De islam, extreem-links en extreem-rechts: waarom we de democratie moeten bewaken

Wat is de plaats van de democratie in onze politiek? Is de democratie slechts één van de vele mogelijke systemen? Of is zij het systeem dat andere politieke ideologieën kan verbinden en overkoepelen? En welke ideologieën zijn acceptabel in onze democratie, in de steeds groter wordende polarisatie tussen links en rechts en de opkomst van social justice warriors en de alt-rightbeweging?

Afb: wikimedia-commons. Rob. C. Croes (Anefo) Nat. archief.

De laatste tijd had ik de mogelijkheid om meer te lezen dan vroeger. Zo kwam ik op onder andere het werk uit van Hans-Hermann Hoppe. Hoppe heeft verschillende boeken geschreven, waaronder “Democracy: The God That Failed”. In een ander werk, “From Aristocracy to Monarchy to Democracy” legt hij uit hoe het politieke systeem zich heeft ontwikkeld van aristocratieën via monarchieën naar democratieën. Van deze drie systemen vindt Hoppe het beste systeem dat van de aristocratie en het slechtste systeem dat van de democratie.

In rechtse hoek wordt vaker kritiek geuit op de manier waarop onze huidige democratieën werken, waarbij doorgeslagen nivellering en afschuiven van verantwoordelijkheden als belangrijkste problemen worden gezien. Hoppe bijvoorbeeld legt op een overtuigende manier uit dat politici in een democratie weinig baat hebben bij het in stand houden van het kapitaal in een land; het zijn niet hun kinderen en kleinkinderen die door hem veroorzaakte problemen erven, maar de maatschappij als geheel. Dit verklaart oplopende staatsschulden en een vermeend hogere kans op het starten van oorlogen. Ook het doorgeslagen postmodernisme en het verval van onze cultuur wordt door personen uit de traditionele/reactionaire hoek als gevolg hiervan gezien.

Maar, tegelijkertijd heeft Francis Fukuyama in zijn boek “The End of History and the Last Man” overtuigend aangegeven waarom politieke systemen zich evolueren tot democratieën; dit omdat een democratie meer mensen zeggenschap geeft, daarmee voldoet het aan de behoefte van de mens om vrij te zijn en een zekere mate van gelijkwaardigheid te ervaren. Vrijheid en gelijkheid zijn daarmee de twee kernwaarden van elke democratie, maar de mate waarin deze twee doorgevoerd moeten worden, daar verschillen we over. Vrijheid en gelijkheid zijn de basis van elke democratie, maar worden, als ze in het extreme worden doorgevoerd, ook weer een gevaar voor het systeem zelf.

Om het huidige politieke klimaat te duiden, waarbij de opkomst van de social justice warriors evenals partijen als DENK, FvD en in de marge de opkomst van reactionaire traditionalisten en de alt-rightbeweging meegenomen kan worden, heb ik geprobeerd een nieuw politiek spectrum te ontwikkelen. “Links” en “Rechts” zijn gemakkelijke doch te grote termen om de verschillen en overeenkomsten te verklaren. Dus heb ik het over een andere boeg gegooid. Ik ben geen professioneel politicoloog dus wellicht dat ik het wiel opnieuw heb uitgevonden, maar dat is niet relevant om er toch een interessante analyse van te maken.

Het spectrum ziet er als volgt uit. Er zijn twee assen. As 1 is de mate waarin politici geloven in de gelijkheid van mensen cq de mate waarin mensen als gelijk behandeld dienen te worden. Deze as heb ik horizontaal geplaatst, waarbij links mensen geloven in totale gelijkheid van mensen, en rechts in totale ongelijkheid.

De tweede as geeft aan waar de politieke macht dient te liggen volgens politici. Centraal op een hoog niveau in de maatschappij, of decentraal op een laag niveau. Deze as heb ik verticaal geplaatst. Bovenin zou de macht centraal moeten liggen, met een sterke staat. Onderin vinden we de politici die het liefst zo decentraal mogelijk bestuurd willen worden.

Deze tweede as kan ook gezien worden als individualistisch/collectivistisch of vrijheid/totalitarisme als je refereert aan het eerder genoemde kernbegrip van “vrijheid”. Elke manier om een politiek spectrum op te stellen kan immers analogieën vinden in andere politieke spectra.

Echter er is nog een derde dimensie. Politiek gaat ook om vertegenwoordiging; een politicus is een vertegenwoordiger of representant van een groep mensen. En groepen organiseren zich via een bepaald bindingselement. Wat hebben we als groep met elkaar gemeen? Deze bindingsfactoren heb ik langs de 1e as van gelijkheid geplaatst. De dimensies die ik hiervoor heb gecreëerd zijn:

  • natuur en milieu
  • gelijkheid
  • klasse
  • geloof
  • cultuur
  • nationaliteit
  • afkomst

Dit zijn in mijn optiek de meest voorkomende thema’s bij politieke partijen. Echter, er zouden ook andere dimensies gebruikt kunnen worden; bijvoorbeeld leeftijd (denk aan 50-Plus). Deze dimensies heb ik gepoogd op de as van gelijkheid te zetten, waarbij ik heb bekeken in hoeverre “datgene wat mensen bindt” een bepaalde gelijkheid tussen mensen uitspreekt, of juist verschillen tussen mensen erkent.

Wat verder heel belangrijk is; een politieke partij kan zich altijd profileren op meerdere van deze dimensies; in dit model gaat het om het primaire thema van een partij. Zo is de SP ook enigszins nationalistisch, maar houden ze zich vooral bezig met het behartigen van de belangen van arbeiders zodat de partij zich vooral op klasse profileert.

Opklikken voor een grote versie

In grove lijnen is hier ook het links/rechts-spectrum te zien. We zullen de hierboven genoemde dimensies van links naar rechts afgaan op de eerste as van het gelijkheids spectrum.

In zijn meest extreme vorm hebben we de milieubeweging (mens en natuur zijn aan elkaar gelijk) en de social justice-beweging (alle mensen zijn gelijk of moeten gelijk behandeld worden) aan de linkerkant.

Daarna volgt klasse. Dit zijn de oude vertrouwde arbeiderspartijen, die opkomen voor de onderklasse. De paradox hiervan is dat aan de ene kant deze partijen heel erg geloven in gelijkheid of het verminderen van verschillen tussen arm en rijk, maar tegelijkertijd wordt de identiteit wel ontleend aan het onderdeel zijn van deze klasse. Deze partijen erkennen dus wel verschillen maar willen deze verschillen tegelijkertijd oplossen.

Daarna komt het kopje geloof, waar mensen beginnen om verschillen te erkennen. Geloof is aan de ene kant iets waar je voor kunt kiezen en ook weer afscheid van kunt nemen; in die zin is iemands geloof dus niet inherent aan een persoon; geloof is een keuze. Aan de andere kant erkennen de meeste gelovigen zelf wel verschillen tussen mensen; katholieken, moslims en protestanten mogen naast elkaar leven, verschillen hoeven niet uitgewist te worden. Zeker ten tijde van de verzuiling was geloof een groot deel van je identiteit.

Het volgende kopje is cultuur. Cultuur is iets wat gerelateerd is aan de plek waar je vandaan komt en de mensen met wie je omgaat; het is niet iets dat je gemakkelijk van je afschudt. Zo kun je als katholiek gemakkelijk uit de kerk stappen, maar de cultuur die daaromheen hangt zul je minder snel kwijtraken. Ook is cultuur moeilijker aan te leren; je kunt in 1 dag gedoopt worden in een kerk; het aanleren van een kerkelijke cultuur of een regionale of nationale cultuur duurt maanden of jaren. Verschillen in culturen tussen individuen zijn vaak ook direct duidelijk. Deze verschillen worden soms zelfs gekoesterd, bijvoorbeeld door nationalistische partijen.

Nationaliteit is vaak nog meer verbonden met een individu. Het land waarin je geboren bent zul je nooit kunnen veranderen. Wel kan je je nationaliteit afstaan, maar er zullen weinig mensen zijn die dit doen en zelfs al gebeurt dit; de cultuur die met een nationaliteit samenhangt zul je waarschijnlijk nooit van je afschudden; de taal die je spreekt hangt bijna altijd 1 op 1 samen met je nationaliteit. In sommige landen kun je je nationaliteit helemaal niet afstaan (denk aan Marokko).

De laatste dimensie, helemaal rechts, is afkomst. Je afkomst kun je niet veranderen, hoe graag je dat ook zou willen. Als je verschillen tussen mensen zou willen zien, kun je altijd naar afkomst en iemands DNA kijken. Aan deze extreme rechterkant hebben we de ethno-nationalisten en fascisten (er zijn grote verschillen tussen mensen en daar mogen en moeten we politiek beleid op maken).

Alle liberale bewegingen heb ik onder het kopje “cultuur” geplakt. Want wat bindt ware liberalen? Hun voorliefde voor vrijheid. Maar dat is meer een negatieve binding (we willen niet ergens gedwongen bij horen) dan een positieve. Daarom zullen liberalen zich vooral binden op basis van cultuur, waardoor ook de neiging naar het daarmee verband houdende nationalisme als bindingsfactor groot is. Ook zien we onder het kopje cultuur het rechtse spectrum van realistisch naar conservatief naar liberaal naar libertarisch. De bindingsfactor is hier nog steeds een bewuste keuze om zich bij een bepaalde (culturele) groep aan te sluiten; slechts de grootte van het verband verschilt. Wat opvalt is dat dit een van de weinige dimensies is waarbij de hang naar decentrale macht zeer groot is; de meeste andere dimensies streven naar een sterkere en centralere overheid.

Een uitzondering hierop zijn anarchisten. Maar deze zijn tegelijkertijd ook moeilijk te plaatsen. Weliswaar willen ze, gemeenschappelijk met libertariërs, zo min mogelijk hiërarchische structuren, maar wat bindt hen verder? In zeker opzicht zijn er banden met het libertarisme (bijvoorbeeld het anarcho-kapitalisme), maar anarchisten streven ook vaak naar gelijkheid en strijden vaak tegen het kapitaal. Daarom heb ik ze tussen de groepen “gelijkheid” en “klasse” geplaatst.

In groter opzicht zijn de verbanden ook duidelijker te zien. Linkse partijen (die ik definieer als de 3 meest linkse dimensies) streven vaak zowel naar een goed milieubeleid, als gelijkheid zoals nivellering en emancipatie van de lagere klassen. Alle dimensies links van “geloof” zie je vaak bij deze partijen terug. Op de rechterzijde (die ik als de vier rechter dimensies definieer) zien we de samenhang tussen geloof, cultuur, nationaliteit en soms zelfs afkomst. Het gaat hierbij vaak om een geografische binding, waarbij deze vier zaken vaak samenhangen. Nederlanders hebben vaak dezelfde afkomst, dezelfde nationaliteit en dezelfde cultuur. En, vooral in vroeger tijden, vaak hetzelfde geloof. Wel is geloof iets waar je zelf voor kan kiezen. De cultuur waar je bij hoort kun je kiezen maar heb je voor een groot deel toch meegekregen en is minder goed te veranderen, je nationaliteit verandert bijna nooit en je afkomst is helemaal niet te veranderen. Wat deze vier “rechtse” stromingen gemeen hebben is dat ze niet streven naar gelijkheid, maar erkennen dat er verschillen zijn in geloof, cultuur, nationaliteit en afkomst en vaak niet actief streven naar het uitwissen van deze verschillen of deze verschillen juist koesteren en uitdragen.

En hier komen we bij de grenzen van de democratie aan. Waarom tolereert een democratie geen ethno-nationalisten of fascisten? Omdat een basiswaarde van democratie is dat iedereen meetelt; dit is de gelijkwaardigheid die één van de twee pilaren van elke democratie is. Een actief ethno-nationalistisch beleid zou, wanneer dit in extreme wordt doorgetrokken, betekenen dat we iedereen die niet tot ons “volk” hoort, zouden moeten deporteren. En dan is het nog de vraag of onderdeel zijn van een volk bepaald wordt door iemands nationaliteit of afkomst. Nationaliteit is nog iets waar je voor kunt kiezen, maar afkomst is onveranderbaar. En in onze individualistische maatschappij houden we iemand niet verantwoordelijk voor iets waar hij/zij niet voor gekozen heeft. Daarom de terechte wens om bij behandeling op afkomst een duidelijke grens te trekken. Een democratie en behandeling op afkomst gaan niet samen. Maar sommige mensen (vooral ter linkerzijde) krijgen al kriebels als het om “gewoon” nationalisme gaat. Maar dat is mijns inziens onterecht, zolang een nationaliteit iets is waarvoor gekozen kan worden en waar ook afscheid van genomen kan worden. Aan onderdeel zijn van een land of een volk mogen wat mij betreft eisen worden gesteld, juist om de interne stabiliteit te waarborgen. Respect voor de normen en waarden in een land, ontzag voor de rechtsstaat en integratie zijn hiervoor noodzakelijk. En om die eisen te kunnen stellen mag en moet er een zeker gevoel zijn van superioriteit van de eigen nationaliteit en cultuur.

Ter linkerzijde worden de grenzen van de democratie opgezocht door extreem-linkse partijen zoals BIJ1 en de minder relevante communisten van de NCPN. Bij een democratie hoort het erkennen van verschillen tussen groepen; immers als er geen verschillen tussen mensen zijn heb je ook geen democratie nodig. Burgers dienen de vrijheid en ruimte te krijgen om hun leven op hun eigen manier in te richten; verschillen die conflicten veroorzaken tussen mensen worden via het democratische proces opgelost. Het ontkennen van verschillen tussen mensen en het opleggen van maatregelen die zogenaamd bedoeld zijn om gelijkheid af te dwingen perken de vrijheid van burgers in, en raken daarmee via de tweede pijler van een democratie, vrijheid, ook aan de democratie zelf. Dit zou nog extremer kunnen worden doorgevoerd wanneer ook de milieupartijen door zouden schieten in hun relativering van het belang van de mens als leidende soort op de planeet. Een neo-ludditische beweging bijvoorbeeld zou de mensheid kunnen dwingen om technologie af te zweren om dichter terug te komen bij de natuur. Ook zouden de rechten van mensen en dieren tot in het extreme gelijkgetrokken kunnen worden. Echter de aanhangers van deze beweging hebben nooit echt een groepering kunnen vormen, waarschijnlijk ook omdat ze tegen het anarchisme aanschuren en daardoor weinig zin hebben in organisatie en hiërarchie.

Tot zover de grenzen van de democratie ter linker- en rechterzijde van het spectrum.

Ook aan de onder- en bovenzijde van het spectrum (de centralisatiegraad van de macht) zitten grenzen. Ik heb het gebied van “geaccepteerde” stromingen groen gemaakt in het spectrum; alles daarbuiten wordt vaak niet getolereerd in een democratie. Let op: deze mate van acceptatie is zoals deze zich op dit moment manifesteert. Om een voorbeeld te geven: fascisten worden niet getolereerd, social justice warriors wel. Ik heb hier zelf een iets andere mening over, die ik aan het einde van het artikel zal geven.

Wanneer groeperingen teveel centrale macht willen hebben, brengt dit het gevaar van een dictatuur, waarbij de vrijheid die noodzakelijk is in een democratie in gevaar komt. Extreme vormen hiervan zijn het communisme, een theocratie of het fascisme. Dit zijn alle totalitaire, collectivistische groepen die de waarde van het individu minder hoog achten dan de waarde van de groep. Derhalve wordt een democratie hier niet getolereerd; immers niet individuen hebben rechten maar alleen de groep, dus een democratie is niet noodzakelijk en niet gewenst. Andersom tolereert een democratie deze ideologieën ook niet.

Aan de onderzijde van het spectrum vinden we groepen die geen bedreiging vormen voor een democratie, in die zin dat ze zich zo weinig mogelijk willen bemoeien met anderen en vooral met rust gelaten willen worden. Echter daardoor zullen ze zich ook moeilijk kunnen organiseren. Politici zijn bij uitstek mensen die gedijen in politiek en machtsstructuren, en ook hebben politici baat bij een hogere centralisatie van de macht. Daarom hebben anarchisten en libertariërs geen zetels in de Tweede Kamer. In een democratie vormen partijen groepen van mensen die door “iets’ met elkaar verbonden zijn; en een binding is per definitie iets dat een zekere mate van het inperken van vrijheid vergt. Anarchisten en libertariërs voelen daar niets voor. Op een ander vlak zou je zelfs kunnen zeggen dat een goed werkende democratie burgerschap vraagt; het gevoel dat burgers het idee hebben onderdeel te zijn van een groter geheel; immers waarom zou je anders gaan stemmen? In die zin kunnen anarchisten en libertariërs wel degelijk een bedreiging vormen voor de democratie, aangezien zij vanuit hun extreme vrijheidsdrang de democratie zelf al als een gevaar voor en inperking van hun vrijheid kunnen zien. Zie bijvoorbeeld het boek “Een studie over de slechtheid van de staat” van dr. Maarten Berg.

Het maken van dit politieke spectrum heeft mij wat nieuwe inzichten gegeven, vooral toen ik probeerde om de huidige Nederlandse politieke partijen te plaatsen.

Om te beginnen DENK. Het is duidelijk dat DENK als afsplitsing nog steeds dicht bij de PvdA zit; ze streven net als de PvdA naar een zekere gelijkheid tussen mensen. Ook lijkt het alsof ze een nieuwe doelgroep hebben aangeboord; veel mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst; een groep mensen die in het verleden waarschijnlijk PvdA stemde. Ze hebben overeenkomsten met BIJ1 (eigenlijk een afsplitsing van DENK) en GroenLinks in die zin dat ze aangeven dat ze streven naar gelijkheid en gelijkwaardigheid voor alle Nederlandse burgers en groot voorstander zijn van de multiculturele samenleving. Tegelijkertijd wordt DENK vaak als een wolf in schaapskleren gezien. Want zijn ze er niet vooral voor alleen de allochtonen, de Turken en de Marokkanen? In hoeverre zijn ze onderdeel van de Turkse lange arm in het bevorderen van de islam in Nederland? Dan zouden ze namelijk een heel stuk naar rechts opschuiven, naar partijen die gebonden zijn op geloof of zelfs nationaliteit en afkomst.

BIJ1 is een partij die niet specifiek aan 1 groep mensen gebonden kan worden, maar die eigenlijk zoveel mogelijk minderheden wil laten emanciperen. Gehandicapten, transseksuelen, allochtonen, personen met een donkere huidskleur. BIJ1 meent op te moeten komen voor elke groep mensen die als “zielig” zou zijn bevonden. Daarbij streven zij wel naar zaken met dictatoriale trekjes. Bepaalde woorden mogen niet meer gebruikt worden (allochtoon wordt “persoon met een migratieachtergrond”, blank wordt “wit”, zwart/neger wordt “persoon van kleur”, “Dames en heren” wordt “Beste reizigers” etc.). Dit riekt naar newspeak; het gedwongen opleggen van taalgebruik om de verschillen tussen mensen uit te willen wissen. Ook zijn dit soort groepen vaak van plan om quota op te leggen, wat opnieuw vrijheden inperkt. Het engste aan dit soort social justice warriors is dat er waarschijnlijk geen grens zit aan hun ambities; zolang er verschillen zijn tussen mensen zal dit tot in extreme uitgewist moeten worden, wat niet kan zonder dwang.

Dan naar de rechterzijde. De kolom van liberale/nationalistische stromingen is erg interessant. De PVV kan als “realistische” partij gekenschetst worden. Een partij die problemen durft te benoemen, met een sterk nationalistische invalshoek, en vooral anti-islam. De Nederlandse cultuur staat bovenaan. De PVV heeft verder aan de ene kant een relatief laag niveau van machtsconcentratie voor ogen (de Nederlandse soevereiniteit boven Europese bemoeienis, steun voor referenda) maar denkt ook kopvoddentaksen te kunnen heffen, moskeeën te sluiten en de koran te verbieden. Een partij met bepaalde totalitaire trekjes dus.

De grap is dat Forum voor Democratie, die recent opgekomen is, vaak als extremer wordt weggezet dan de PVV. Dat is vreemd, aangezien FvD een nog groter voorstander is van referenda (dus besluitvorming door de burger en minder in de Kamer) en geen plannen heeft om de islam te verbieden of moskeeën te sluiten. In die optiek is de FvD een meer conservatieve partij, een stroming waarin de soevereiniteit in eigen kring belangrijk is. Niet alles door de overheid laten bepalen; zolang de vrijheden van de burgers maar gerespecteerd worden regelen we het zelf wel. De heisa rondom de opkomst van FvD komt mijns inziens door 2 dingen:

  1. Wilders is al een hele tijd geen dreiging meer; zijn laatste campagne bracht niet veel energie, het cordon sanitaire werkt goed en hij heeft geen partijorganisatie wat de toekomst van de PVV onzekerder maakt

  2. Baudet flirt meer met foute types uit ethno-nationalistische hoeken; aanhangers van de NVU kozen voor FvD ipv de pro-Israëlische PVV, Baudet noemde voor de verkiezingen Erkenbrand een “interessante beweging” en hij sprak met Jared Taylor, een notoir ethno-nationalist. Ook uitspraken van Yernaz Ramautarsing over het verband tussen IQ en volken maakte dit imago er niet beter op.

Dat zowel de PVV als FvD een grote kans hebben om in verband gebracht te worden met ethno-nationalisme is niet zo vreemd; in het spectrum zitten ze dicht bij elkaar. Geloof, cultuur, nationaliteit en afkomst hebben een grote correlatie met elkaar, dus de PVV en FvD hebben een grote kans ethno-nationalisten aan te trekken. De PVV heeft dit probleem zelf nog ondervonden toen zij Géza Hegedüs aantrokken als lijsttrekker voor Rotterdam; een man die in een Erkenbrand-podcast ervoor pleitte om alle Nederlanders van Surinaamse of Indische afkomst te deporteren.

Verder zijn zowel VVD als D66 vol ingegaan op FvD omdat de twee eerste partijen flink naar links zijn opgeschoven de afgelopen jaren. Acht jaren kabinetsdeelname hebben van de VVD een D66-right gemaakt, die in veel opzichten zijn liberaal-nationalistische karakter verloren heeft. Dat is ook niet vreemd; om zoveel zetels te behouden dien je naar het midden op te schuiven. Bovendien heeft de VVD zich altijd als nationalistisch willen betitelen, tegenover het “slechte nationalisme” van Wilders. Echter het is duidelijk geworden, vooral na het Oekraïne referendum, dat de VVD eerder nationalistisch begint te worden op Europees niveau dan op Nederlands niveau; precies datgene waar Baudet hem op aanviel, met verwijzingen naar de mogelijke toekomstige EU-baantjes waar Rutte op zou azen. Hetzelfde geldt voor D66; D66 is pro-Europees; FvD is anti-Europees. En er is nog een andere reden waarom D66 zo’n hekel heeft aan FvD.

Want waar staat D66 nog voor? D66 was zogenaamd altijd een liberale partij, die stond voor burgerinspraak via het referendum en de gekozen burgemeester. Echter beide kroonjuwelen zijn er niet doorgekomen. Verder was D66 altijd al een kleurloze partij; ze schommelden vaak heen en weer in zetelaantal, vooral als ventiel voor ontevreden kiezers van andere partijen; het “veilige midden”. Echter in 2006 stonden ze bijna op 0 zetels in de peilingen. Alexander Pechtold kwam toen als lijsttrekker aan de macht, en heeft daarna zijn strategie veranderd: we gaan vooral tegen de PVV strijden en hameren op mensenrechten en een pro-Europees beleid. De komst van FvD was daarmee koren op de molen van D66; misschien uit een terechte angst voor eng-rechtse toestanden, maar in het kielzog van een minder gevaarlijke Wilders was FvD een mooi nieuw doelwit. Dit leidde tot de hysterische uitspraken van Pechtold in de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 dat FvD zijn kinderen op social media zou stalken.

Toen ik D66 wilde plaatsen in het spectrum, was dit eigenlijk de enige partij waar ik echt moeite mee had. Ze gaan niet uit van afkomst, geloof of nationaliteit. Wellicht op cultuur, op “beschaving”, maar ook dat niet echt. Ze zijn ook geen arbeiderspartij, en het verlies van de kroonjuwelen zorgde ervoor dat deze “one-issue” partij zijn identiteit begon kwijt te raken. Daarom heb ik ze op twee plekken gezet: aan de ene kant boven de VVD; met de VVD deelt D66 een Europese oriëntatie, die echter veel groter is dan bij de VVD, en een afkeer van Nederlands nationalisme an sich. Ook zijn ze minder liberaal dan de VVD; denk bijvoorbeeld aan de schending van het zelfbeschikkingsrecht in het geval van de donorwet van Pia Dijkstra. Aan de andere kant heb ik ze vlak bij DENK gezet; dit in hun rabiate anti-racisme campagne tegen de PVV en FvD. Ook neigen ze enigszins naar GroenLinks in hun voorliefde voor milieubeleid. Omdat het slechts gaat om twee assen in dit model is een partij hierin plaatsen altijd een zeer grote reductie van de werkelijkheid, maar in het geval van D66 is het extra lastig. Wat wel duidelijk is is dat D66 geen duidelijke eigen identiteit meer heeft, zeker niet nadat ze vol enthousiasme het eigen kroonjuweel van het referendum in 2018 om zeep hebben geholpen en ze van een anti-sleepwet- naar pro-sleepwetstandpunt gingen in het kabinet Rutte-III.

Verder zijn andere one-issue partijen lastig te plaatsen; Partij voor de Dieren en 50-Plus in dit geval. Ik heb 50-Plus maar onder “klasse” gezet, als je ouderen als “klasse” zou zien. Ook streven zij naar een zeker gelijkheidsdenken als het gaat om generatieverschillen.

De Partij voor de Dieren heb ik onder de milieubeweging geplaatst, hoewel ook zij andere linkse standpunten hebben. Zoals gezegd, geen enkel politiek model is compleet en verklaart alles. Ook zou “leeftijd” nog als dimensie aan het model toegevoegd kunnen worden.

Twee andere observaties die ik u niet wilde onthouden:

Ten eerste is het opvallend dat partijen die voor grote gelijkheid strijden (DENK, BIJ1 maar ook andere linkse partijen) de identiteit van allochtonen en andere minderheidsgroepen ophemelen. Je mag trots zijn op je afkomst, deze uitdragen is juist goed! Loop lekker rond in Afrikaanse kledij omdat je voorouders daar vandaan komen. Ook denken sommigen dat Nederland herstelbetalingen zou moeten doen aan mensen die (vermeend) afstammen van slaven. Dus aan de ene kant strijden deze politici voor gelijkheid, aan de andere kant hameren deze partijen wel op de verschillende identiteiten van groepen en dat verschillen gevierd mogen worden. Tegelijkertijd mogen blanken van deze zelfde mensen niet trots zijn op hun afkomst; zeggen dat je trots bent dat je voorouders Fries of Nederlands waren, trots zijn op onze Nederlandse cultuur, dat is allemaal taboe. Hierin zit de grote hypocrisie van deze partijen.

