Reuring met rechters

Het PVV-voorstel om rechters elke paar jaar op een soort beoordelingsgesprek te laten komen, valt niet best in Den Haag. Geen enkele andere partij wil er aan. Het zou de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht op het spel zetten, volgens de meeste partijen, maar verder dan dat komen zij vooralsnog niet. Voor dat standpunt is wel wat te zeggen, maar voor het standpunt van Wilders eigenlijk ook en misschien wel meer. In dagblad De Telegraaf van dinsdag 13 december tekende de krant deze woorden van Wilders op: “Mensen met een baan hebben een functioneringsgesprek, want iedereen maakt fouten. Ook rechters. Ik denk dat het niet meer van deze tijd is om ze voor het leven te benoemen. Dus doe dat maar tijdelijk en kijk dan of ze herbenoemd moeten worden”.  

Afb: pixabay

De scheiding der machten wordt met een mooie frase ook wel de ‘trias politica’ genoemd. Dat houdt dus in dat de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht in ons land bij verschillende instellingen behoren te liggen. Deze ‘scheiding der machten’ is bedacht door de Franse filosoof Charles baron de Montesquieu (1689-1775). Montesquieu is belangrijk geweest voor de ontwikkeling van de rechtsstaat, ook in ons land. Hij vond dat de vrijheid van de inwoners van een staat een belangrijke waarde was en hij zag in dat personen of organisaties die onevenredig veel macht hebben, op den duur onvermijdelijk misbruik gaan maken van hun macht. Daarom kwam hij met het idee om op deze manier de macht te verdelen.

De wetgevende macht in Nederland bestaat uit het parlement en de regering. Het volledige parlement bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer, terwijl de regering wordt gevormd door de koning en de ministers, zo bepaalt art. 42 lid 1 van de Grondwet. Het kabinet is dus een onderdeel van de regering.

De uitvoerende macht bestaat uit de regering. De regering geeft namelijk leiding aan de ministeries en hun ambtenaren, die zich bezighouden met de uitvoering van wetten. De uitvoerende macht kan maar beter rekening houden met de wetgevende macht, oftewel de Eerste en de Tweede Kamer. Als de regering haar werk niet goed doet, dan kan het parlement de regering ten val brengen. Dat betekent dat de regering moet aftreden en er komen dan meestal nieuwe verkiezingen. Dit is de ‘vertrouwensregel’ tussen de regering en het parlement. Tot dusver heeft dat aardig gewerkt en maakte de regering inderdaad plaats wanneer het parlement dat eiste.

De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de rechters en het Openbaar Ministerie (OM). De rechters spreken recht op basis van wetten, verdragen, gewoonten en eerdere rechterlijke uitspraken (jurisprudentie). In een rechtsstaat kan een rechter ook een uitspraak doen die nadelig is voor de overheid, maar rechters mogen niet de wetten op eigen houtje gaan toetsen aan de Grondwet. Dat hoort bij de andere twee machten thuis. Het OM vervolgt verdachten van een strafbaar feit en valt rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De minister geeft in grote lijnen aan hoe het OM moet werken en dat geeft de minister (iemand die dus tot de uitvoerende macht hoort) enige invloed op het OM.

De wetgevende macht wordt gekozen door het volk, waarna deze wetgevende macht in principe 4 jaar de gelegenheid heeft om de verkiezingsbeloften gestalte te geven. Tenminste: dat was altijd de bedoeling. Zij formeren uit hun midden een regering die met en namens de koning het land gaat besturen conform de verkiezingsbeloften. Nogmaals: dat was altijd de bedoeling, maar mocht het niet lukken kun je altijd nog ‘sorry’ zeggen. Dat terzijde. De uitvoerende macht kan naar huis gestuurd worden en daarmee ook de invloed op de helft van de rechterlijke macht. De rechters worden wel gecontroleerd, maar kunnen kennelijk zelfs een Gamma-bouwmarkt leegstelen zonder ontslagen te worden.  Er zijn nog veel meer van deze gevallen bekend. Slechts de Hoge Raad, een onderdeel van de rechterlijke macht zelf dus, kan rechters schorsen of ontslaan op basis van persoonlijk gedrag of persoonlijke situaties van rechters, in de volgende gevallen:

  • als een rechter niet meer in staat is om zijn werk te doen. Dat kan te maken hebben met ziekte of psychische problemen.
  • als een rechter gedrag vertoont dat botst met zijn positie. Bijvoorbeeld als hij wegens een misdrijf definitief  is veroordeeld.
  • als een rechter te weinig kennis of vaardigheden heeft voor zijn vak. Een rechter krijgt dan eerst de gelegenheid om zijn functioneren te verbeteren.

Maar dat gebeurde dus nog niet vaak en dat is merkwaardig. Ook het feit dat de rechtsprekende macht kennelijk zichzelf beoordeelt, is niet conform de bedoelingen van Montesquieu: “…hij zag in dat personen of organisaties die onevenredig veel macht hebben, op den duur onvermijdelijk misbruik gaan maken van hun macht”. Dat rechters zich vervolgens zelf wel in staat achten om een lid van de wetgevende macht te be- en veroordelen, is op zich ook opmerkelijk.

De parlementariërs die het voorstel van Wilders vanaf de heup beschoten, doen er wellicht goed aan hun standpunt toch nog maar eens te heroverwegen. Het is 2016 en geen 1848.

 

 

 

 

Deel dit:
0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties