Halve waarheid over geweld in Nederlands-Indië

Volgens de historicus Rémy Limpach hebben Nederlandse militairen in het voormalig Nederlands-Indië “structureel geweldsmisdrijven begaan”. Na zes jaar lang de militaire archieven te hebben doorgespit, kwam hij tot deze briljante conclusie. Het was natuurlijk een kwestie van makkelijk scoren. Niet alleen is een vier jaar slepende oorlog per definitie een zaak van structureel geweld, maar ook als je even naar de omstandigheden kijkt, is de conclusie uitermate voorspelbaar.

Mat Herben

Mat Herben

Immers, we weten al lang dat ongeveer 6000 Nederlandse militairen zijn gesneuveld en een veelvoud gewond raakte, we weten dat er aan Indonesische kant meer dan 100.000 slachtoffers te betreuren waren, we weten dat er aan de Politionele Acties een periode van woeste Bersiap voorafging, waarbij circa 35.000 Nederlands-Indische burgers wreed waren afgeslacht. Dan laat het zich raden dat er ook vele duizenden Indonesische burgers zonder vorm van proces zijn gedood. Als gevolg van wraakacties, als gevolg van beschietingen en bombardementen die in die tijd nu eenmaal allesbehalve precies waren. Het is misplaatst om dan met het vingertje te gaan zwaaien dat het oorlogsrecht is geschonden. Dat zal ongetwijfeld zijn gebeurd, maar die constatering heeft alleen betekenis als je haar plaatst in de context van de strijd. Er zijn dan aanvullende vragen te beantwoorden, zoals de vraag wat aan die Nederlandse geweldsexcessen voorafging. Wie is begonnen? Dat is geen jij-bak, maar een noodzakelijke vraag om te achterhalen hoe de spiraal van geweld ontstond. De Bersiap-periode trof vooral de Nederlands-Indische mensen die werkten voor de overheid, zoals de KNIL-militairen, inheemse ambtenaren en hun familie. Toen het Nederlandse leger arriveerde om de orde te herstellen, werd wraak genomen. Helaas, maar wel begrijpelijk en voorspelbaar. Het is het gezag aan te rekenen dat men onvoldoende ingreep, hierin heeft Limpach natuurlijk gelijk. Maar hij had verder moeten kijken.

Oorlogsrecht

Zo zijn er nog vele vragen te stellen: Hebben onze militairen zich vergelijkenderwijs slechter gedragen dan bijvoorbeeld de Britten tijdens hun dekolonisatiestrijd in Kenia en Maleisië? Het is niet aannemelijk. Hebben onze militairen zich wreder gedragen dan de Indonesiërs zelf? Ook dat is onwaarschijnlijk. Het bijschrift bij de bekende foto in de Volkskrant van de standrechtelijke executie van een dertiental opstandelingen vermeldde niet dat daaraan de wrede moord op zeven Nederlandse militairen was voorafgegaan, die naakt met hun geslachtsdeel in de mond in de rivier waren gegooid. Het is dan buitengewoon gratuit om te stellen dat standrechtelijke executies in strijd zijn met het oorlogsrecht. Dat is trouwens nog maar de vraag. Het oorlogsrecht beschreef in die tijd vooral de positie van (krijgsgevangen) militairen en burgers. Rebellen vielen daar niet onder. Pas in onze tijd is er terecht meer aandacht gekomen voor de mensenrechten van rebellen. Als opstandelingen in een burgeroorlog verklaren zich te zullen houden aan het oorlogsrecht, dan moeten zij tegenwoordig ook als krijgsgevangenen volgens de Geneefse Conventie worden behandeld. Maar als zij dat niet doen, zoals bijvoorbeeld het barbaarse optreden van IS laat zien, dan hoeft het niemand te verbazen dat IS-strijders standrechtelijk worden geëxecuteerd. Tijdens de Politionele Acties was dat natuurlijk ook zo. De islamitische rebellen van Daroel Islam pleegden nietsontziende terreurdaden tegen de eigen bevolking, tegen de Nederlandse militairen, maar ook tegen het Indonesische leger. Limpach had hieraan veel meer aandacht moeten besteden.

Structureel goed?

De onderzoeksvraag “Hebben Nederlandse militairen zich structureel misdragen?” is onvoldoende basis voor een onderzoek met wetenschappelijke pretentie. De vele aandacht en lof die de studie krijgt, is alleen te verklaren vanuit de politieke beladenheid van het onderwerp. Limpach stelt dat er geen sprake was systematische geweldsmisdrijven, maar dat het zo vaak gebeurde dat je het niet meer ‘incidenteel’ kunt noemen. Het is een nogal armoedige en aanvechtbare redenering, want zo kun je ook het tegenovergestelde bewijzen: het Nederlandse leger heeft de burgerbevolking en de Indonesische strijders ‘structureel’ goed behandeld, want humanitair optreden van de Nederlandse militairen gebeurde zo vaak dat het niet meer incidenteel kan worden genoemd….

Eerste politionele actie

Militaire kolonne tijdens de eerste politionele actie. Afb: Collectie Tropenmuseum. Fotograaf: C.J. (Cees) Taillie

Je hoeft geen zes jaar te spitten in de archieven om de waarheid van deze stelling aan te tonen. Limpach geeft zelf trouwens toe dat de “overgrote meerderheid van de Nederlandse militairen schone handen heeft”.  Maar daar zijn de media natuurlijk niet in geïnteresseerd. Die hebben alleen belangstelling voor politieke commotie in de Tweede Kamer.

De vraag is dus gewettigd wat het nut en de betekenis zijn van dit proefschrift. De waarheid is er niet mee gediend als half werk wordt geleverd, want een halve waarheid is moeilijker te ontzenuwen dan een hele leugen. De hoogbejaarde Nederlandse militairen worden ten onrechte in een kwaad daglicht gesteld. Indonesië zit helemaal niet te wachten op het gespit in haar verleden, een enkeling daargelaten die geld ruikt. Een werkelijk alomvattend historisch onderzoek zou vanuit Nederlands perspectief zinvol kunnen zijn om dit hoofdstuk af te sluiten. Maar dat zou een gezamenlijk project met Indonesië moeten zijn. Ik denk niet dat Indonesië haar archieven echt wil openen, niet voordat alle ooggetuigen zijn overleden. Een deel van de ongemakkelijke waarheid is immers ook dat het niet alleen ging om een onafhankelijkheidsoorlog tegen Nederland. Het was ook een burgeroorlog, waarin de Indonesiërs zeer verdeeld waren. Niet alleen vochten tienduizenden KNIL-militairen aan de kant van Nederland, maar ook onderling was er veel strijd met onder andere Daroel Islam. Nu worden alle slachtoffers toegeschreven aan Nederland, zoals ook het beruchte voorval in Rawahgedeh laat zien. Nederlandse militairen waren daar verantwoordelijk voor de standrechtelijke executie van twintig Daroel Islam-rebellen, die eerder hadden huis gehouden onder de burgerbevolking. Nu worden alle Indonesische doden op het conto van de Nederlanders geschreven. Zie hiervoor het belangwekkende relaas van sergeant Dijkstra, http://www.rawahgedeh-feiten.nl/kwestie-rawah-gedeh-nog-eens-op-een-rijtje/

Ook de Indonesische historicus Abdul Wahid https://javapost.nl/2015/02/02/de-wandaden-van-de-indonesiers-moeten-ook-onderzocht-worden/  pleit voor meer onderzoek: ‘Volgens onze nationale geschiedenis verenigden alle Indonesiërs zich. Maar het lag veel gecompliceerder. Er waren grote etnische en ideologische verschillen. Mensen die in de koloniale periode een goede positie hadden gehad, wilden de oude macht terug. De meerderheid vocht voor de eigen staat. Ik noem de militairen die waren getraind door Japanners, paramilitairen en linkse groeperingen. In 1948 namen communisten de macht over. Soekarno onderhandelde met de Nederlanders en dat was tegen hun zin. Zij eisten honderd procent Merdeka – vrijheid en macht.’

De Amerikanen kozen de kant van de Indonesische Republikeinen, terwijl Nederland militairen stuurde en een oorlog begon. Den Haag sprak verhullend over ‘politionele acties’. In Indonesië noemden ze die acties bij hun naam: ‘Agresi Militer Belanda’. Wahid: ‘Het was een cruciale periode voor Indonesië. Toen is een overgang gemaakt van een koloniale naar een onafhankelijke macht. Indonesië werd als natie geboren. Maar hoe Indonesië die onafhankelijkheid in al haar facetten heeft verworven, staat niet in onze schoolboeken. We kennen alleen de heroïek en dat is het. Wij hebben geen antwoord op de vraag waarom Indonesië de staat werd die hij nu is.’

Bovendien, voeg ik eraan toe, wie gaat spitten in de Indonesische geschiedenis, komt ook in 1965 het vermoorden van een miljoen ‘communisten’ tegen. Daarbij verbleken de Politionele Acties. Indonesië heeft niets te winnen met historisch onderzoek naar ‘structureel geweld’.

Blunder NIMH

Het lijkt erop dat het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) hier flinke steken heeft laten vallen door de zwartwit benadering van haar medewerker Limpach te steunen. Maar het is bepaald niet de eerste keer dat een medewerker van dit defensie-instituut politieke opschudding veroorzaakt. Het gebeurt vaker dan incidenteel dat een medewerker van NIMH promoveert op een omstreden proefschrift over het optreden van Nederlandse militairen. Denk aan Petra Groen, Herman Amersfoort, Stef Scagliola, enz. Op deze manier verschaften zij zichzelf toegang tot de academische wereld, meestal een hoogleraarschap. Maar u mag natuurlijk gerust geloven dat het hen vooral om waarheidsvinding ging. De wetenschappelijke toekomst van Limpach is nu zeker gesteld. Zo werkt het in academisch Nederland. Dit gebeurt zo vaak dat ik het structureel durf te noemen…

Als het NIMH samen met Indonesische collegae een volledig onderzoek zou mogen doen, is daar niets op tegen. Maar er moet een einde komen aan dit soort onvoldragen proefschriften, die alleen het ego van de auteur strelen. Niet omdat hun kritische toon mij zou storen, maar omdat de historici werken voor Defensie. Daardoor krijgt hun boek veel meer aandacht en status dan het waard is, ook staat er een ‘disclaimer’ in dat het werk uitsluitend de persoonlijke mening van de auteur weergeeft. Onze militairen hebben recht op eigen historici, zoals zij ook eigen artsen en juristen hebben, die hun belangen behartigen. Dat is de belangrijkste reden waarom het boek van Limpach niet met medewerking en instemming van NIMH had mogen verschijnen. Wat hij in Zwitserland doet, of aan een linkse universiteit in Nederland, moet hij zelf weten. Maar nu wordt Nederlandse veteranen het recht op een deskundig weerwoord door hun eigen NIMH ontnomen en wordt de minister in een onmogelijke positie gebracht tegenover haar eigen ambtenaren.

 

 

Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

2 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
ab h.bouvy
7 jaren geleden

‘Blunder NIMH?’

Het hele instituut is zo fout als ik weet niet wat! Je zou toch zeggen dat mannen en jongens die cruciale jaren van hun leven geofferd hebben om in Indië orde op zaken te stellen en daardoor een aanzienlijke maatschappelijke achterstand opliepen qua studie, werkervaring etc t.o.v. hen die hier bleven.toch op z`’n minst recht hebben op een geschiedschrijving die recht doet aan het offer dat zij gebracht hebben. Het tegendeel is het geval! Met name zgn.’kwaliteitskranten’ munten uit door publicatie van oncontroleerbare, eenzijdige verhalen die maar al te vaak gepaard gaan met afbeeldingen van doodgeschoten of verhongerden Indonesiërs. Dat in vrijwel alle gevallen deze Indonesiërs, Chinezen enz. het slachtoffer waren van ongeregelde Indonesische troepen, zgn.’bendes’, staat er niet bij. Nee, men wil de suggestie wekken dat het Nederlanders waren die dit op hun kerfstok hadden.

En in plaats van dat het Nederlands Instituut voor Militaire Historie hier tegen in het geweer komt doet ze het tegenover gestelde met de publicatie van De brandende kampongs van generaal Spoor’.

Brantz
7 jaren geleden

Prima evenwichtig verhaal. Kan Kamphuis en consorten in de zak steken