Begrijp me niet verkeerd: in mijn optiek is iemand beoordelen op afkomst altijd irrationeel en af te keuren. Natuurlijk kun je inspiratie halen uit wie je voorouders waren, maar we zijn allemaal individuen en we kunnen niet de verworvenheden en de misdaden van onze voorouders op onszelf projecteren. In mijn optiek is de identiteitspolitiek van minderheidsgroepen in Nederland dus net zo erg als identiteitspolitiek van blanke ethno-nationalisten en daarmee een gevaar voor de democratie.

Mijn tweede observatie: we moeten erg beducht zijn voor islamitische partijen. Aan de ene kant omdat er partijen zijn waarvan ik denk dat die onder andere voorwendselen opereren, zoals DENK. Deze partij is sterk gelieerd aan de lange arm van Ankara, die steeds islamitischer wordt en sterk vervlochten is met moskeeën. Aan de andere kant hebben we partijen als NIDA die opener zijn over hun islamitische ambities. Dit zou allemaal prima zijn, indien de islam binnen een rechtsstaat kan opereren. Echter, ongelovigen en afvalligen verdienen volgens fundamentalisten de doodstraf, en is dus niet in te passen in een democratie. Onze liberale democratie gaat uit van individuele verantwoordelijkheid en de mogelijkheid je vrijwillig te associëren. Die mogelijkheid is weliswaar aanwezig in de islam (iedereen kan moslim worden) maar alleen op de ingang en niet op de uitgang. Iedereen kan moslim worden, maar als je eenmaal moslim bent kun je er niet meer uitstappen. Zo verschuift in dit model de islam van het kopje “geloof” direct door naar het kopje “afkomst”. Eenmaal moslim, altijd moslim. Een kind geboren als moslim is dus bij voorbaat al iemand die geen keuze heeft voor deze religie. En als we andere partijen niet tolereren die mensen beoordelen op “niet te veranderen eigenschappen” en die bepaalde groepen mensen als “minder” zien, waarom doen we dat dan wel met de fundamentalistische islam? De islam kent slechts plaats in een democratie wanneer moslims uit het geloof kunnen stappen en niet-moslims als gelijkwaardig worden gezien. Oftewel: de islam als persoonlijke religie, binnen het systeem van de democratie. Oftewel een verlichte islam.

Het maken van dit model gaf mij nieuwe inzichten; het gaf verklaringen voor de dynamiek tussen partijen. Maar het belangrijkste inzicht is waar de grenzen van de democratie liggen, en waarom bepaalde partijen zoveel weerstand of desinteresse oproepen, terecht of niet.

Ook heeft het mij opnieuw gesterkt in de gedachte dat niet elke partij in onze democratische samenleving thuishoort.

De democratie is in mijn optiek nog steeds het minst slechte systeem. Om nog even terug te komen op Hans-Hermann Hoppe: ik denk dat weinigen in onze democratie terug willen naar een systeem als aristocratie of een monarchie, aangezien dat betekent dat onze vrijheden ingeleverd dienen te worden. In die zin geloof ik in de these van Fukuyama dat een liberale democratie het einde van de geschiedenis is, in die zin dat het ‘t beste systeem is om op uit te komen.

Maar dit systeem moet ook beschermd worden tegen ideologieën die kunnen ontstaan in een democratie maar deze ten gronde kunnen richten. Tegen links-radicalen (communisten, doorgeslagen social justice warriors), tegen rechts-radicalen (fascisten, ethno-nationalisten) en tegen religieuze fundamentalisten (islamisten en extreme christenen) dienen we een zekere intolerantie te hanteren, juist om het meest vrije (of minst onvrije) systeem dat we hebben te beschermen. In mijn optiek betekent dit op dit moment vooral dat we intoleranter moeten worden tegen de discriminerende en racistische social justice warriors, en de fundamentalistische islam. Daarnaast moet ook de opkomende alt-rightbeweging in bedwang gehouden worden, juist nu zoveel rechtse mensen in deze tijden van polarisatie hun toevlucht nemen tot deze beweging.

De democratie is niet het beste systeem, maar elk ander systeem is slechter en leidt tot dictatuur en onvrijheid. Het is het daarom waard om te verdedigen en voor te strijden.

 

Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties