkorrels op mens en materieel. Niet die nare Toeareg rebellen of islamitische extremisten die het dagelijkse reilen en zeilen in het noorden van Mali bepaalden. Nee de kwaliteit van het uniform.

Veiligheidsomgeving

Er werd voor vertrek van onze jongens naar Mali talloze keren een vergelijking gemaakt met de missie in Uruzgan. Omdat volgens de kenners de rotsachtige droge zandstrook van 7500 kilometer tussen Senegal en Somalië gelijksoortige uitdagingen als Afghanistan herbergt, noemde de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius, die strook Sahelistan. Die aanduiding onderstreepte hoe de operationele toestand in Mali was en Nederlandse militairen geadviseerd moesten worden voor vertrek hun aanvullende verzekering nog eens nauwgezet te bestuderen en vooral diep na te denken over de strekking van hun offerbereidheid resp. sneuvelbereidheid en hun lotsverbondenheid met de Malinese medemens. Hopelijk had de militaire leiding voor vertrek aan de Minister gevraagd wat de uit te zenden militair onder aanvaardbaar risico moest verstaan? Vragen die moesten voorkomen dat een voormalige Minister van Defensie drie jaar na een missie zou uit spreken dat hij bang was geweest voor tientallen doden in de eigen rangen.

Jullie gaan naar Mali! Hoe lang, wat is de Nederlandse exit strategie? Door de karakteristieken van de geschetste problematiek kon het brengen van stabilisatie van welke kleur ook m.i. niet beperkt blijven tot Mali. Daarvoor waren en zijn de mogelijkheden die Sahelistan met zijn poreuze grenzen en extremistisch netwerk te aanlokkelijk. Is het motto Mali eerst? En dan? Gaan we vervolgens ook de mensen in Niger en Noord Nigeria helpen? Waren vragen die ik me toen stelde. In 2014 was het grensoverschrijdende effect van het krachtenveld in beide andere gebieden niet in media berichten en artikelen van experts uitgediept.

Mali presenteerde in 2014 wel een aantal uitdagingen dat snel kon omslaan in vrijwel onpasseerbare hindernisgebieden zoals

  • uitgebreide multikleuring[5] van MINUSMA[6]; daling in gevechtskracht door de terugtrekking van 2200 Franse geharde militairen en aanpassing van de Tsjaadse nationale richtlijn om diens militairen (die beschouwd worden als de beste Afrikaanse militair) niet meer bij gevechtshandelingen in te zetten;
  • open grenzen waardoor islamitisch extremistische en rebellerende structuren ongestoord op veilige havens in Algerije, Libië, Nigeria, Niger, Senegal, Tsjaad, Kameroen en Mauritanië zouden kunnen terugvallen om daar hun wonden te likken en personeelsaanvullingen te rekruteren;
  • onduidelijkheid over het extremistische krachtenveld en de relaties daarin tussen extremistische groeperingen in Noord Mali, Libië, Niger, Nigeria en Zuid Soedan[7]. Vormden ze een front tegen MINUSMA of streefde ieder zijn eigen doelen na;
  • groeiende populariteit van het West Afrikaanse slagveld bij jonge en ervaren Jihadisten, waardoor MINUSMA geconfronteerd zou worden met structuren die voor het merendeel waren gevuld met veteranen. Het bijkomende ongewenste effect was dat na Syrië, door Mali een radicalisering spill over naar westerse vooral Europese landen niet zou kunnen uitblijven;
  • de enorme wissel die op de logistieke inspanningen getrokken zou worden door de invloed van weer en terrein, lange bevoorradingslijnen, schaarste aan luchtplatformen, humanitaire en milieu situatie, gebrek aan beveiligingspotentieel. Wanneer problemen niet direct en afdoende opgelost konden worden, zou dat resulteren in een verminderde inzetbaarheid en dientengevolge uitholling van slagkracht van MINUSMA;
  • Mali werd en wordt net als andere Afrikaanse landen, geconfronteerd met een generatie zwakke politici die eigen winstbejag en welzijn van de eigen achterban belangrijker vinden dan het welzijn van de bevolking. Corruptie en invloed van derden konden het machtsevenwicht op alle politieke niveaus doen verschuiven, waardoor de vriend van vandaag de vijand van morgen zou kunnen zijn. De vraag was dan ook in hoeverre het All Sources Information Fusion Unit (AFIFU) in staat zou zijn om naast het in kaart brengen van de bewegingen van islamitische extremistische en Toeareg structuren en netwerken ook die verschuivingen zodanig helder kon maken voor de verantwoordelijke Force Commander dat die tijdig de juiste richtlijnen kon formuleren en verstrekken voor/aan het uitvoerend niveau. Gelet op de historie zou dat een show stopper kunnen worden;
  • facetten van een oorlogseconomie. MINUSMA militairen zouden geconfronteerd worden met back stage aspecten uitgedrukt in omkoperij, afpersing, diefstal, moord, zwarte markt activiteiten. Het zou dan de vraag zijn in hoeverre back stage activiteiten de randvoorwaarde gingen vormen voor een doeltreffende uitvoering van front stage activiteiten als humanitaire hulp verlening en bevoorrading van nationale contingenten.

Door de boven geschetste problematiek betwijfelde ik of door de problemen die de combinatie terrein en klimaat, falende staat, extremistische structuren en staat van de Nederlandse krijgsmacht in Mali zou opwerpen, het de vraag was of de toestand in Mali überhaupt gestabiliseerd zou kunnen worden. Vooral, omdat soortgelijke problemen ook speelden in Niger en Noord Nigeria en het daarom twijfelachtig was of MINUSMA er in zou slagen de invloed van rebellen en extremistische structuren in te kapselen. Als dat niet mogelijk zou zijn, wat was dan het nut van een Nederlandse bijdrage aan de Mali missie?

De werkelijke reden?

Martin Paul heeft een onderzoek gedaan naar het succespercentage van missies onder de vleugels van de Organisation African Unity (OUA). Het resultaat heeft hij vastgelegd in een artikel in The Guardian dat op 6 januari 2014 werd gepubliceerd. Hij kwam na bestudering tot drie vaststellingen: een missie kan alleen worden uitgevoerd als niet Afrikaanse landen logistieke en m.n. financiële steun geven; een missie heeft succes als niet-Afrikaanse bij voorkeur westerse landen als Frankrijk het voortouw nemen; rivaliteit en zwakke op eigen winstbejag geconcentreerde Afrikaanse politieke leiders doorkruisen een doeltreffende operatie[8]. Kortom als het westen een missie in Afrika niet steunt of aan het stuur zit, eindigen de meeste missies in een fiasco. De missie in Mali vertoonde die karakteristieken.

In 2006 vertelde ik Rob de Wijk tijdens een discussie over de uitzending naar Uruzgan: “als Nederlandse politici inderdaad ernst is om in Uruzgan (of Sahelistan) stabiliteit te brengen als opstap naar een betere toekomst van de Uruzgan bevolking (alle Sahel staten), moeten zij beseffen dat het met veel vreugde aangeboden militaire vermogen tenminste twee militaire generaties en vermoedelijk veel langer hun taken in dat deel van de wereld moeten uitvoeren. Een van de belangrijkste lessen die Bosnië en Afghanistan ons militairen heeft geleerd is dat halverwege uitstappen en roepen dat andere landen aan de beurt zijn om een deel van de ellende weg te masseren, in dit kader geen optie meer is”. Gezien de beperkte operationele mogelijkheden en de ontwikkelingen in de Sahel zou een meerjarig durende missie in Mali in dezelfde ongewenste pijncategorie komen te liggen als Bosnië. Daarom zou het m.i. voor de uitgeklede Defensie organisatie beter geweest zijn om in 2014 op de deur van het reisbureau Den Haag Vandaag een bord te plaatsen met de tekst “ Wegens een tekort aan liquide middelen is dit reis bureau voor onbepaalde tijd gesloten”. Persoonlijk had ik de indruk dat Nederlandse militairen om twee redenen naar Mali werden gezonden: de heer Timmermans wilde heel graag een politiek vriendje (Koenders) matsen, die namens de UN de leiding van de MINUSMA missie in handen had en de bijdrage zou de positie van Nederland kunnen versterken om een deeltijdstoel in de Veiligheidsraad te bemachtigen. Kortom, die door de Wijk luid bejubelde Nederlandse bijdrage moest de verwachting versterken dat de MINUSMA missie succesvol was. Of het nu linksom of rechtsom zou gaan, de Krijgsmacht werd opnieuw als een nuttig instrument gezien om ondanks de gedevalueerde kwaliteit, politiek gewin te kunnen spinnen.

Overigens beantwoordt het rapport van de Algemene Rekenkamer, dat door de media als knalhard werd gekwalificeerd (dat valt dus wel mee), geen van de vragen die in dit artikel worden gesteld.

——————————————–

[1] Wat de Algemene Rekenkamer per hoofdstuk onder de subparagrafen Conclusie opneemt, zijn meer voorbeelden van observaties dan van knalharde conclusies. De consequentie is dat de Aanbeveling veel te mild worden verwoord.

[2] Provide Care (augustus-september 1994) in toentertijd Zaïre, Goma en UNAMIR in Rwanda en Oeganda

[3] Als chef staf van de KL Crisisstaf moest ik in 1994 o.m. het onderzoek naar de vermoorde Belgische para´s in Rwanda ondersteunen en operatie Provide Care in het toenmalige Zaïre vanuit Nederland coördineren en begeleiden.

[4] Het rapport van de Algemene Rekenkamer geeft de indruk dat vooral de situatie van de Long Range Recce Task Group (LRRTG) heeft geresulteerd in de verwoorde observaties en aanbevelingen.

[5] Multicultureel, multi organisatorisch, multiconceptueel, multifunctioneel.

[6] 5200 i.p.v. 11.200; het ontbreken van kern functies als grondtroepen (2 infanteriebataljons), genie constructie eenheid voor herstel en onderhoud van vliegstrips, heli potentieel, Informatie Operaties eenheid en SF compagnie.

[7] Ansar al-Dine (AAD)[7], Movement for Oneness and Jihad in West Africa (MOJWA); Al Qaeda in the Maghreb (AQIM), MUJAO in Niger, Boko Haram in Noord Nigeria, Janjaweed militia in Soedan, Al Shabaab in Somalië en groeperingen in Zuid Soedan

[8] De rivaliteit tussen Nigeria en Zuid Afrika om de eerste zetel voor een Afrikaans land in de Veiligheidsraad te krijgen is daarvan een uitstekend voorbeeld.

 

Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties